‘Bevergem’ is straffer dan het verhaal dat het wil vertellen
Aan de vooravond van de tweede aflevering van Bevergem, blikte Knack Focus nog eens terug op de eerste. ‘Er zijn ongetwijfeld scenarioregels die iedere andere serie netjes volgt maar die de cast en crew van Bevergem bewust of onbewust aan hun slangenlederen laarzen lappen. Het goede nieuws is: het maakt niet uit.’
Het is zo’n dorp dat iedereen kent en waar je liever enkel op zondag naar terugkeert dan er te blijven wonen. Het is zo’n dorp waarvoor je niet eens naar Bokrijk moet rijden om het te vinden. Het is zo’n dorp dat we ergens allemaal in ons dragen.
Misschien is Bevergem wel de beste inburgeringscursus ooit. Want je vindt ze daar stuk voor stuk, de zelfstandige die oprecht meent dat hij persoonlijk de wereld doet draaien, iets waarvoor hij zichzelf flink wat belastingvermindering toekent. De politicus die visie verwart met eigenbelang. De mensen die zich in een job hesen waarvoor ze misschien niet onmiddellijk in de wieg gelegd waren, maar ja, wat doe je als je een huis moet afbetalen? En zij die vooruitgang interpreteren als domotica en volautomatische rolluiken. Het is een dorp waar de tijd haken en ogen in trekt, maar uiteindelijk geen vat op krijgt.
Wat als je Freddy De Vadder in zo’n dorp dropt? Het is mogelijk dat het hele verhaal van Bevergem niets meer om het lijf heeft dan het antwoord op deze vraag. Misschien zal de spanningsboog uiteindelijk wat slapjes uitvallen. Of blijkt achteraf dat het verhaaltje toch niet helemaal klopt. En ja, er zijn ongetwijfeld scenarioregels die iedere andere serie netjes volgt en die de cast en crew van Bevergem bewust of onbewust aan hun slangenlederen laarzen lappen.
Het goede nieuws is: het maakt niet uit. Bevergem is straffer dan het verhaal dat het eventueel wil vertellen. Wanneer je Wannes Cappelle als Johan – Wantje – de wijkagent een bende lokale gemachtigde opzichters ziet opleiden of de groteske vingeroefeningen ziet waarmee Piet De Praitere zijn politicus/OCMW-directeur/kringloopwinkeldirecteur Claude neerzet, maal je om de een of andere reden niet meer om een afgerond verhaal.
De dialogen zijn strak, de montage is vlijmscherp en gedetailleerd en de personages die de acteurs zelf kneedden, intrigeren. Dat geldt evengoed voor een personage als Claude, die vol zelfoverschatting en daadkracht vooral de gracht rond zijn eigen voeten graaft als voor dat van Kurt (Dries Heyneman), die als getormenteerde en stilzwijgende uitbater van de trofeewinkel zichzelf ’s avonds voor de kippen en het portret van zijn gestorven moeder tot de held van de voorbije dag oppompt. Het zijn mensen met hoeken, kanten, bulten, etterbuilen en tumoren, daar in Bevergem.
‘We zijn zodanig bezig met onze façade dat we niet zien dat onze achterbouw op instorten staat’, zegt De Vadder wanneer hij het dorp binnenrijdt. Achter het stuur van een ‘geleende’ auto – gecarjackt, meent de eigenaar die op de passagierszetel zit – laat hij zijn blik glijden over de mensen die het dorp vormen waarheen een advertentie voor een loft met hof hem leidde. Niet minachting of misprijzen staan in zijn ogen te lezen, wel het soort mededogen dat je voor een hond voelt die achter zijn eigen staart aanrent.
Het is niet voor niets dat de makers van Bevergem hun dagen op professionele wijze vullen met het observeren van de vreemde trekken van de diersoort mens. Bevergem is het resultaat van jarenlang studiewerk op café, op straat, achter de coulissen, op terrassen, aan togen, in woonkamers, in het sociaal-culturele werkveld. Misschien blijkt Bevergem op het einde van acht afleveringen niet meer dan een collage van dit soort observaties en gevatte oneliners. Het zal meer dan genoeg zijn.
Tine Hens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier