Het koesterboek van Heleen Debruyne: ‘De schriftjes van mijn opa!’
One book to rule them all: bekende boekenvrienden vertellen over dat ene werk dat ze hen nooit mogen afpakken. Deze week: Heleen Debruyne over de schriftjes van haar opa. ‘Ik vrees dat mijn oma heeft meegelezen in deze dagboeken.’
Je moet al op een onbewoond eiland wonen om Heleen Debruyne ondertussen níét te kennen. Ze is al jaren een vaste kracht achter de schermen van het Klara-programma Pompidou, ze schrijft spitante columns voor Humo en De Morgen en is een graag geziene gast in praatprogramma’s. Dit najaar verschijnt van haar hand een essaybundel gebaseerd op de podcast Vuile lakens, die ze samen met Anaïs Van Ertvelde maakt. West-Vlaamse werklust? Ja, maar dan wel met het hart op de tong. En misschien is haar schrijfdrang wel een erfenis van haar grootvader – ‘een oerkatholiek opgevoede West-Vlaamse pseudo-intellectueel die zijn omgeving nooit echt heeft kunnen overstijgen’ – want zijn dagboeken zijn haar koesterboek.
Ik heb die norse man eindelijk leren kennen, als een mens vol tegenstrijdigheden
‘Ik heb ze gevonden in een oud boekentasje. Nou, geconfisqueerd eigenlijk, want ik heb niemand om toestemming gevraagd toen we de grootouderlijke woonst opruimden. Ik herinner me mijn opa als een norse man die zich altijd verschool in zijn werkkamer, een stoffig vertrek vol boeken en dossiers. Ik had geen idee van wat hij daar uitvrat. Blijkbaar pende hij zijn zielenroerselen neer in kleine schriftjes. Hoewel die documenten niet gespeend zijn van melancholie en zelfmedelijden, bevatten ze toch enkele mooie observaties over de tijdgeest.
De dagboeken bestrijken de periode van 1966 tot 1969: hij maakt smalende opmerkingen over het opkomende consumentisme en windt zich op over allerlei Vlaamse kwesties. Daarin lijk ik allerminst op hem. Maar dat kan ik hem nauwelijks kwalijk nemen: hij volgde in Roeselare les aan het Klein Seminarie, de school waar Albrecht Rodenbach ooit protesteerde tegen de Franse voertaal. Ik heb daar ook gezeten, maar het nationalisme was er in mijn tijd niet meer zo virulent. Mijn grootvader komt in die schriftjes naar voren als een gekweld man die worstelde met zijn tanende godsgeloof en met zijn huwelijksgeloften – hij stelde die dingen in vraag, om dan de dag erop litanieën van zelfhaat af te steken. Tussen een van de dagboeken zat overigens een loep – zijn handschrift is echt priegelig – dus ik vrees dat mijn grootmoeder na zijn dood heeft meegelezen.
‘Anderzijds verraste hij me soms met zijn openheid. Zo staat er een mooie passage in waarin hij de tragiek van een verborgen homo beschrijft, bejubelt hij de pil, die jonge vrouwen meer vrijheid schonk, maakte hij samenvattingen van nouvelle-vaguefilms die hij op de Franse zenders bekeek. Ik heb die norse man eindelijk leren kennen, als een mens vol tegenstrijdigheden.
‘Of ik zelf een dagboek bij houd? Niet echt, eerder een logboek vol losse opmerkingen. En neen, ik heb geen schrik dat een schrijfbeluste nazaat ze zal plunderen. Ik wil geen kinderen dus dat probleem is al van de baan.’
Volgende week: Charlotte Van den Broeck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier