‘Typewriters, Bombs, Jellyfish’ van Tom McCarthy: ‘Hij beschikt over de literaire lenigheid van een ballerina’
In een paar pagina’s van MC Hammer naar Gerhard Richter? Tom McCarthy draait er zijn hand niet voor om en laat de lezer verbluft achter.
Is er iets banaler dan het weer? Meer dan een gangmaker voor een conversatie lijkt het niet, maar daar denkt Tom McCarthy anders over. Vanuit zijn flat in Londen kijkt hij uit over de stad en terwijl hij met vrienden aan de telefoon hangt, bestudeert hij de wolkenmassa’s zodat hij hen kan waarschuwen voor dreigende regen. Of omgekeerd: zij brengen hem op de hoogte van opklaringen. Met die simpele triangulatie dringt hij door tot de essentie van weersvoorspellingen: het hangt allemaal af van informatie die door de lucht vliegt én zich dus een weg door het weer moet banen, weer dat op zijn beurt storingen of glitches kan veroorzaken in die gegevens.
Centrale zin: God dies in Lost Highway, make no mistake: Dick Laurent – note the initials: DL – is butchered gruesomely in front of the camera and the film ends with the same Nietzschean announcement it began with: ‘Dick Laurent is dead.’
Al in het openingsessay van dit (vooralsnog niet vertaalde) boek etaleert McCarthy zijn dada’s: datastromen, informatiepatronen, coderingen, feedbackloops en, essentieel voor empirische kennis, herhaling en verdubbeling. Geen makkelijke thema’s en hoewel hij die briljant verwerkt in romans als Dat wat overblijft (2005) en Satin Island (2015), blijft hij vooralsnog een writer’s writer, een literaire geheimtip. Dat zal met deze essaybundel niet veranderen, maar liefhebbers krijgen wel een blauwdruk van zijn denkwereld voorgeschoteld en wie zich verbluft wil weten door een Brits talent, kan zich laven aan de knappe verbindingen die McCarthy op papier maakt tussen bijvoorbeeld David Lynch en Alexander Bell. Tip: beiden hebben iets met geamputeerde oren.
McCarthy’s habitat blijft de taal en veel van zijn essays gaan dan ook over de romanciers die hij bewondert: Georges Perec krijgt een prominente plaats, maar hij plukt ook gretig zinnetjes uit het oeuvre van Joyce en Kafka om ze onder de loep te leggen. Als de Engelse taal hem faalt, citeert hij met gemak uit Franse en Duitse bronteksten, gewoon om subtiliteiten aan het licht te brengen. Een naijverig personage dat door blinden tuurt? McCarthy zal op ‘jalousie’ wijzen. Of hij toont de monetaire connotatie aan bij Kafka’s schuldgevoelens – het Engelse ‘guilt’ dekt de lading niet, het Duitse ‘Schuld’ duidt zowel op wroeging als een openstaande rekening.
Knap ook hoe hij zich stilistisch aanpast: in een essay over Sonic Youth meet hij zich een jachtige, hoekige stijl aan, zo typisch voor de experimentele godfathers van de grunge. Als hij het over tijd heeft, over de eeuwigheid van het nu, hopt hij in achttien korte fragmenten door de kunstgeschiedenis, puur om zijn onderwerp aanschouwelijk te maken. McCarthy beschikt over de literaire lenigheid van een ballerina. Je kunt er alleen met open mond naar kijken.
Typewriters, Bombs, Jellyfish
Tom McCarthy, New York Review Books, 278 blz., 18,95 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier