Met de langverwachte biopic Gainsbourg (Vie héroïque) heeft stripauteur en debuterend regisseur Joann Sfar een film gemaakt die om uitleg vraagt. Véél uitleg. Over de klemtoon op de jeugdjaren en de Joodse roots van de chanteur-compositeur-provocateur, bijvoorbeeld. En over de poppen die uit de affiches springen. ‘Ik wil geen lui publiek.’

Vier januari 1980. Hommeles in Straatsburg. Een troep furieuze Franse para’s dreigt ermee het geplande concert van Serge Gainsbourg te verstoren – ‘physiquement et moralement’, dixit een officieel schrijven van een kolonel – als hij het aandurft om Aux armes et caetera te zingen, zijn reggaeversie van La Marseillaise. Sinds de release van de song een half jaar eerder, woedt in de Franse pers een hevig pro en contra. Van bij het eerste commentaar, geschreven door Michel Droit in Le Figaro Magazine, heeft het debat een expliciet antisemitische ondertoon. Genre: ‘Gainsbourg had zich niet op die manier aan de hymne van de Republiek mogen vergrijpen. En al helemaal niet omdat hij een Jood is.’ Gainsbourg zelf heeft één keer stevig gereageerd met een opiniestuk in een concurrerend blad, maar beperkt zich verder geheel in zijn eigen stijl tot een boutade: ‘On n’a pas le con d’être aussi Droit. ‘

Enkele uren voor de aanvang van het concert in Straatsburg overlegt Serge Gainsbourg backstage met de roadmanager van zijn Jamaicaanse muzikantenkliek. Bij elke blik in de zaal wordt die meer en meer ongerust. Gainsbourg praat op hem in. Hij denkt dat hij erin geslaagd is om de rasta te overtuigen wanneer die uiteindelijk naar het hotel vertrekt om de muzikanten op te pikken. Maar hij keert niet terug. In de Holiday Inn waar ze logeren, is een bommelding binnen-gelopen. Sly Dunbar, Robbie Shake-speare ( ondertussen beter bekend als Sly & Robbie, nvdr. ) et les autres hebben zich verscholen in de tourbus, met slechts één ambitie: zo snel mogelijk de stad verlaten.

Gainsbourg, achtergelaten, besluit om in zijn eentje de confrontatie met de zaal aan te gaan. Hij wandelt het podium op, steekt een vuist in de lucht, roept: ‘Ik ben een dienstweigeraar! Die aan de Marseillaise zijn oorspronkelijke betekenis teruggegeven heeft! Je vous demanderai de la chanter avec moi.’ Waarna hij zelf het volkslied inzet, snel gevolgd door het verbaasde legertje para’s op de eerste rijen, plichtsbewust als ze zijn.

Shebam! Pow! Blop! Wizz!

Dertig jaar na datum heeft Joann Sfar van dit moment uit de omvangrijke carrière van Frankrijks laatste grote chanteur-compositeur de slotscène gemaakt van zijn film Gainsbourg (Vie héroïque). Het blijkt voor Sfar ook de sleutelscène. ‘Voor mij is dat het moment waarop hij, een Jood met Russische roots, zich meer fransoos dan de fransozen toonde. Het Frankrijk dat hem tijdens de Tweede Wereldoorlog vernederd heeft, vernederde hij op zijn buurt, door zich grootser te tonen.’

De hele film, de eerste biopic over Serge Gainsbourg sinds zijn overlijden in 1991, wordt gedragen door die reflectie over identiteit en nationaliteit, meer dan door Gainsbourgs muzikale genialiteit. Het is op zijn zachtst gezegd een vreemde keuze. Ze wordt pas interessant als je je in de leefwereld van de regisseur zelf verdiept.

Sfar (38) heeft in Frankrijk le vent en poupe. Hij wordt beschouwd als het godenkind van de Franse strip. En dat wil wat zeggen. Nergens anders in Europa is de negende kunst zo verheven als bij onze zuiderburen.

Met Gainsbourg heeft hij een hoop zaken gemeen. Hij is veelzijdig en hoogst productief. Met zijn werk als auteur, tekenaar en scenarist is hij er ook in geslaagd om een groot publiek te bereiken, intello’s inclu. Het ging bij hem alleen veel sneller dan bij Serge Gainsbourg: die moest wachten op de release van Aux armes et caetera in 1979, ruim twintig jaar ver in zijn carrière, om zijn eerste gouden plaat in ontvangst te nemen. Sfar heeft bovendien – last but not least – via zijn moeder dezelfde Joods-Russische roots als Gainsbourg.

Dat uitgerekend hij de primeur krijgt om de eerste biopic over Serge Gainsbourg te maken, is in die context aannemelijk. ‘Mijn agent raadde me aan om tijdens het schrijven van het scenario geen rekening te houden met wat de erven Gainsbourg ervan zouden vinden’, vertelt hij tijdens een tête-à-tête in Parijs. ”Zij keuren toch alles af’, had hij gezegd. Dat advies heb ik altijd in het achterhoofd gehouden. Ik heb eerst alles gelezen en bekeken wat er ooit over Gainsbourg verschenen is. Daarna ben ik aan de slag gegaan met wat in mijn hoofd is blijven haken, al dan niet bijgekleurd door mijn eigen fantasie.’

Tot zijn grote verrassing kon Charlotte Gainsbourg, het aanspreekpunt van de familie, zich meteen vinden in zijn aanpak. Meer zelfs: ze was bereid om de hoofdrol op zich te nemen. ‘Heb je al een acteur gevonden om mijn vader te spelen?’, vroeg ze. Ik antwoordde affirmatief, maar voegde er meteen aan toe dat die wellicht zou weigeren. ‘Wie weigert er nu zo’n rol?’, reageerde ze. Waarop ik, aarzelend: ‘ Vous… ‘ Ze hapte toch toe. Ze dacht dat het een goede manier zou zijn om haar verdriet om zijn overlijden voor eens en altijd te verwerken. Zes maanden lang ben ik als het ware haar therapeut geweest. Tot ze definitief afhaakte, en in een ruk door ook het hele plan afvoerde om van het huis van haar vader in de rue de Verneuil in Parijs een museum te maken. Op dat moment was ik zelf een depressie nabij.’

Uiteindelijk ging Sfar in zee met Eric Elmosnino, een theateracteur met hoogstens enkele bijrollen in films op zijn actief. Een uitstekende keuze, blijkt achteraf. ‘Eric had twee grote troeven: hij heeft een fysiek die wat weggeeft van die van Gainsbourg, en hij was géén fan van diens muziek. Dat hij vooral in het theater actief is, was geen bezwaar. Integendeel. Eric vertelde me na de opnames dat hij zich nooit bekommerd heeft om de camera’s, maar altijd speelde voor de aanwezige technici. Dat was zijn publiek. Slim bekeken van hem.’

‘Juif d’abord’

Gainsbourg. Vie héroïque is Sfars eerste langspeelfilm, maar hij zit al lang in zijn hoofd. ‘Ik was als kind al fan. Het koppel Gainsbourg-Birkin was voor mij de weerspiegeling van het paar dat mijn ouders vormden. Althans in mijn gedachten. Mijn moeder is gestorven toen ik drie jaar was. Ze was een zangeres. In de weinige herinneringen die ik van haar heb, zie ik haar staande zingen aan de piano, begeleid door mijn vader.’

Sfar, afkomstig uit Nice, werd deels opgevoed door zijn vader, deels door zijn grootvader. Beiden hadden een reputatie als rokkenjager. Net als Gainsbourg, dus. ‘Nagenoeg elke avond zag ik mijn vader met een nieuw model dineren. Dat geeft een kind karakter! Alleen in mijn grootvader moest hij zijn meerdere erkennen. Ca, c’était le plus grand baiseur de la planète. Het gebeurde regelmatig dat hij in mijn opvang moest voorzien, net wanneer hij een nieuw afspraakje had. Dan nam hij me mee naar het rendez-voushotel, waar hij mij met een ijsje in de lobby achterliet terwijl hij zijn ding deed. Vergis je niet: het was een geweldige kerel! Een huisarts, zeer erudiet, verschillende talen meester en vooral een uitstekende leraar in de literatuur: hij heeft me tal van boeken laten lezen. Alleen: zijn hele familie was in de oorlog achtergebleven. Leven betekende voor hem sindsdien ook en vooral: genieten.’

Tekenen was zijn uitweg uit het verdriet om het verlies van zijn moeder. In zijn werk overheersen twee fascinaties die voortkomen uit zijn opvoeding: de een voor vrouwen, de ander voor het judaïsme. ‘Mijn vader was de eerste Franse advocaat die erin slaagde om neo-nazi’s te klissen. Dat heeft mijn jeugd zwaar bepaald. Ik ben een tijdje onder begeleiding naar school moeten gaan, zo hevig ging het er toe. Het is rond die periode dat de hetze rond Aux armes uitbarstte. Ik was net geen tien.’

De vraag is in welke mate een regisseur van een biopic zijn eigen obsessies mag ventileren in zijn film? Was Gainsbourg werkelijk zo fel getekend door zijn Joodse roots als Sfar laat uitschijnen? ‘Ik meen van wel. Er is een quote van hem die bepalend is geweest in mijn benadering: ‘ Je suis Juif et Russe, mais Juif d’abord.’ Gainsbourg is zich pas ten volle bewust geworden van zijn Joodse origine ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Voordien was hij eerste van de klas, plots bengelde hij onderaan en werd hij geconfronteerd met een leerkracht die rond hem passeerde en snoefde ‘ ça sens la pisse ici‘. Als prille tiener ging hij zelf zijn Jodenster halen. ‘Hier is je ster’, zei de ambtenaar. ‘Neen’, zou Gainsbourg gezegd hebben. ‘Het is niet mijn ster, het is die van u.’

‘Zijn album Rock Around The Bunker uit 1975 is een aanval op het neonazisme. En dan is er nog die ene song die hij in 1967 aan de staat Israël schonk ten tijde van de Zesdaagse Oorlog, Le sable et le soldat‘, gaat Sfar, goed op dreef, verder. ‘Een militaire mars geschreven in opdracht van de Israëlische ambassade in Parijs. Het nummer werd vertaald in het Hebreeuws en ingezongen door een onbekende vertolker, waarna het de Israëlische ether ingestuurd werd om het moreel van de troepen op te krikken.’ Klopt, maar waarom heeft Gainsbourg die song nooit aangegeven bij de SACEM (de Franse SABAM)? ‘Hij heeft naar verluidt elke bestaande versie laten verwijderen nadat toenmalig Frans president Charles de Gaulle zich tegen het Israëlische geweld had verzet.’ Een keerpunt, geeft Sfar toe. ‘Voor veel Joden is De Gaulle de man die hen bevrijd heeft van de ondergang. Volgens mij heeft Gainsbourg onder zijn impuls voluit voor de Franse nationaliteit gekozen. Maar zijn Joodse afkomst heeft hij nooit ontkend. Wist je trouwens dat de Amerikaanse makers van de animatiefilm Ratatouille zich voor het personage van de Franse chef-kok geïn-spireerd hebben op wat volgens hen de twee oer-Fransen zijn: De Gaulle en Gainsbourg?! Pas mal, non?’

Requiem pour un conte

Sfar bouwt Gainsbourg (Vie héroïque) chronologisch op, van zijn kinderjaren tot de release van Aux armes et caetera. Verder gaat hij niet. ‘De laatste jaren van Gainsbourg staan bij iedereen nog te vers in het geheugen en doen hem te veel oneer aan’, rechtvaardigt Sfar. ‘Ik wilde een mooi einde.’

Een dramatische motor, zoals pakweg het liefdesverhaal tussen Johnny Cash en June Carter in Walk The Line, is er niet. De film is verkapt in een zevental hoofdstukken waarin telkens een andere vrouw een hoofdrol speelt, van Gainsbourgs moeder over Brigitte Bardot en Jane Birkin tot zijn laatste eega, Bambou. Uit elk portret blijkt de fascinatie van de regisseur voor vrouwen. Behalve dan uit dat van de jonge France Gall, die hij belachelijk maakt. ‘Ach, maar France Gall vertegenwoordigt in de film de Franse jeugd midden jaren 60: simpel, naïef, truttig. En dan komt er zo’n Gainsbourg met verraderlijke liedjes als Les sucettes af. Geweldig toch?’

Sfar permitteert zich ook een paar fantasietjes die zijn achtergrond als strip-auteur in de verf zetten. Zo springt er al eens een pop uit een affiche en worden de stemmen in het hoofd van Gainsbourg verpersoonlijkt door een grotesk personage met een afzichtelijk masker en inhalige vingers. Niet meteen wat je in een biopic verwacht. ‘Correctie! Dit is geen ordinaire biopic. Kijk er de onder-titels maar op na: ‘ Vie héroïque’ refereert rechtstreeks naar strips. En dan is er nog ‘ Un conte de Sfar’, ‘Een sprookje van Sfar’. Neen, we nemen niemand in de maling!’

Films benadert hij als strips: als een opeenvolging van beelden die samen een verhaal vertellen. ‘Een script is daaraan ondergeschikt’, beweert hij. Net zoals de keuze van de muziek. ‘Belangrijker voor mij was dat de songs die we gebruiken opnieuw geïnterpreteerd werden. Slechts drie keer hoor je originele versies, en dan nog hoogstens enkele stroken ervan. Ik wil een totaalspektakel bieden, vandaar.’

‘Ach,’ sluit hij het gesprek af, ‘iedereen heeft zo zijn eigen beeld van Gainsbourg in zijn hoofd, zijn eigen film zelfs. Voor een regisseur is dat een verlammende gedachte. Tenzij je er een troef van maakt. Dat is precies wat ik gedaan heb: dit is míjn film over míjn Gainsbourg. Het is geen gemakkelijke film, maar dat is bewust: ik wil geen lui publiek. Het moet uit de cinema stappen en verder discussiëren over Gainsbourg.’

Gainsbourg (Vie Héroïque)

Vanaf 27/1 in de bioscoop

Door Karel Degraeve

‘De Franse chef-kok in ‘ Ratatouille’ is geïnspireerd op wat volgens de Amerikaanse makers de twee Fransen bij uitstek zijn: De Gaulle en Gainsbourg. Pas mal, non?!’

‘Charlotte Gainsbourg wilde de rol van haar vader spelen. Zes maanden lang ben ik haar therapeut geweest. Toen ze definitief afhaakte, was ik zelf een depressie nabij.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content