Guido Lauwaert

Theater: Nooit van elkaar, Toneelgroep Amsterdam

Guido Lauwaert Opiniemaker

Wachtende vrouwen en hun gepieker … John Fosse schreef er een knap stuk over dat Ivo Van Hove subtiel en gedreven ensceneert.

Og aldri skal vi skiljast, eerder vertaald als Scheiden zullen we toch nooit, was de eerste theatertekst van Jon Fosse. De ene ziet in hem de nieuwe Beckett, een andere de nieuwe Ibsen en een derde linkt hem met Strindberg. De waarheid is dat hij een toneelauteur hors categorie is. Door hem met voorgangers te linken, wordt bedoeld dat hij wel te plaatsen maar in wezen ongrijpbaar is. Zijn toneelstukken vertrekken niet vanuit een gebeurtenis. Wat mogelijk zou kunnen zijn, is belangrijker dan hoe iets geweest is en hoe dat geïnterpreteerd werd. Voor John Fosse is het subjectieve de enige waarheid. Elk stuk is een Traumdeutung.

Subtiele suggestiviteit

De nieuwe vertaling van Alexander Schreuder benadert die benadering meer dan de eerste. Dat valt al op bij de titel Nooit van elkaar. Niet eenduidig. Meerdere interpretaties zijn mogelijk. Een vrouw wacht in een flat op de terugkeer van haar man. Waar hij is, wat hij deed of doet, is niet belangrijk. Het vermoeden van de vrouw om wat er in de wachttijd gebeurt, brengt haar tot het besef dat hoe sterk en intens een verhouding ook is, we nooit zeker zijn van elkaar, en dat ook nooit zullen zijn. Zij denkt natuurlijk aan een andere vrouw, uiteraard veel jonger dan zijzelf is, en is bang dat hij verliefd wordt. Een keer vreemd gaan, ach, moet kunnen, maar misschien wordt hij wel verliefd.

De fantasie in de verbeelding van Nooit van elkaar haalt andere schrijvers en beeldende kunstenaars voor de geest. De denker van Rodin is prachtig, maar het meesterlijke zit hem in het suggestieve. Waaraan denkt de man? De schilder Edward Hopper. Zijn schilderij uit 1926 Eleven a.m. Een naakte vrouw zit in een zetel en staart uit het raam, de beide ellebogen op de knieën. Zij kijkt, maar ziet zij wat? In het slotverhaal van Dubliners, van James Joyce, The dead, wordt Gabriël, het hoofdpersonage, onttroond door zijn vrouw. Gretta vertelt dat een lied, dat gezongen werd op het kerstfeest waar ze net vandaan komen, haar deed denken aan een jongeman die zo stapel op haar was dat hij ziek werd en stierf. Geen schuldgevoel maar een zekere verantwoordelijkheid voor zijn dood draagt zij met zich mee. Gabriël is geschokt. Het vertaalt zich in de prachtzin: He tought of how she who lay beside him had locked in her heart for so many years that image of her lover’s eyes when he had told her that he did not wish to live.

Alles in Nooit van elkaar is suggestief. Behalve de vrouw zelf. Of misschien toch wel. Ten slotte is ook zij verzonnen door de schrijver. Die zich in de plaats van toeschouwer heeft gesteld en een nare dagdroom heeft verzonnen. Ieder van ons heeft af en toe nare dagdromen. Ik mag er niet aan denken dat ik een van mijn kinderen verlies. En toch denk ik eraan en stel mij daar van alles bij voor. En net zoals dat in onze nare dagdromen gebeurt, gebeurt dat ook in de nare dagdroom uit Nooit van elkaar. De tijden vervagen, verdwijnen en maken plaats voor een magisch realisme. Die op zijn beurt leidt tot angst. Dezelfde angst die Fridolin overvalt in het verhaal Droomnovelle van Arthur Schnitzler, meesterlijk verfilmd door Stanley Kubrick. De film heet Eyes wide shut. De overheersende blik in de film is de blik van de angst. De oogleden bevroren, het oogbeeld staat stil. – Dat de vrouw en het meisje identiek gekleed zijn, versterkt daarenboven het suggestieve karakter van het verhaal.

Bedreven regie

Dat alles schoot door mijn hoofd bij deze enscenering van Nooit van elkaar ( * * * * ). Regisseur Ivo van Hove is zo bedreven dat hij de toeschouwer in een hogere dimensie tilt dan het stuk [en dus de auteur] al doet. Hij wordt daarbij goed geholpen door Chris Nietvelt, Gijs Scholten van Aschat en Hélène Vos. Zij spelen de vrouw, de man en het meisje. Drie naamloze personages. Het sleutelwoord in al hun clausen is ‘wachten’. Als hij zegt ‘Je mag mij niet verlaten‘, zegt hij in feite dat hij op haar zal wachten. Zegt het meisje ‘Komaan we zijn weg‘, hoor je ‘ik ben het wachten beu‘. Identiek voor de vrouw. Haar clausen zijn nauwelijks tot niet omfloerst. Zij: ‘Je was zo lang weg / Maar nu ben je weer hier / Je was weg / alsof je dood was / Ik zat hier te wachten / Ik wachtte en wachtte / Ik zat hier te wachten / I wachtte en wachtte / En natuurlijk het leven is wachten / …

Fosse bestempelen als de nieuwe Beckett, zoals Le Monde deed, lijkt me nogal vergezocht. Wachten is niet des Becketts. Wachten doen we allemaal en voortdurend. De helft van elk uur gaat op aan wachten. Inspiratie, een laatkomer, een trein, het eten, de dokter, de geboorte, de dood. De drie zusters van Tsjechov wachten, Hamlet wacht, Medea wacht, de hele bevolking wacht. Zelfs als we iets doen wachten we nog. Ik tik om niet zenuwachtig te worden van het wachten op de postbode. Belangrijker dan wachten in Nooit van elkaar is de angst die tot bangheid leidt. Angst en bang zijn wel verwant maar geen synoniemen. Vooral Chris Nietvelt weet dat duidelijk te maken. Haar rol is er voor gemaakt, maar de naakten kleden is niet voor niets een werk van barmhartigheid. Dat wachten ook een onmacht uitdrukt is extra meegenomen. Dat wordt onderstreept door het herhalen van de herhaling van het herhaalde goede, en kwade.

Kan (nog) beter!

Plateaus van het denkpatroon schuiven over elkaar en verzinken. Met muziek van Plink Floyd. Heerlijk om weer eens The dark side of the Moon te horen, al waren het maar korte fragmenten. Aan het eind dringt een liedje uit de musical Sound of Music de ruimte binnen. Zonder Suiker. Jazzy version. Mistig op de hand, dauw in de stem. Het klinkt opnieuw als het publiek de zaal verlaat. Een vaarwel. Maar niet van de voorstelling. Die blijft talk of the town in het foyer, op de terugreis.

Een subtiele en gestileerde voorstelling. Bescheiden en toch indringend. Toch [wat een lelijk woord] moet mij iets van het hart. De voorstelling had een vijfde ster verdient als de uitspraak van het meisje Hélène Vos verzorgder was geweest. Haar vuile Antwerpse A kwetst het genot van het angstlied. Gijs Scholten van Aschat loopt er slordig bij. Hij kan veel beter, dat moet dus beter. En het dempen van de gevoelens had de spanning versterkt. Een nare dagdroom suggereert gevoelens, ze toont ze niet.

Guido Lauwaert

Nooit van elkaar – Jon Fosse – Toneelgroep Amsterdam en deSingel – regie: Ivo Van Hove – productie: Toneelgroep Amsterdam – nog tot zondag 13 februari in deSingel – vanaf 19 april tot 19 mei in Stadsschouwburg Amsterdam – www.toneelgroepamsterdam.nlwww.desingel.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content