Guido Lauwaert

Theater: Nero, NTGent

Guido Lauwaert Opiniemaker

Nero Wim (Opbrouck), Nero Peter (Verhelst) en Nero Bernard (Dewulf) leveren toneel af dat soms te traag en vaak te laag is.

Een middelhoge wolk

Wie is Nero? Hoe is Nero? Wat is Nero?

Waar is Nero? Hier is Nero!

Hij staat in het duister in een donker gewaad gehuld

en fluistert ‘Het was… Het was nacht… ja…

en toen… er was een maan…’

Het is Nero en het is Nero niet.

Het is Wim Opbrouck met de woorden van Peter Verhelst.

Samen uit, samen Nero ( * * * ).

In een Gents bonbontheater.

Een wit laken bedekt een decor.

Wat zit er onder, mama?

Een stad, lieverd. De stad van je dromen.

Rome. New York. Londen. Antwerpen. Gent. Brussel.

Kies maar uit. Maar niet Amsterdam. Brugge. Mechelen.

Gehuchten met de luchten van steden.

En Wim Opbrouck vertelt over zijn kinderjaren.

Als kind. Hij is een kind. Hij wil nooit iemand anders zijn.

Dan een kind. Hij is een kind zolang zijn moeder leeft.

Maar waar is moeder?

Zij vergiftigde uit liefde voor haar kind zijn vader.

Haar kind is haar keizer.

En hij werd keizer en kreeg een wijze man naast zich,

Seneca. Die wijze woorden sprak.

‘Keer zoveel mogelijk tot jezelf in’.

En Nero plooide zichzelf in alle bochten

op zoek naar de schoonheid,

naar het beeld en de gelijkenis van mama.

En de man Nero werd een vrouwman.

Seneca zag dat het goed was, maar gevaarlijk. Hij zei:

‘Je ziel is belangrijker dan je lichaam’.

Het laken verdwijnt in de lucht.

De nevel lost op, toont de stad,

toont de schoonheid van architectuur.

Dictators maken van hun geboorteplek een lusthof van steen.

In dit pretpark wordt de dictator een dichter, een componist.

Gedichten en liederen: lofgezangen voor de architecten.

En voor mama. En voor Seneca. Die zei:

‘Een wijze doet niets tegen zijn zin’.

Hij doolt door de stad. Nero. Liever bij nacht dan bij dag.

Een stad is op zijn mooist zonder mensen.

Onder een sterrenhemel. In een lucht van rozen.

Roze rozenblaadjes op een bedje van geparfumeerd water.

De rozenlof tovert uit het geheugen van de kijkende luisteraar

het refrein van een lied te voorschijn.

‘Rosa rosa rosam

Rosae rosae rosa

Rosae rosae rosas

Rosarum rosis rosis’

En Nero Wim, bij monde van Peter Verhelst trekt verder.

Naar de dood van zijn moeder.

Die hem leerde wat angst is.

Hoe die te gebruiken, hoe die van je af te slaan.

Wat moeilijk lukt, als je moeder dood is

en je zoekt naar dromen tegen de angst,

om de schoonheid nog schoner te maken.

Zijn moeder zei in een droom:

‘Waar is het erts? Waar is het erts?

Het erts van de angst?’

Een keizer gaat aan zijn eigen wensen ten onder.

Napoleon. Hitler. Alexander de Grote. Julius Ceasar.

Nero. Want ‘Alles is de helft van een geheel’.

Uit liefde voor zijn stad. Zijn ziel.

Zonder mensen. Zonder honden. Zonder duiven. Zonder kinderen.

‘De mooiste stad is de lege stad.

De volgebouwde lege stad.’

Zo bouwt de keizer, keizer Nero aan zijn eigen dood.

Die hij ziet in het verval van zijn rozen, zijn stad, zijn dromen.

‘De echte architect bouwt ruïnes.

De enige echte architect bouwt de dood.’

En Nero, halfnaakt, met een lange zware rok doolt.

En denkt:

‘Sommige mensen zijn witregels’.

Genoeg. Genoeg Seneca. Hij gaat, verlaat Nero.

Een dictator is een natte dromer.

De wijze stapt uit het leven.

Opent de aderen, drinkt vergif en stapt in bad.

Langs de moederschoot naar het leven vóór de geboorte.

Waarop de voedster haar Nero wiegt.

Hij zegt:

‘Als je me gezoogd hebt, kun je ook helpen te sterven’.

En Nero sterft. Niet struikelend over het gekreun en het gesteun

eigen aan stervende acteurs.

Een speelgoedtreintje voert rozenblaadjes aan.

De keizer breekt de stad af. Gebouwen vallen, kantelen.

Rome sterft. Nero sterft.

En in de verte klinkt het gebeier van de klokken van het Belfort.

Deze valse monoloog – door de enkele zinnen van de voedster –

wil een ode aan de schoonheid zijn.

Schoonheid afgedwongen door groeiende, bloeiende wreedheid.

Dat is mooi. Maar mooier ware het geweest

als die ode niet zo licht ware dan een middelhoge wolk.

Een cumulus. Naar tekst en beeld.

De wolk drijft over.

Het tempo brengt een gedicht van Guido Gezelle in herinnering.

Kerkhofblomme, waarvan de eerste regel luidt:

Traagzaam trekt de witte wagen.

Zo is ook deze voorstelling. Soms te traag, vaak te laag.

Toch blijven er sterren te zien. De Grote Beer.

Ook wanneer aan het slot Mama van Heintje uit de boxen bolt.

Schoonheid heeft altijd een druppel kitsch in het bloed

wanneer hij geleid wordt door vaklui, als

Nero Wim, Nero Peter, en Nero Bernard.

Bernard De Wulf die tekent voor de dramaturgie.

Guido Lauwaert

De teksten tussen aanhalingstekens zijn van de hand van Peter Verhelst.

NERO – productie NTGent – nog tot 28 mei in de Minardschouwburg Gent – www.ntgent.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content