Van Morrison blootgelegd

De eminentste aller popschrijvers spit de betekenis achter de kreunen, grommen en schreeuwen van de Caledonische soul brother par excellence naar boven.

Listening To Van Morrison **

Greil Marcus, Faber and Faber, 195 blz., € 15

Bizar. Liefst twee nieuwe boeken met krek dezelfde cover liggen er voor onze neus. Allebei geschreven door heerschappen die harder hebben gestudeerd dan wij: Peter Mills, senior lecturer aan de universiteit van Leeds, en Greil Marcus, geroemd criticus, journalist en auteur. Bovendien mikken ze allebei op dezelfde roos: ‘het blootleggen van Van Morrisons specifieke genie’ (in Marcus’ Listening To Van Morrison) en ‘de passionele, eloquente studie van zijn complexe en invloedrijke kunst’ (in Mills’ Hymns To The Silence). Na een grondige afweging die een geeuw lang duurt, kiezen wij kordaat voor het dunste werkje.

U had al begrepen dat onze keuze vooral stoelt op het feit dat Greil Marcus zich sinds Mystery Train (1975), Lipstick Traces (1989) en Invisible Republic (1998) tenminste niet meer hoeft te bewijzen. Als er één man is die populaire muziek uit de kelder van het triviale entertainment heeft gehesen en een rechtmatige stek heeft bezorgd in de loop van de moderne (cultuur-)geschiedenis, is het deze grijze Californiër wel.

Listening To Van Morrison is geen oplijsting van alles wat the grumpiest of old men in zijn dik veertigjarige carrière heeft uitgebracht. Bestempel het als onderzoekend proza, een onbeteugeld en dus niet zelden academisch mijmeren bij net die platen waarop Marcus ‘de beelden haast kan grijpen en zélf deel wordt van een drama’ – zoals hij zijn blootstelling aan Tupelo Honey bijvoorbeeld verwoordt.

De rode draad doorheen deze bundel bondige essays laat zich snel traceren. Van Morrison, zo wil een begeesterde Marcus je doen geloven, draagt niet half zoveel betekenis en magie over middels noten en tekstregels, als wel met alle ruimte daar tussenin. Hij schrijft niet zozeer lyrics voor een song, maar – om Themgitarist Billy Harrison te citeren – gooit er woorden tegenaan. Sterker: wat Morrisons beste momenten pas écht ‘bijna-bovenmenselijk’ maakt (Marcus’ omschrijving), is zijn frasering. Zijn kreunen, grommen en schreeuwen dus.

Daar valt best iets voor te zeggen, zij het dan geen kleine tweehonderd bladzijden lang. Want zó diep kijkt Marcus in de keelholte van zijn onderwerp dat hij nauwelijks toekomt aan zijn meest geprezen gave: contextualiseren, en precies zo verklaren waarom grootse werken zo groots zijn. Of hoe je ook te ver into the mystic kunt zeilen.

KURT BLONDEEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content