The Serpent’s Egg

The Serpent’s Egg van Ingmar Bergman speelt zich af in de vroege jaren 20 van de vorige eeuw, tijdens de somberste crisis van het door de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog vernederde en economisch totaal ontwrichte Duitsland.

The Serpent’s Egg (1977)

Film: *

Lumière (geen extra’s)

Problemen met de fiscus van de Zweedse welvaartstaat dreven Bergman in 1976 voor enkele jaren het land uit. Zijn eerste in ballingschap gedraaide film maakte hij voor rekening van Dino De Laurentiis in de Bavariastudio in München. De film speelt zich af in de vroege jaren 20 van de vorige eeuw, tijdens de somberste crisis van het door de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog vernederde en economisch totaal ontwrichte Duitsland. We zijn getuige van de lange aftakeling van Abel Rosenberg (David Carradine), een Amerikaanse Jood die aan de kost komt als circusacrobaat. Na de mysterieuze zelfmoord van zijn broer neemt hij contact op met zijn schoonzus (Liv Ullmann), die de attractie is van een schunnig derderangscabaret. Samen ontrafelen ze een gruwelijk complot dat de voorbode is van de gruwelen van het Hitlerbewind.

Wat Bergman hier opdient, is opgewarmde kost uit eigen films, versierd en gekruid met toespelingen op het Duitse expressionisme. Dit dan vooral in de figuur van dokter Vergerus, een diabolische wetenschapper in de traditie van Mabuse en Caligari. De weinig subtiele schokeffecten botsen met de pseudodiepzinnige alibi’s van Bergmans horrorvisie op de ontaarde maatschappelijke chaos die het nazisme baarde.


The Serpent’s Egg gaat ten onder aan zijn overdaad. Bergman behoeft geen dure studiodecors, groot budget, historische reconstructie, buitenlandse acteurs, zoomlenzen of Grand Guignol-effecten. De regisseur is op zijn best als hij kale films maakt, zoals Skammen. Twee mensen op een eiland: meer heeft hij niet nodig.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content