De Vlaamse film specialiseerde zich in 2017 in middelmatigheid
Yes, Vlaanderen heeft een eigen filmindustrie. Maar die maakt weinig indruk in het buitenland.
Vanaf januari volgt Erwin Provoost Pierre Drouot op als intendant van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Drouots erfenis: de productie is geprofessionaliseerd en Vlaamse film is een merk geworden… in Vlaanderen. Vraag aan eender welke buitenlandse filmjournalist om de Vlaamse film te definiëren en een ‘quoi?’, ‘que?’of ‘mitä?’ – er zijn ook Finse filmjournalisten – zal uw deel zijn. Vraag naar de Belgische cinema en de man/vrouw in kwestie zal het allicht sneller over de Dardennes dan over D’Ardennen (2015) hebben. De peetvaders van de Waalse film slagen namelijk nog steeds in wat wij ook dit jaar weer niet voor elkaar kregen: een selectie in de hoofdcompetitie van ’s werelds belangrijkste filmfestivals. Waar we wél steeds beter in worden: troostprijzen uit nevensecties verkopen alsof het een Nobelprijs voor Cinematografie betreft.
De taxshelter en de VAF-subsidies hebben van de Vlaamse film misschien een klein industrietje gemaakt, maar dan wel eentje dat zich specialiseert in middelmatigheid. Geen filmjaar dat dat zo duidelijk aantoont als 2017. Fien Troch opende het jaar uitstekend met Home en Gilles Coulier sloot het netjes af met Cargo, maar daartussen werd je als bioscoopbezoeker onaangenaam verrast door ondermaatse literatuuradaptaties als Sprakeloos, Het tweede gelaat en Vele hemels boven de zevende. Omdat tv-zenders steeds vaker geld pompen in de filmambities van hun eigen regisseurs kregen Vlaamse filmadepten ook nog afschuwelijkheden als Alleen Eline, Verborgen verlangen en Bad Trip voorgeschoteld. En zelfs golden boy Michaël R. Roskam stelde teleur met Le fidèle.
In 2017 was er elke week wel ergens een Vlaamse film te zien. De nodige centen zijn dus duidelijk voorhanden. Misschien moeten die in 2018 eens in de handen van de juiste mensen gestopt worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier