Alles in ‘Hi My Name Is Jonny Polonsky’ mislukt. Maar dat maakt de film net beter
Ze staat al bijna een maand op VRT Nu, maar we zouden toch nog graag even terugkomen op Hi My Name Is Jonny Polonsky, de docu die Otto-Jan Ham voor Canvas maakte.
Eerlijk: op voorhand zaten we niet te wachten op Hi My Name Is Jonny Polonsky. Otto-Jan Ham die zijn compleet vergeten jeugdheld, Jonny Polonsky, naar ons land haalt voor een minitournee en een documentaire: het had niet meteen de allures van een goed plan. Het klonk allemaal iets te veel als je nonkel die je voor de elfendertigste keer probeert te overtuigen dat The Triffids de beste groep aller tijden is en je er echt écht naar moet luisteren.
Een kwartier ver in de film moesten wij onze mening bijstellen. Niet over de premisse – het was wel degelijk een slecht plan. Wel over de docu. Al snel in Hi My Name Is Jonny Polonsky wordt duidelijk dat de dingen niet bepaald lopen zoals Otto-Jan Ham ze zich voorgesteld had. Zijn vrouw is niet wild van de aankondiging dat een wildvreemde twee weken in hun huis komt wonen. De tour die hij voor zijn jeugdheld geboekt heeft, blijkt uit een reeks cafés voor een grotendeels ongeïnteresseerd publiek te bestaan. Otto-Jan Ham lijdt zichtbaar onder alle teleurstelling. En Polonsky, niet de meest enthousiaste mens, blijkt vooral geïnteresseerd in de vraag of hij voor elk concert apart betaald wordt en wat het paswoord van de wifi is. Wat volgt, is een uur vol ongemakkelijke autoritten, roemloze concerten waarvan je blij bent dat je er niet bij was en onderhuidse spanningen tussen Otto-Jan Ham en zijn jeugdheld. Het is ook niet alsof het beter wordt: Hi My Name Is Jonny Polonsky eindigt met een roemloos afscheid in de luchthaven, waarna Otto-Jan Ham naar zijn vrouw belt om te zeggen dat hij blij is dat het gedaan is.
Alles in Hi My Name Is Jonny Polonsky mislukt. Alleen: hoe meer de opzet faalt, hoe beter de film wordt. Hi My Name Is Jonny Polonsky is de beste Belgische docu die we in jaren op Canvas hebben gezien. Het is moeilijk om je vinger erop te leggen, maar er zit iets bijzonders in alle mislukking. Iets dat de traditionele muziekdocumentaire overstijgt. Het gaat over hoe jeugddromen niet altijd zijn wat je ervan verwacht, over hoe artiesten niet altijd doorbreken en over de verfrissende eerlijkheid van menselijke ongemakkelijkheid. Hi My Name is Jonny Polonsky is het soort film waarbij je achteraf met meer vragen zit dan op voorhand.
Otto-Jan Ham: Je bent niet de eerste die dat zegt. De respons was overweldigend. Ik krijg wel eens mails of berichten na een uitzending, maar deze keer was het een tsunami. Blijkbaar voelden veel mensen de behoefte om mij na Hi My Name Is Jonny Polonsky persoonlijk aan te spreken. Op de een of andere manier moet die docu een snaar geraakt hebben. Dat doet me heel veel plezier. Omdat ik altijd geloofd heb dat dit verhaal de moeite was om te vertellen.
Met welk idee ben je aan de documentaire begonnen?
Ham: Ik wilde graag een muziekdocumentaire maken. Ik ben een grote fan van het genre. En verder is het verhaal zoals ik het in de docu vertel vrij authentiek. Op een avond zat ik nog eens naar de debuutplaat van Jonny Polonsky te luisteren, ik stuurde hem een berichtje en kreeg onmiddellijk antwoord. Waarna ik wist: dit is het verhaal dat ik wil vertellen. Het is me echt op een presenteerblaadje aangereikt.
Had je dan een soort Searching for Sugar Man in gedachten, die documentaire waarin twee fans singer-songwriter Sixto Rodriguez van de vergetelheid willen redden?
Ham: Nee. Ergens hoopte ik daar wel op, maar terwijl ik de tour aan het boeken was, besefte ik: het gaat niet gebeuren. Ik wilde vooral een portret maken van een artiest die al jaren tevergeefs aan de weg timmert maar toch blijft doordoen. Hij heeft het talent. Hij heeft de kansen gehad – zijn demo’s zijn geproducet door Frank Black van de Pixies, Rick Rubin heeft zich over hem ontfermd – en toch gebeurt het maar niet.
Tegelijk vond ik het interessant om naar de overeenkomsten met mezelf te kijken. Destijds was hij mijn held – nauwelijks een paar jaar ouder dan mezelf – die het leven leidde dat ik wilde leiden. Ik vroeg me af hoe dat nu zat. Na je twintigste gaat het leven met je aan de haal, tot je plots twintig jaar verder bent. Heb je dan de juiste keuzes gemaakt? Heb je dan het onderste uit de kan gehaald? Mij leek dat een interessant uitgangspunt. Maar het was heel snel duidelijk dat hij daar geen zin in had. Absolúút geen zin in, zelfs.
Wanneer had je door dat de film aan het mislukken was?
Ham: Dat gevoel heb ik regelmatig gehad. (lacht) De eerste keer was al na twee dagen. We hadden een lang interviewmoment ingelast dat ik doorheen de film wilde gebruiken om zijn verhaal te vertellen. Maar na twee vragen had ik door dat hij geen enkele intentie had om in zijn ziel te laten kijken. Hij kwam nooit verder dan: ‘Dat is hoe de dingen soms lopen.’ Alles wat dieper ging, blokte hij af. Toen zonk de moed mij een eerste keer in de schoenen. Dat was namelijk min of meer de premisse van de hele film.
Daarna zijn de dingen alleen maar bergaf gegaan. Na het eerste optreden besefte ik dat er geen happy end in zat. Er was geen connectie tussen hem en het publiek. En ondertussen begon ik meer en meer panikeren. Die twee weken in België met hem waren loodzwaar. Ik heb al best vermoeiende producties gedraaid, maar dit was van een andere orde. Sjoerd (Tanghe, de cameraman en coregisseur, nvdr.) en ik waren doodop toen hij weg was.
En dan kwam de volgende klap: covid. Het was de bedoeling om in de zomer naar de VS te gaan om Jonny ginder te volgen en Frank Black en de gasten van Rage against the Machine over hem te interviewen, maar dat viel dus ook in het water. Toen dacht ik echt: we zijn het kwijt. De film komt er niet. Het enige materiaal wat Sjoerd en ik hadden was twee weken aan beelden van ongemakkelijke autoritten en optredens voor een lauw publiek. Pas toen we in paniek door die beelden gingen, had ik door dat daar eigenlijk net een heel goede film in zat. Grauwer en minder romantisch dan ik in gedachten had, maar daarom ook eerlijker en interessanter.
My Name Is Jonny Polonsky wordt vergeleken met Anvil! en This Is Spinal Tap, maar mij deed het meer denken aan Inside Llewyn Davis van de Coens: het verhaal van een folkzanger die níét Dylan is en eindeloos aanmoddert in duffe clubs. De big break die je als kijker verwacht, komt er nooit.
Ham: Die referentie had ik nog niet gehoord, maar ik snap ze wel. Ik weet dat ik naar Inside Llewyn Davis keek en dacht: get your act together. Je voelt een dwarsheid bij die gast die hem siert, maar ook heel frustrerend is om naar te kijken. Hij saboteert zichzelf. Hij heeft de neiging om de mensen die het goed met hem voorhebben tegen zich te keren. Dat gevoel heb ik bij Jonny ook vaak gehad.
Ik denk dat dat ook de reden is waarom het voor Jonny nooit helemaal gelukt is. Die vraag wordt in de documentaire nooit letterlijk gesteld, maar het antwoord zit er impliciet wel in. Jonny heeft diezelfde koppigheid als Llewyn Davis: geen compromissen sluiten, het altijd beter weten. Achteraf bekeken had ik dat ook kunnen weten. Frank Black heeft hem helemaal in het begin van zijn carrière proberen te helpen door zijn eerste demo’s te producen, maar Jonny was er niet tevreden van en heeft ze dan maar zelf nog eens opgenomen. Dat zegt eigenlijk alles: de frontman van de Pixies doet je een plezier waar elke muzikant van droomt, maar jij zegt: ‘Bedankt, maar ik doe het liever zelf.’ Die artistieke koppigheid is bewonderenswaardig, maar veel vrienden voor het leven maak je er niet mee.
Ik weet niet precies waarom, maar er is weinig triestiger dan een muzikant zonder publiek.
Ham: Dat is een tragisch beeld, ja. Met die gedachte heb ik tijdens het maken van de documentaire vaak geworsteld. Heb ik hem met deze tour nu een dienst bewezen of niet? Had ik beter een mail gestuurd om te zeggen dat hij een job moest zoeken die hij leuk vond en muziek eerder als een hobby zien? Dat klinkt lullig, maar misschien is dat wel de harde waarheid waar hij als mens meer nood aan heeft. Hij krijgt nu plots weer aandacht. Je voelt dat hij dat als een aanmoediging ziet. Een nieuwe start. Maar is dat wel goed voor hem? Wanneer moet je iemand beschermen tegen zijn eigen koppigheid? En is het niet heel erg pretentieus om dat voor een ander uit te maken?
Leeft hij van zijn muziek?
Ham: Ik heb hem er een paar keer naar gevraagd, maar daar werd hij kregelig van. Ik denk dat hij niet van zijn eigen muziek kan leven en hier en daar wat bijklust in de muziekindustrie. Ik weet dat hij een tijdje als chauffeur voor System of a Down en Weezer heeft gewerkt – ik zag dat hij nu ook online gitaarlessen aanbiedt – maar dat onderwerp was taboe. Al dat soort onderwerpen was trouwens taboe: ik blijf denken dat hij soms een beetje van die realiteit wegloopt.
Gelukkig zat er ook veel humor in je docu. Of liever: plaatsvervangende ongemakkelijkheid. Bij momenten deed de film aan The Office denken.
Ham: Niet alleen plaatsvervangend, hoor. (lacht) Ik weet eigenlijk niet of ik de film zou kunnen kijken als ik hem zelf niet gemaakt had. Pakweg Borat: ik kan dat niet aan. Daar zit een ongemakkelijkheid in waar ik niet naar kan kijken. Die twee weken met hem in België waren op dat vlak een beproeving: ik heb al die cringe live meegemaakt.
De ongemakkelijkheid werd ook alleen maar erger. De ochtend van zijn vertrek zei hij echt niks meer. Er hing een heel kille sfeer in huis. Zodra we aankwamen op de luchthaven, begon hij bijna naar de gate te lópen. Sjoerd en ik hadden de indruk dat hij ons uit het wiel probeerde te sprinten. We moesten echt ons best doen om in zijn spoor te blijven. Aan de gate volgde een soort obligate knuffel en weg was hij. De camera volgde hem nog, maar hij keek niet eens meer om. (lacht) Een heel bizar en ongemakkelijk afscheid.
De grote sterkte van de docu zijn die kleine, menselijke scènes. Jonny die in Amsterdam liever tot half zeven in plaats van zes uur op zijn kamer wil zitten. Jij die niet durft zeggen dat je een band rond hem hebt opgericht. Jonny die in Het Depot vraagt of Isolde Lasoen er al gespeeld heeft – antwoord: ‘Ja, maar wel in de grote zaal.’ Jonny die langs zijn neus weg Frank Vander lindens gitaarspel disst.
Ham: Dat laatste was voor mij de druppel. Hij wist dat ik Frank hoog heb zitten. Ik kon niet geloven dat hij dat zei. Ik was te verbouwereerd en te laf om hem uit de auto te smijten, maar eigenlijk had ik dat moeten doen.
Jonny beweert nog altijd dat het niet persoonlijk was en Frank zich gewoon niet had voorbereid, maar dat is pertinent onwaar. Het was gewoon onduidelijk welke partijen hij moest spelen en Jonny had tijdens de repetitie niet bepaald zin om hem daarmee te helpen. Ik vermoed dat hij gewoon schrik had voor zijn plek op de apenrots. Nu goed, die schuld wil ik wel op mij nemen. Jonny had gezegd dat hij niet van pick-up musicians hield. Ik heb Frank en hem in die positie gebracht.
Ik zag dat hij de T-shirts die je had laten maken op Instagram verkocht.
Ham: Dat is weer zoiets zots. Hij vroeg om er een paar mee te mogen pakken. Ik dacht: die zullen voor zijn vrienden zijn. Hij heeft er uiteindelijk een stuk of acht naar New York meegenomen. Maar toen hij na de uitzending merkte dat er interesse was, heeft hij die gewoon voor dertig dollar per stuk verkocht. Zonder aan mij te vragen of het oké was om T-shirts te verkopen die ik betaald had. (lacht) Dat is toch een echt patéke.
Je zei daarnet dat je een grote fan van muziekdocumentaires bent. Over welke films heb je het dan?
Ham: Alles eigenlijk. Als het over muziek gaat, wil ik het zien. Maar de docu’s die ik het liefst kijk, zijn die met een toffe insteek. Mistaken for Strangers, bijvoorbeeld, een docu over The National, maar dan gedraaid door de kleine broer van de zanger die vooral vragen stelt als: ‘Hebben jullie je portefeuille bij op het podium?’ Heavy Metal Parking Lot is er ook zo eentje. Die docu bestaat louter uit interviews met fans die op de parking in het zonnetje aan het wachten zijn voor een show van Judas Priest. Ik vind het fijn als zo’n documentaire over meer gaat dan de band.
Ik denk dat Hi My Name Is Jonny Polonsky dat ook doet. De film staat of valt niet met wat je van zijn muziek vindt. Net omdat de opnames zo anders hebben uitgepakt, gaat het over meer. Over jeugdhelden, en hoe je die altijd op een piëdestal plaatst, ook tegen beter weten in. Over koppigheid van artiesten, en of die terecht is of niet. Ik denk dat de film daarom ook bij zo veel mensen een snaar raakt. Ken je die rubriek waarin mensen een brief aan hun zestienjarige zelf schrijven? Jonny Polonsky is daar op een manier de lange versie van.
Muziekdocumentaires gaan doorgaans twee richtingen uit. Ofwel mythologiseren ze rock-‘n-roll, zoals The Last Waltz. Ofwel proberen ze de romantiek te doorprikken, zoals Some Kind of Monster. Zit jouw film daar ergens tussenin?
Ham: Dat zou wel eens kunnen kloppen. Verheerlijkend is het alleszins niet. Zelfs als je veel meer succes hebt dan Jonny Polonsky, ziet je leven er niet gek veel anders uit dan wat je in de film ziet. De busjes en de podia zijn groter, maar je besognes zijn hetzelfde. Qua levensstijl is rock-‘n-roll verschrikkelijk. Als je daar echt in gelooft, ben je iets te naïef.
Maar tegelijk doe ik dat wel en ben ik daar net wel heel naïef in. Iemand met wie ik vroeger op school en in de scouts heb gezeten, is nu vrachtwagenchauffeur voor Nick Cave op zijn internationale tours. Dat is alleen maar ’s nachts rijden en hard fysiek werk, maar toch denk ik: ‘Waw, jij hebt echt de allergraafste job ter wereld. Jij rijdt rond met de versterker van Warren Ellis!’ Ik weet het, dat is zielig om op je 42e nog te hebben, maar tegelijk ben ik daar ook blij om.
Heeft Jonny Polonsky de film al gezien?
Ham: Ja.
En?
Ham: Hij was zelfs heel enthousiast, wat me aanvankelijk verbaasde. Ik had hem de link met hangende pootjes doorgestuurd. Ik was bang dat hij teleurgesteld zou zijn. Ik was me er al half op aan het voorbereiden dat hij de release zou tegenhouden en een juridisch gevecht zou beginnen. Maar dat bleek dus niet nodig.
Ik moet opletten hoe ik dit verwoord, maar onderhuids zegt de docu heel erg veel over een behaagzieke kant van jou. Heel veel van de ongemakkelijkheid in de film lag niet aan hem, maar kwam door jou.
Ham: (lacht) Behaagziek is het juiste woord, ja. Niet mijn mooiste kant, ik weet het. Je ziet dat ook in de docu: zelfs na alles wat hij doet, bewonder ik hem nog altijd te veel om dat te kunnen loslaten.
Nu we een paar maanden verder zijn, snap ik ook beter waarom hij blij met de film is. Ik spaar mezelf niet in de film. Hij heeft even hard gelachen met mij als ik met hem. Ik begrijp nu ook beter hoe vreemd die hele situatie voor hem geweest moet zijn. Plus: die twee weken in België zijn waarschijnlijk het hoogtepunt van zijn solocarrière van de laatste vijftien jaar. Wat ergens een beetje triest is, maar ook wel mooi.
Maar anders moet je hem dat zelf maar vragen. Je moet hem maar eens mailen: hij zal wel snel antwoorden. Hij is nogal mercantiel op dat vlak. (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier