‘IK DRAAG EEN GALAJURK, MAAR JE ZOU MIJN ONDERBROEK EENS MOETEN ZIEN’
Stijlvol, intelligent en tijdloos klassiek. Het geldt voor Todd Haynes’ lesbische-liefdesdrama Carol, maar zeker ook voor hoofdrolspeelster Cate Blanchett. De Australische topactrice over gelijke rechten, conservatieve krachten en vrijen met vrouwen. ‘Welke lesbische scènes? Je bedoelt seksscènes. Lesbische seksscènes! Seks met lesbiennes!’
Veel films maakt Cate Blanchett de jongste jaren niet meer. Daarvoor heeft ze het te druk met haar vier kinderen en haar theatercarrière. Maar wanneer de 46-jarige Australische toch nog eens de tijd vindt om voor een camera te vertoeven, loont dat meestal dik de moeite. Sla er haar curriculum maar op na, en u zult verbaasd zijn hoeveel memorabele en compleet verschillende rollen ze inmiddels heeft neergezet. Want of ze nu een Engelse (Elizabeth) of een elfische (Lord of the Rings) aristocrate incarneert, opdraaft als boze stiefmoeder (Cinderella) of depressieve huisvrouw (Blue Jasmine), of in de huid van Katharine Hepburn (The Aviator) of Bob Dylan (I’m Not There) kruipt, het zit haar allemaal als gegoten.
Aan dat even indrukwekkende als diverse lijstje – goed voor twee Oscars, drie Golden Globes en genoeg loftuitingen om haar landgenote en vriendin Nicole Kidman jaloers te maken – mag ze nu ook haar titelrol in Todd Haynes’ hartverscheurend mooie liefdesballade Carol toevoegen. Daarin vertolkt Blanchett een trofee-echtgenote uit het New Jersey van de jaren vijftig wier veilige, comfortabele burgerleventje op de helling komt te staan wanneer ze haar hart verpandt aan de jongere winkelbediende Therese, al even teder en genuanceerd neergezet door Rooney Mara.
Met Carol, gebaseerd op de roman The Price of Salt van Patricia Highsmith, is Haynes alvast niet aan zijn eerste film toe waarin hij haarscherp focust op het gevoelsleven van vrouwen. Het is ook niet de eerste keer dat hij een onderwerp aansnijdt dat niet alleen in het conservatieve Amerika van weleer, maar ook vandaag nog altijd gevoelig ligt. Eerder liet hij Julianne Moore voor haar zwarte tuinman vallen in het prachtige fiftiesmelodrama Far from Heaven (2002), en in de minifilmserie Mildred Pierce (2011) liet hij Kate Winslet ondervinden wat het betekent om tijdens de depressiejaren als gescheiden moeder door het leven te ploegen.
Nu ontdekt Haynes dus ook de damesliefde, en de immer avontuurlijk ingestelde Blanchett, die als uitvoerend producente Carol mee tot stand hielp komen, met hem.
Patricia Highsmith publiceerde haar roman The Price of Salt in 1952 onder het pseudoniem Claire Morgan, door de toen controversiële gaythematiek. Heb je veel dingen uit het boek moeten aanpassen of dialogen moeten improviseren?
CATE BLANCHETT: Er kwam nauwelijks improvisatie aan te pas. Elke zin in het script las zo vloeiend, zo organisch, het leken wel haiku’s. Phyllis Nagy, onze scenariste, heeft jaren aan de adaptatie van Highsmiths roman gewerkt. Haar eerste draft dateert al van vijftien jaar geleden. Sommige scenario’s worden steriel als ze zo lang op het schap blijven liggen, maar in dit geval had Phyllis elke scène zo zorgvuldig uitgeschreven dat we er haast geen woord aan veranderd hebben.
Waarom heeft het dan zo lang geduurd vooraleer het project groen licht kreeg?
BLANCHETT: Mijn Australische agent bezorgde me het script een jaar of zes, zeven geleden, omdat hij wist dat ik een grote fan van Patricia Highsmith was. Voor de opnames van The Talented Mr. Ripley(naar haar gelijknamige roman, nvdr. ) heb ik haar ontmoet. Vlak voor haar dood, in 1995, was dat. Haar boeken zijn zo filmisch, niet alleen omdat ze prachtige verhalen vol verrassende wendingen vertellen, maar ook omdat ze fantastische, rijke en vaak moreel en seksueel dubbelzinnige personages bevatten. Ook daarom was ik meteen verliefd op dit project. Het kwam erop aan om een regisseur te vinden die Highsmiths ambiguïteit intact kon laten, maar die er tegelijk een universeel liefdesverhaal kon van maken dat iedereen, hetero- en homoseksuelen, kan ontroeren. Toen Todd in 2013 aan boord kwam, wist ik: dit zit goed. Dit is precies de man die we zoeken.
Je kende Todd Haynes al van I’m Not There (2007), waarin je een van zijn Bob Dylans speelde. Ben jij het die hem contacteerde?
BLANCHETT: Zo werkt dat niet. Je trommelt niet zomaar wat mensen op omdat je weet dat je goed met ze kunt opschieten. Je werkt samen aan een film omdat je een passie met elkaar deelt, omdat je samen gelooft dat je de film móét maken. Carol was een moeilijke bevalling. Het project ging voortdurend aan en uit. En na zes jaar dacht ik: het zal er wel niet meer van komen. Tot ik out of the blue een telefoontje kreeg van Todd, die net als ik helemaal weg was van het scenario. Hij vroeg me of ik zin had om Carol te vertolken. Uiteraard hoefde ik niet lang na te denken.
Haynes heeft eerder Far from Heaven gemaakt, ook een liefdesdrama dat zich in de jaren vijftig afspeelt en eveneens met een gevoelig, seksueel en sociaal thema. Zie je verwantschappen tussen beide films?
BLANCHETT: Er zijn natuurlijk raakvlakken, en Far from Heaven was een prachtige film. Maar Carol heeft zijn eigen stijl, gevoeligheid en textuur. Todd weet alles over de jaren vijftig. Over de zeden, de decors, de politiek, de films, de kunst. Het was vertrouwd terrein voor hem. Hij toonde me het werk van vrouwelijke fotografen als Vivian Maier en Ruth Orkin, die indertijd amper bekend waren, maar ondertussen te boek staan als grote kunstenaressen. Hij liet me ook Lovers and Lollipops zien, een film uit 1956 die Orkin mee regisseerde. Toen begreep ik: dit wordt iets helemaal anders dan we van Todd gewoon zijn.
In welke zin is Carol dan anders?
BLANCHETT: Todd doorbreekt de clichés, ontdekt telkens andere manieren om naar het verleden te kijken. Decennia zijn geen monolithische stukken in de tijd die je maar door één deur kunt betreden. De eighties zijn niet alleen Ronald Reagan, de Eurythmics en Top Gun. De jaren vijftig waren op hun beurt ook complexer dan Mad Men laat uitschijnen. Na de oorlog kregen vrouwen aanvankelijk ongekende vrijheden, maar die werden hen door allerlei conservatieve krachten, door de angst voor de Koude Oorlog en dergelijke, opnieuw ontnomen. Carol en Therese verzetten zich daartegen, en dat geeft hun liefde een vulkanische onderstroom. Het is door die deur dat Todd ons een blik gunt op het Amerika van toen, een deur die in cinema tot nu toe meestal dicht bleef en die ons tegelijk naar het hier en nu doet kijken.
Wat zegt de film dan over het hier en nu?
BLANCHETT: Dat we opnieuw in conservatieve tijden leven. Deze keer niet door de angst voor een Koude Oorlog, maar door de angst voor terreur, voor immigratie. Noem maar op. Telkens als we met nieuwe problemen geconfronteerd worden, grijpen we terug naar het oude, dominante en repressieve patriarchaat. Maar zo pak je de problemen niet aan. Dat is de kop in het zand steken. Het is ongelooflijk dat we zestig jaar later nog altijd moeten discussiëren over gelijke rechten voor holebi’s, en dat er nog altijd zo weinig films over holebirelaties worden gemaakt. Daarom vind ik het zo clever wat Todd heeft gedaan. Hij heeft een film gemaakt over twee vrouwen die verliefd op elkaar worden, maar eigenlijk gaat het over de universele emoties die daarmee gepaard gaan. Over de extase, de angst, het gevaar dat we allemaal voelen wanneer we verliefd worden. Stop dus met je te focussen op het feit dat Carol en Therese dezelfde chromosomen hebben. Het gaat over een oudere, getrouwde, wereldse bourgeoisvrouw die valt voor een jonger, verlegen en verloofd working class-meisje. Dat is genoeg conflict en drama om drie heterofilms mee te vullen. (lacht)
Carol is rebels en zelfbewust, in tegenstelling tot de timide Therese. Sta je zelf ook zo in het leven?
BLANCHETT: Ik probeer zo weinig mogelijk bewust te zijn van mezelf, of van mijn imago. Ik draag nu wel een mooie galajurk, maar je zou mijn onderbroek eens moeten zien. Ik draag nog altijd dezelfde katoenen spullen die mijn moeder vroeger voor me kocht toen ik nog op school zat. Ik bedoel maar: ik laat mijn werk voor zichzelf spreken. Het pretty girl-gedoe hoort erbij, maar het is niet wie of wat ik ben. Ik was vroeger een punker, net als mijn echtgenoot (theaterregisseur Andrew Upton, met wie ze vier kinderen heeft, nvdr. ) trouwens. Ik verfde mijn haar groen en blauw. Ik schoor het af. Ik droeg combatlaarzen. Ik denk dat de zestienjarige Cate heel raar zou opkijken mocht ze mijn reclamespot voor Armani zien, maar zo gaat dat in het leven. Je wordt ouder, je look verandert. Je smaak verandert. Het komt er alleen op aan om je zin voor avontuur te behouden, om je artistieke idealen niet te verraden. Ik denk niet dat ik dat, ondanks de roem en het comfort die me ontegensprekelijk te beurt zijn gevallen, gedaan heb. Ik probeer nog altijd om nieuwe terreinen te verkennen, om grenzen te verleggen, zowel in film als op toneel.
Op basis waarvan zoek je die grenzen dan op?
BLANCHETT: Op basis van mijn instinct. Ik heb twee simpele regels om ‘nee’ te zeggen tegen filmscripts. Een: wanneer ik na tien pagina’s al weet hoe het afloopt. En twee: wanneer ik meteen denk: oh, maar dat kan ik. Op die manier kun je nooit iets verrassends toevoegen aan een rol, en voorspelbaarheid is dodelijk voor kunst. Een film mag floppen, hij mag zelfs slecht zijn, maar hij moet je wel uitdagen. Het moet altijd een beetje gevaarlijk blijven. Er is niets zo gezond voor een acteur en zijn ego als het risico om languit op je bek te gaan.
Even terug naar Carol: ondanks alle grote emoties en zelfontdekkingen acteert iedereen heel sereen en beheerst. Was het lastig om je in te tomen?
BLANCHETT: Er zit één speech in de film, die scène waarin Carol in het advocatenkantoor zit en besluit om eindelijk eens goed te zeggen waar het op staat. Kop omhoog, vuist op tafel. Die attitude. Wel, ik herinner me nog de dag dat ik trouwde en mijn geloftes moest afleggen. Ik dacht: ik ben een actrice, dit is zo gepiept. Maar toen ik daar stond, was ik op van de zenuwen en kreeg ik amper een woord over mijn lippen. Carol moet het als vrouw in haar eentje opnemen tegen enkel mannen die het gewoon zijn dat enkel mannen het woord voeren. Ik moest er in die scène dus voor zorgen dat ze assertief en overtuigd overkomt, maar het mocht geen agitprop worden, geen geef-hier-die-Oscar-monoloog. Carol is geen politieke film. Het is een film die wel een politieke discussie kan uitlokken, maar dat is niet hetzelfde. Het kwam er dus op aan om precies de juiste toon te vinden, om kracht uit te stralen zonder dat het op een preek lijkt. En ik vind dat Todd die balans perfect heeft gevonden.
Ook in de lesbische scènes…
BLANCHETT:(onderbreekt) Welke lesbische scènes? Het zijn allemaal lesbische scènes. Je bedoelt de seksscènes. Lesbische seksscènes! Seks met lesbiennes! (lacht)
Die bedoel ik, ja. Voelde je je er comfortabel bij?
BLANCHETT: Voor de première in Cannes zei ik tegen mijn moeder: ‘Er zit een scène in de film waarin ik een vrouw haar tepels kus.’ Ze zei: ‘Geen probleem.’ Maar ik was toch wat nerveus. Achteraf zei ze: ‘God, wat was die scène prachtig.’ Dat betekende veel voor mij. Bij een seksscène blijft het lastig om volledig op te gaan in wat doet. Dat geldt eigenlijk voor seks in het algemeen. Je blijft je bewust van je lichaam, maar bij goede, liefdevolle seks valt dat bewustzijn weg. Twee lichamen worden één. Ook dat heeft Todd prachtig weten te vatten. Er zit een shot in de film waarin Carol en Therese heel teder bij elkaar liggen, en je niet precies weet wier arm rond wier been ligt. Heel poëtisch en sensueel vond ik dat. Het werd op geen enkel moment onwennig of vulgair. Het ging puur om de schoonheid van de liefde. Zowel Rooney als ik voelde dat meteen zo aan.
Carol is een film waarin vrouwen opkomen voor hun rechten. Dat is de jongste tijd een heet hangijzer in Hollywood. Zie je jezelf als een rolmodel binnen dat debat?
BLANCHETT: Ik zie mezelf als een vrouw. Gelijke rechten en gelijke lonen voor mannen en vrouwen: het zijn niet alleen in Hollywood hete hangijzes. Dat zijn ze overal. Of dat zouden ze overal moeten zijn. Alleen geven actrices vaker interviews dan bankbedienden of arbeidsters. Iedereen moet zijn stem laten horen. Ik ben blij dat Meryl Streep, Jennifer Lawrence en al die anderen het debat aanzwengelen, maar het is een strijd die op alle werkvloeren moet worden uitgevochten, overal ter wereld.
Hollywood lijkt me nochtans een prima plek om te beginnen. Actrices van boven de veertig kunnen het meestal schudden als leading lady, en worden meestal enkel nog gecast als moeder of bijzit. Frustreert je dat?
BLANCHETT: Frustratie brengt je nergens. Laat ons beginnen met proactief te zijn. Er is ook beterschap. Ik merk dat er meer goede rollen voor oudere vrouwen zijn, en dat er ook meer vrouwelijke regisseurs zijn dan vroeger. Laat ons dat vooral geen trend noemen, want dat zou het werk alleen maar trivialiseren. Weet je wat het is? Het is een kwestie van opvoeding. Mijn ouders hebben me niet opgevoed met het idee om een meisje te zijn, en zo wil ik mijn dochter ook niet opvoeden. Ze hebben me opgevoed om een breeddenkend, respectvol mens te zijn die zijn kansen grijpt wanneer die zich aandienen. Rollenpatronen zitten niet in onze genen, ze worden ons aangeleerd. En dus kun je ze ook bijsturen en doorbreken.
Toch blijft het lastig voor vrouwen om een gezin en een carrière te combineren. Hoe speel jij dat klaar?
BLANCHETT: Door mijn man en mijn oudste zoon, die inmiddels dertien is, mee aan het werk te zetten. Ik wil geen luie, verwende venten kweken. (lacht) Mannen kunnen ook hun deel van het huishouden doen, en bij ons thuis zijn de taken netjes verdeeld. Actrices hebben het heus niet drukker dan andere werkende vrouwen.
Je zei daarnet dat je heel nerveus was voor de première. Went dat nooit, na zoveel jaar en zoveel lof?
BLANCHETT: Nee. Het blijft een zenuwslopende bedoening, net als een eerste draaidag, want ook die voelt telkens weer aan als een eerste schooldag. Ik vraag de regisseur daarom altijd om eerst een simpel shot zonder dialoog te draaien. Zo kan ik in het ritme komen en de atmosfeer opsnuiven. Soms vereist het draaischema dat je meteen moet beginnen met een emotionele scène of met een lange dialoog. Jaren geleden zat ik in een film met John Turturro (The Man Who Cried, 2000), die ik voor de opnames nooit had ontmoet, en ik moest meteen met hem het bed induiken. Daar lig je dan met een volkomen vreemde naast je. ‘Hello, I’m Cate’. ‘Hello, I’m John. Action!‘ (lacht) John is een geweldige vent en een prima acteur, maar dat soort dingen hoop je toch te vermijden.
CAROL
Vanaf 13/1 in de bioscoop.
In première tijdens de Bozar Cinema Days, van 6 tot 10 januari.
DOOR DAVE MESTDACH
Cate Blanchett : ‘ROLLENPATRONEN ZITTEN NIET IN ONZE GENEN. ZE WORDEN ONS AANGELEERD. EN DUS KUN JE ZE OOK BIJSTUREN EN DOORBREKEN.’
Cate Blanchett : ‘EEN FILM MAG FLOPPEN, HIJ MAG ZELFS SLECHT ZIJN, MAAR HIJ MOET JE WEL UITDAGEN. ER IS NIETS ZO GEZOND VOOR EEN ACTEUR EN ZIJN EGO ALS HET RISICO OM LANGUIT OP JE BEK TE GAAN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier