Els Van Steenberghe

Theater: Fuck My Life; Cork Midsummer Festival / CAMPO

Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Pol Heyvaert smakt ruwe montage van rauwe emoties in het gezicht van de toeschouwers. Gevolg: indringend ‘filmtoneel’.

‘Wat een doodse stad is Groningen’, dachten we toen we naar stadspark Het Noorderplatsoen liepen. Eenmaal in het park beseften we dat zowat alle Groningers wellicht in het park vertoefden.

De groene stadsvlek was voor de 20ste editie van het Noorderzon Festival omgetoverd in een indrukwekkend en drukbevolkt (muziek)theaterpretpark vol eetkraampjes, dranktenten, ‘kamertoneelcontainers’, podia op vijvers en … in tenten. Spiegeltenten, circustenten en een enorme knalroze tent met gele toppen aan het zuidelijke uiteinde van het park. Die tent – de Romeo Tent – werd geflankeerd door een snoepkraampje, een ijskraampje en een speeltuin.

De tent paste perfect in het snoepkleurige landschap waarin het park herschapen was. Dat vrolijke coloriet vloekte nochtans met de toon van de jongerenvoorstelling die er speelde, Fuck My Life ( * * * ) van Pol Heyvaert, gemaakt in opdracht van het Cork Midsummer Festival. Aanleiding van de creatie: de zelfmoordgolf onder Ierse, in het bijzonder Corkse, jongeren. Dergelijke creatieopdrachten zijn vaak ‘vergiftigde geschenken’. Omdat de beladenheid van het thema én de onervarenheid van de spelers, de theatrale kracht kan fnuiken. Heyvaert koos daarom voor erg rauwe presentatie van zijn spelers en hun weltschmertz.

Droogkomisch

Hij regisseert zoals hij in het leven staat: flamboyant, goedgemutst maar ook kritisch en empathisch. Tussen twee droogkomische opmerkingen door vlamt er altijd wel een bezorgde noot of een scherpe bedenking. En elke zinsnede werkt hij af met een subtiel lachje of een vragende blik.

Die persoonlijkheid vormt de basis van zijn theatertaal die hij sinds eind jaren negentig ontwikkelt, hoofdzakelijk onder de vleugels van het Gentse kunstencentrum CAMPO (het vroegere Victoria).

Heyvaerts theatertaal is bij uitstek een montagetaal. Theater en film versterken elkaar in zijn creaties. Voor hem is theater maken: het monteren van levensverhalen tot een indringend geheel. Bij ‘geheel’ denkt u best niet aan een gepolijst toneelstuk maar beter aan een in tijd en ruimte begrensde explosie van harde en fragiele beelden die samen een leven portretteren. Een leven in armoede, in ongeluk maar evengoed in onbegrensd geluk.

Dat blijkt ook uit Fuck My Life, dat qua vorm en spelers enigszins herinnert aan Heyvaerts regiedebuut Kung Fu (Victoria, 1998), een funky ‘modeshow’ waar niet de kleren maar de zielen van enkele jongvolwassenen werden geshowd. Op een catwalk en gerugsteund door de beats van een live draaiende DJ.

Montagetrucage

Geen live DJ, wel live cameramannen in Fuck My Life. Zij registreren wat er op de scène gebeurt of reageren met andere beelden. Zo loodsen ze de spelers en het publiek naar een ontluisterende apotheose.

De voorstelling opent met close-ups van de vijftien jongeren die op oude stoelen en barkrukken zitten. Ze kijken het publiek rustig aan. Boven de groep hangt een groot projectiescherm. Meer staat er niet op de scène.

Een na een kiezen ze hun plek in de schijnwerpers. Ze doen wat ze zo graag eens wilden doen op de planken (want geen van hen stond ooit op het toneel). Een jongen herleidt het leven tot onthutsende cijfers en zal dat tijdens de productie blijven doen. Stug en stroef maar wanneer nodig ook ontwapenend teder. Eén van de pubermeiden pikt op zijn cijfers in en tracht die te ‘neutraliseren’ met een scheut levensgeluk. ‘She’s sooooo happy!‘, glundert ze. Later in de voorstelling blijkt dat haar lach twijfel en afschuw van haar eigen lichaam maskeert. Pats!

Dit doen Heyvaert en zijn vurige jongerenploeg constant. Kletsen uitdelen. Figuurlijke oorvegen en ‘schuddingen’ zijn het. Ze doen dat al getuigend, bekennend, mijmerend, tierend maar evengoed al zingend en dansend. De close-ups van hun kordate maar door het leven getekende gezichten maken gaandeweg plaats voor beelden van de ouders, van slogans en van YouTube-filmpjes.

Heyvaert dwingt de toeschouwerblik voortdurend van scherm naar pubergelaat en terug. Hij stapelt beeld op beeld, lach op traan, en bouwt een rauw – soms iets te los gemonteerd – maar indringend portret van die gehavende jongerenzielen. Ondanks alles willen ze het beste van hun leven maken. ‘Blijven durven, blijven vallen en blijven opstaan’, glimlacht een van de puberkopjes in een vooraf opgenomen filmpje op het scherm – terwijl ze onder het scherm bedrukt de hand van een medespeler zoekt… Gelukkig is er die hand.

Geen preek

Dergelijke details maken de voorstelling bovenal een voorstelling en geen therapie- of preeksessie. Heyvaerts arendsblik stuwt de pubers in een zorgvuldig gecomponeerde kolk van (film)beelden en muziek. Hun verhaal wordt door zijn taal interessant theater. Zijn taal wordt door hun verhalen uitgedaagd om naar een urgentere verweving van film en theater te streven.

Hoop en wanhoop zinderen constant simultaan op de scène door die zorgvuldig georkestreerde wisselwerking tussen film en theater. Wanneer de spelers uit de bol gaan, zoomt de camera op hun gezichten in en legt vooral de kwetsbaarheid ervan vast. En wanneer het op de scène te ‘pakkend’ dreigt te worden, bieden filmbeelden verlichting.

Dit is meer dan geëngageerd vertellen: het is engagement als bakermat hanteren om te spelen met media en metatheatraliteit. Dit live filmen, het openhartig vertellen en ruw monteren van de scènes maakt de kracht maar tevens het zwaktepunt uit van de voorstelling. Soms verliest de creatie vaart door een stokkende wisselwerking tussen theater en film of omdat de spelers net iets te houterig op elkaar inpikken. Maar als explosief geheel blijft dit stuk overeind. Met dank aan de gedrevenheid van de jongeren en Heyvaert.

Els Van Steenberghe

Fuck My Life, Cork Midsummer Festival / CAMPO. Gezien op 21 augustus 2010. Meer info: www.campo.nu, www.noorderzon.nl en www.corkmidsummer.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content