Nathalie ‘Beau Séjour’ Basteyns: ‘Ik laat mijn acteurs spelen wat ik zelf niet meer kan’

© Lisa Goethals

Nathalie Basteyns, regisseur van Clan en Beau Séjour, vergelijkt de film van haar leven met From Dusk Till Dawn: hartstikke vrolijk, tot de vampieren komen.

De making-of.

De zesde verdieping van Brusilia, de op een na hoogste woontoren van het land, bij het Josaphatpark in Schaarbeek. Het uitzicht is 360 graden. Ik zie de blinkende bollen van het Atomium aan de ene en de fantasieloze VRT-toren aan de andere kant.

‘Koffie? Chocolade? Of is wijn beter voor de sfeer van je making-of?’

Nathalie Basteyns (45) rolt van me weg. Aan de muur hangt een poster van La piscine, haar favoriete film. Ze zegt dat ze niet goed weet of de film van haar leven een drama of een komedie zou zijn. Of zoals From Dusk Till Dawn: vrolijk begin, tot de vampieren komen.

Scène 1. De halsketting.

‘In mijn allereerste herinnering ben ik drie. Koningin Fabiola is op bezoek in Hasselt, waar ik ben opgegroeid. De straat is met dranghekken afgezet. Vraag me niet waarom, maar Boudewijn is er niet bij. Samen met mijn grootmoeder – ze heette ook Nathalie – sta ik te wachten. Het is bijzonder warm. Ik voel de hitte nog altijd als ik eraan terugdenk. Op het moment dat de colonne voorbijkomt, gooit mijn grootmoeder zich voor de auto van Fabiola. “Stop”, roept ze. “Mijn kleindochter wil u zien.” Waarop Fabiola haar raampje naar beneden rolt en ons vriendelijk groet. Ze heeft een roze kleed en een parelsnoer aan. “Amai”, zeg ik. “Wat een mooie collier. Mijn moeder heeft net dezelfde.”’

Basteyns huppelt door haar jeugd. Ze is enig kind, zacht van aard. Een gemakkelijk slachtoffer op school. Vaak komt ze huilend thuis. Was ze weer eens de hele dag heen en weer geduwd. Tot moeder haar aanspoort terug te duwen. Basteyns voegt de daad bij het woord. Een non ziet het en straft Basteyns. Brute pech.

‘Iedereen zegt altijd dat ik assertief ben. Volgens mij is dat tot die aanmoediging van mijn moeder te herleiden. Tot dan was ik te braaf.’

Axelle Red kwam bij mijn mama oefenen. Dan zat ik boven stiekem mee te luisteren.

Vader Willy is apotheker, moeder Marie-Claire lerares. Ze geeft muziekles.

‘Op de academie in Antwerpen had mijn moeder opera en piano gevolgd. Na een val lukte dat niet meer. Thuis was muziek altijd aanwezig. Mijn moeder gaf privéles aan kinderen uit de buurt. Onder meer Fabienne Demal, nu Axelle Red, kwam bij haar oefenen. Dan zat ik boven stiekem mee te luisteren.’

Basteyns’ meisjesdroom is duidelijk afgelijnd: zangeres zal ze worden. Tot haar zestiende luistert ze naar klassieke muziek en Franse chansons. Joe Dassin, Dalida en Claude François vulden het huis met muziek. Dan ontdekt ze de new wave, waarin ze dezelfde dramatiek herkent.The Cure, Talk Talk, later ook U2. ‘En toen ik nog iets ouder was, ontdekte ik David Bowie. Ik zag hem nog op de wei van Werchter. The Glass Spider-tour. Geweldig.’

Nog op de soundtrack van de film van haar leven moet het radiocommentaar van Jan Wauters. Bij de Ronde van Frankrijk of een wedstrijd in de Belgische voetbalcompetitie.

‘Mijn vader had niets met muziek, maar des te meer met sport. In de zomer luisterde hij de hele dag naar het verslag van de Tour. In de apotheek, thuis of in de auto op weg naar zee. Ik kan er nog altijd van genieten. Niet dat ik aandachtig luister, het is vooral de zachte cadans van de stemmen die me aanspreekt. Heel rustgevend. Nog elke keer denk ik aan mijn jeugd terug.’

Scène 2. De sterren.

Een meisje van zestien stapt stilletjes door de straat genaamd Hollywood Boulevard. In het voetpad zit om de drie stappen een gouden ster. Ze blinken minder dan het meisje had gehoopt. Sommige namen op de sterren zijn amper leesbaar. Kirk Douglas, ziet ze. Humphrey Bogart. Steve McQueen.

Ik bekeek ontzettend veel films. Spijtig genoeg kon ik er in de plaatselijke videotheek slechts tien per weekend huren.

Het meisje is er alleen. Ze onderneemt een pelgrimstocht. Na het zien van Breathless is ze obsessief films gaan bekijken. Richard Gere en Valérie Kaprisky in een remake van À bout de souffle: het prikkelde haar verbeelding. De zwervers in de straten van Los Angeles, de rockende en rollende muziek van Jerry Lee Lewis, de sprookjesachtige zonsondergangen.

‘Ik was van mijn sokken geblazen. Ooit moet ik daarheen, dacht ik al van mijn achtste. Het liefst zo snel mogelijk.’

Niet alleen Breathless begeestert de jonge Basteyns. Drie keer per week gaat ze naar de cinema. Soms reist ze helemaal tot in het verre Brussel. Daar hangen voor het scherm nog gordijntjes. Ze schuivenzwierig open zodra de film start.

‘Ik bekeek ontzettend veel films. Spijtig genoeg kon ik in de plaatselijke videotheek slechts tien films per weekend huren. Die waren er bij mij al op anderhalve dag door. Op Betamax was dat nog, daarna VHS. Ik wilde absoluut naar Hollywood. Ik moest het zien. Mijn ouders konden geen verlof nemen en na lang twijfelen hebben ze me uiteindelijk in mijn eentje laten vertrekken.’

Het valt tegen. De jeugdherberg komt over als een akelige plek vol drugsverslaafden. De stad is veel vuiler dan op het grote scherm. Ook het avondrood van Breathless is er niet te zien. Laat staan Richard Gere.

‘Op straat raakte ik met enkele vreemde snuiters in gesprek. Eerst vond ik hen nog boeiend, maar toen ze me uitnodigden voor een rituele viering moest ik opeens aan Charles Manson denken. Met een smoes muisde ik ervanonder. Het was kortom een vrij ontnuchterende trip, op alle vlakken.’

De enige spier die nog goed werkt, is mijn mond.

Een week vroeger dan gepland stapt ze op een vliegtuig richting België. Ze slaat zich voor het hoofd. Eigenlijk hield ze sowieso al meer van de Franse cinema, van La piscine en Le cercle rouge. Was ze maar naar Frankrijk getrokken in plaats van naar LA.

‘Ondertussen ben ik al vaak teruggegaan. Ik vind Los Angeles een geweldige stad, maar een grote droom om ooit iets in Hollywood te doen heb ik al lang niet meer. Het zou echt al een heel straf project moeten zijn voor ik erin meestap.’

Scène 3. Het reuzenrad.

We blijven in de Verenigde Staten. Het verhaal verschuift van de west- naar de oostkust. Basteyns is tweeëntwintig en wandelt langs de oevers van de Hudson, de rivier die New York doorklieft en ter hoogte van Coney Island krachtig haar water de oceaan in pompt.

Een reuzenrad domineert de kustlijn. Draaimolens gooien hun stoeltjes in het rond. Vanaf de achtbaan is gekrijs te horen.

Naast Basteyns stapt Kaat Beels, een meisje dat ze kent van school. Na twee verloren jaren – eentje in de rechten, het tweede bij pers & communicatie – heeft Basteyns alsnog haar hart gevolgd. Ze studeert audiovisuele kunsten aan Sint-Lukas in Brussel.

Een gevoel van vrijheid vult haar lijf. ‘Ooit maak ik een documentaire over deze plek’, denkt ze. Opnieuw is het bijzonder warm. ‘We liepen van winkel naar winkel om ons hoofd telkens heel even in de koelkast met drankjes te steken.’

Als Kaat over mij droomt, zit ik altijd in een rolstoel. In mijn eigen dromen gebeurt dat vreemd genoeg nooit.

Wandelend over Coney Island denken Basteyns en Beels terug aan hun allereerste ontmoeting, een tweetal jaar ervoor. Met een trosje filmstudenten stond Basteyns te keuvelen in de gang van Sint-Lukas. Een meisje kwam erbij staan: blond, kleiner dan haar. Basteyns probeerde een gesprek aan te knopen. Over Canada, waar ze kennelijk allebei net waren geweest, los van elkaar. Het meisje antwoordde voorzichtig, ze meed elk oogcontact. ‘Wat is dat voor een rare?’ dacht Basteyns. ‘Is het arrogantie of verlegenheid?’

Tijd bracht inzicht en de twee zochten elkaar steeds vaker op. Ook in New York. ‘Daar is het gebeurd. Daar zijn we verliefd geworden.’

Al van bij de aankomst op de luchthaven staan de sterren goed. Beels draagt een wit kleed. ‘Als Kaat iets wits aan heeft, ‘ dacht Basteyns van tevoren, ‘dan wordt het een leuke vakantie. Als het zwart is, helemaal niet.’

‘Zulke mentale spelletjes speel ik voortdurend.’

De vonk slaat over. Tot dan heeft Basteyns naar eigen zeggen ‘al veel lieven gehad’. Pas bij Beels voelt het helemaal juist.

Dat de geliefde een vrouw is, vindt moeder best. ‘Met mijn vader heb ik het nooit echt besproken. Maar hij vond Kaat meteen heel knap en tof, hij volgde dus wel.’

Basteyns is inmiddels naar Brussel verhuisd.

‘Ik ging om de foute redenen aan Sint-Lukas studeren. Ik wilde beroemd worden. Was het niet als zangeres, dan tenminste toch als actrice. In mijn eerste jaar in Brussel kreeg ik het deksel op de neus. Ik was veel te arrogant. Mijn ego was te groot, met als gevolg dat ik na mijn eerste jaar gebuisd werd. Waarschijnlijk was ik er gewoon nog niet klaar voor.’

Moeder belt alle leraars op. Ze scheldt hen een voor een de huid vol.

‘Je kunt je de blikken van de docenten inbeelden, op de eerste dag van het volgende schooljaar. Maar ik heb koppig doorgezet en ben uiteindelijk vrij vlot afgestudeerd.’

Dat doet ze met De kus, een documentaire over de liefde tussen haar ouders.

Scène 4. Het witte gewaad.

24 juli 2011. Een kamer in het Sint-Pietersziekenhuis in de Marollen, de volkse wijk van Brussel. Kaat Beels ligt in een bed. Wit gewaad, vermoeide blik. Basteyns staat ernaast, huilend van geluk, schouder aan schouder met Bert, de biologische vader van de boreling in Beels’ armen.

Jean heet het jongetje. ‘Jeanke’ in de omgang.

Zachtjes zegt hij: ‘Je moet weten, Nathalie, ik ben heel fier op jou.’ Die avond sterft hij. Ouder dan 74 wordt hij niet.

‘Bert is al jaren een goede vriend. Kaat en ik vonden hem altijd al razend knap en intelligent. “Als we ooit kinderen willen, ” lachten we dikwijls, “wil jij dan helpen?” Allemaal geen probleem, zei Bert. Tot we het effectief vroegen. Blinde paniek in zijn ogen, want Bert is de meest vrije en ongebonden mens die ik ken. Soit. Na een lange procedure is het gelukt. Kaat en ik werden mama. En Bert hebben we er van in het begin nauw bij betrokken.’

Op het moment van Jeans geboorte zijn Beels en Basteyns al jaren professionele partners. Ze combineren hun beide diploma’s: Beels is afgestudeerd in de richting fictie, Basteyns in de documentaire. Ze werkt achtereenvolgens voor TV Brussel, Jambers en Koppen.

Hun eerste gezamenlijke project is er een voor Canvas: een documentaire over Romazigeuners in Slowakije. Erna volgen reportages in Kathmandu, São Paulo en Tokio. Het koppel vliegt de wereld rond. In Marseille portretteren ze de inwoners van de Unité d’Habitation, een flatgebouw van Le Corbusier. Evenzogoed ging het over Brusilia, de Brusselse woontoren waar ze intussen zelf hun naam op de bel hebben.

In 2006 maakt Basteyns slagzij, van documentaire naar fictie. Ze schrijft samen met Beels het scenario voor een fictieserie over een jonge dertiger die beslist haar man niet naar China te volgen, zijn nieuwe werkplek.

Ze draaien zelf een pilootaflevering van vijf minuten. Een week later is de reeks verkocht, aan VTM. Jes zal de reeks heten. Lotte Heijtenis zal erin meespelen, Kadèr Gürbüz, Johan Heldenbergh, Pascale Platel, Koen De Graeve.

Telkens als we een kind krijgen, staat er een nieuwe reeks voor de deur.

Het is de weg die ze voortaan willen volgen, voelen ze allebei. Vlak na de geboorte van ‘Jeanke’ beginnen de opnames van Clan, hun tweede fictieproject. Het betekent hun doorbraak als regisseurskoppel. Kranten en tijdschriften willen interviews, de reeks wordt internationaal verkocht.

In 2014 komt er een tweede kind, een dochter. Nico. Opnieuw met de hulp van Bert. Opnieuw starten kort erna de opnames van een nieuwe reeks, Beau Séjour dit keer.

‘Telkens als we een kind krijgen, staat er een nieuwe reeks voor de deur. Zowel Jeanke en Nico was als mascotte op de set van Clan en Beau Séjour aanwezig. Soms zeg ik al lachend tegen Kaat: als we samen nog een nieuwe reeks willen maken, zal je eerst weer zwanger moeten worden.’

Scène 5. Het bed.

Ziekenhuis Virga Jesse in Hasselt. Basteyns zit aan de rand van het bed van haar vader. Hij is al weken versuft, al jaren aan de sukkel. Na een val op zijn hoofd is de prefrontale cortex beschadigd. Dementie volgt.

Onverwacht opent hij zijn ogen. Hij lacht als hij zijn dochter ziet. Zachtjes zegt hij: ‘Je moet weten, Nathalie, ik ben heel fier op jou.’

Die avond sterft hij. Ouder dan 74 wordt hij niet.

Basteyns zit in het kabinet van de neuroloog in het Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis in Aalst. ‘Mevrouw, ‘ zegt hij, ‘u heeft primair- progressieve multiple scerose.’

Tijdens de begrafenisceremonie toont Basteyns een filmpje van de openingsdans op het huwelijksfeest van haar ouders. ‘Heel geestig.’ De zaal reageert eerst met schroom, daarna met luid gelach. ‘Mijn vader was een grappige man, ik wilde dat iedereen zich hem ook zo herinnerde.’

Het grote publiek zal hem voor altijd gedenken voor zijn rol in Het geslacht De Pauw. Als buurman Willy viel hij te pas en te onpas de villa van Bart De Pauw binnen. Het levert de apotheker geen ster in Hollywood op, wel een plotse populariteit in Vlaanderen. Op terrasjes deelt hij trots handtekeningen uit.

‘En dankzij mijn vader is ook Beau Séjour er gekomen’, zegt Basteyns.

Hij had er eens een tijd gelogeerd. Op een dag wilde hij de plek aan zijn dochter tonen. Ze gingen er garnaalkroketten eten, Basteyns was ‘da-de-lijk verkocht’. Vanaf dat moment wist ze het wel zeker: ooit zou ze hier een fictieserie maken.

Die serie komt begin 2017 op het televisiescherm. Op zondagavond, op Eén. Vader Willy maakt het niet meer mee.

Scène 6. De rolstoel.

De sfeer van de film is gekanteld. Het is donker geworden. De vampieren vliegen binnen.

Basteyns zit in het kabinet van de neuroloog in het Onze-Lieve-Vrouweziekenhuis in Aalst. Hij heeft haar grondig onderzocht. Zijn diagnose komt hard aan. ‘Mevrouw, ‘ zegt hij, ‘u heeft primair- progressieve multiple scerose.’

Vriendin Kaat Beels komt dag zeggen. Ze draagt een witte broek, het wordt een mooie dag.

Kadèr Gürbüz, een goede vriendin, zit op de stoel naast Basteyns. Ze valt er bijna vanaf.

Basteyns zelf reageert verrassend rustig. ‘Ah, ‘ denkt ze, ‘eindelijk weet ik wat er met mij aan de hand is.’

Al jaren noemen vrienden haar een ‘asociaal geval’. Wandelingen laat ze aan zich voorbijgaan, liever blijft ze thuis. ‘Ik werd snel moe.’ Ze is ook bijzonder onhandig. Op sets is het een vaste grap: ‘Alle kabels aan de kant, Basteyns komt eraan’

In China is ze ernstig ziek geworden. Een helse tocht langs vele ziekenhuizen levert weinig op. Toevallig loopt ze een neuroloog tegen het lijf die naar haar vreemde loopje vraagt. Basteyns sleept met haar rechterbeen, ze kan er niets aan doen.

Een lange reeks hersenonderzoeken brengt klaarheid. Basteyns heeft MS, een auto-immuunziekte die je lichaamsfuncties een voor een stillegt. En dan nog de zeldzame, agressieve vorm.

Ze gaat pijlsnel achteruit. In 2013 belandt ze in een rolstoel.

‘Nu pas, na vierenhalf jaar in een rolstoel, begin ik door te hebben dat het voor de rest van mijn leven is. Beter zal het niet meer worden.’

Sinds een jaar krijgt ze chemo. Het stabiliseert haar situatie enigszins. Ze laat het hoofd niet hangen, werkt harder dan tevoren.

In elke stad weet ze de toiletten zijn die toegankelijk zijn voor rolstoelen. Ze staat versteld van de gebrekkige voorzieningen in hotels, restaurants of bioscopen. ‘Hiervoor wil ik me inzetten. In heel Oostende zijn er maar enkele van die toiletten. Ongelooflijk toch?’

Op haar vijfenveertigste ziet ze de wereld weer vanaf dezelfde hoogte als in haar kindertijd. ‘Mijn kijklijnen zijn veranderd, ik zie de wereld vanuit kinderperspectief. Mensen behandelen me soms ook als een kind. Beginnen ze harder te praten en zo. Heel bizar.’

Mijn kijklijnen zijn veranderd, ik zie de wereld vanuit kinderperspectief. Mensen behandelen me soms ook als een kind. Beginnen ze harder te praten en zo. Heel bizar.

Het ergste vindt ze de afhankelijkheid. Ze omschrijft zichzelf als een zelfstandige eenzaat, zoals toen in Hollywood. Dat gaat niet meer. Altijd heeft ze iemand nodig. De enige spier die nog goed werkt, zegt ze zacht lachend, is haar mond. ‘Ik kan het goed uitleggen, maar de pijn is overal en voortdurend.’

Vroeger reed ze met de auto naar zee en stapte ze uren langs de branding. Of ze doolde door de stad, van plein naar park, verdwaald in eigen hoofd. Die tijd is voorbij.

‘De enige momenten dat ik nog echt alleen ben, is wanneer ik met een koptelefoon op mijn hoofd naar een film of serie kijk. Dan verdwijn ik bijna in het scherm.’

Ook zingen helpt. Zoals moeder vroeger. Cecilia Bartoli, Billie Holiday en Nina Simone zijn de grote voorbeelden.

‘Wat ik ook erg plezant vind, is acteurs laten spelen wat ik zelf niet meer kan. Dansen of lopen, zo goed als alle bewegingen eigenlijk. Soms maakt het me triest – ik zou het natuurlijk liever zelf nog kunnen -, maar meestal put ik er plezier uit. In Façades, onze eerste gezamenlijke langspeelfilm, speelt Natali Broods mee. Ze is honderdduizend keer knapper dan ik, maar ze is ook groot en heeft ook donker haar. Toen zij op de set aan het dansen was, herkende ik mezelf in haar.’

Dochter Nico is drie. Ze heeft haar moeder alleen maar in een rolstoel gekend. Onlangs stond Basteyns heel even rechtop, ondersteund door een verpleegster. ‘Wat doe je nu?’ vroeg Nico. ‘Kan jij dan ook rechtstaan? Ga je vanaf nu kunnen lopen?’

Basteyns lacht om de verwondering van het kind. Diep vanbinnen doet het pijn.

‘Ik hoop dat ik er nog een tijdje kan zijn. Telkens als er een nieuw middel op de markt komt, wil ik het testen. Ik wil alles geprobeerd hebben.’

Aftiteling.

Vriendin Kaat Beels komt dag zeggen. Ze draagt een witte broek, het wordt een mooie dag.

Stilaan moeten ze ervandoor. In een studio in Molenbeek leggen ze de laatste hand aan Façades, hun eerste langspeelfilm. Over een man met alzheimer en een dochter die terug in het ouderlijk huis gaat wonen. ‘Losjes geïnspireerd op wat ik met mijn vader heb meegemaakt.’ Johan Leysen, Natali Broods en Theo Maassen spelen de hoofdrollen. ‘Tijdens een bepaalde scène zat ik te huilen voor de monitor. ‘Je doet me aan mijn vader denken’, zei ik tegen Johan. Het mooiste compliment dat ik kon maken, antwoordde hij.’

Beels werkt Tabula rasa af, een nieuwe fictiereeks. In het najaar gaat ze in première.

Twee dagen na ons gesprek vertrekken Basteyns en Beels voor een citytrip naar Milaan. Ooit hopen ze nog eens in Pisa te komen, waar de foto is gemaakt die vandaag op Basteyns werd geprojecteerd. Moeder woont in Hasselt. Ze is vijfenzeventig en komt nog regelmatig op bezoek in Brussel. Kinderen ‘Jeanke’ en Nico zijn op reis met hun vader, Bert. Hij woont ook in deze toren, twee verdiepingen lager.

Dromen wil Basteyns blijven doen. Vampieren of niet.

‘Als Kaat over mij droomt, zit ik altijd in een rolstoel. In mijn eigen dromen gebeurt dat vreemd genoeg nooit.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content