Guido Lauwaert

Theater: Grüssen aus Berlin – Teil 4

Guido Lauwaert Opiniemaker

Dronken van poëzie en met krassen op de ziel neemt Guido Lauwaert afscheid van Berlijn.

Poëzie is een kunstvorm waarbij je voortdurend vanuit de spiegel naar jezelf moet kijken. Zo lang tot je van achter de spiegel ziet wat er voor de spiegel in jou te vinden is. Het eerste wat je ziet, is dat je iemand bent die je niet dacht te zijn. En blijf je kijken, zie je dat je liegt uit liefde voor de leugen. Nog verder kijkend krijg je de genadeslag. In het vorige gedicht dat je maakte was de leugen te zwak. Je bent verplicht, uit respect voor de leugen, een nieuw gedicht te maken. Een nieuwe leugen die je voor waarheid houdt. Het is niet het gebeuren rond jou dat je gedichten verzint. Het is het beeld vóór de spiegel dat je dwingt. En blijven kijken is dieper in jezelf kijken. De spiegel komt tot leven en wordt een camera. Hij ziet de waarheid in beweging, verbeeldt je achtergrondmuziek. Sous le pont d’Avignon, au clair de la lune.

Word nachtwaker

Wat je toch allemaal op het klavier weet te tokkelen als je een paar dagen met dichters optrekt. Een poëziefestival is een gevangenis zonder ramen en deuren. Zonder vloer of plafond. De psychologie van jezelf komt in de immateriële wereld tot bloei dat het niet schoon meer is. Zeer vermoeiend. Het lichaam is moe van 65 jaar kastijding om het genot van je dierlijk leven te vinden, en dan komt het geestelijke zich vanaf je vijftigste ook nog eens tonen. In ontelbaar veel gedachten. De ene al harder en rechtlijniger dan de andere. Er zijn er bij die zo kort zijn dat je er weken ziek van bent. Sommige zijn verwant, de meeste vreemden voor elkaar Je weet niet welke je eerst moet aanpakken. Opletten. Voorzichtig zijn. Ook zij zijn ambitieus. En ijdel. Afstand nemen van jezelf is het beste wat je kan doen bij oriëntatieproblemen. Anderen aan het woord laten. Dat is wat ik vanmiddag aan de deelnemende Vlaamse dichters van Flachlandfest heb voorgesteld. Schrijf een korte impressie over ons samenzijn in Berlijn. ’t Geeft niet wat. Om negen uur morgenvroeg wil ik het in mijn kamer hebben. Of op het scherm van mijn laptop zien staan. Dames, heren, aan het werk. Word nachtwaker! Van jezelf. Lieg de waarheid. Al staat die ondersteboven in spiegelschrift.

De dichters [In alfabetische volgorde]

Eva Cox

‘Het is na middernacht. Ik wandel het Bauhaus-Archiv binnen. Museumnacht. Ik bekijk foto’s van vroeger. Jong volk, branie, talent. Wat verder een stoel. Eén buis, twee plankjes. De messcherpe hand van een dichter heeft de ziel van een stoel tevoorschijn geschrapt. Gisteren Flachlandfest. Morgen Flachlandfest. Branie. Talent. Maar vannacht alleen ik en Berlijn, een buis en twee plankjes, mijn voeten, mijn ogen. Ik stap terug de nacht in. De lucht is licht en fris. Dat komt door de bomen.’

Jess De Gruyter

‘…

aan karakter heb je niets

op zo’n moment

je moet kutjes geen spleetjes noemen

het was haar beurt om uit de kleren te gaan

we gingen die Duitsers

op hun donder geven

in een ruk

doorstoten naar Berlijn

onze sokken te drogen hangen

aan de Reichstag

…’

Andy Fierens

‘Guido ouwe knakker,
Ik had graag nog afscheid van je genomen maar het is ondertussen vijf uur des nachts en ik kan het niet over mijn hart krijgen om het vredige monotone gesnurk dat ik hoor als ik mijn oor tegen de deur van je hotelkamer leg, te onderbreken voor een hardcore sumoknuffel. Binnen twee uur moet ik de veren uit om de eerste trein naar Venlo te nemen, waar ik straks moet optreden met de Androids. Ik zal er mijn wildste tekst aan je opdragen, dat heb je wel verdiend na die beestige nacht gisteren. Daarover toch nog dit: ik was daarnet terug in die kroeg waar je met Jess De Gruyter en die Poolse schoonmaakster op het biljart de lambada – of wat daarvoor moest doorgaan – hebt gedanst. Bleek dat je je rekening niet hebt betaald (jij ging toch afrekenen?). Kun je dat morgen gaan regelen met die Bruno want hij deed er best moeilijk over en ik had de grootste moeite hem ervan te overtuigen dat je geen uitvreter bent, maar een opperbeste kerel (yeah right!). Flachland forever.
Blablablabla, je dronken en doodvermoeide scheepsmaat.’

Els Moors

‘Allereerst, hoe staat het met de nacht van de poezie? Ik zag dat je mij had uitgenodigd, maanden geleden en dat ik tot mijn spijt niet (of wel) heb gereageerd. Ik weet het m.a.w. niet meer. Mocht je op 16 oktober nog (twijfelachtig maar kom!) om een dichter verlegen zitten, ik ben paraat. Sowieso kom ik luisteren en wijn drinken.’

(Antwoord: Goeie vraag Els. De NvdP gaat door maar zes maanden later dan gepland. Door politieke en andere problemen van Flagey – waar de suikerooms Knack, deBuren en PoëzieCentrum part noch deel aan hebben – zal de Nacht doorgaan op 2 april 2011… in Gent… en de goden zij dank… in de Vooruit, het kunstencentrum dat de rol en de inbreng van Flagey heeft overgenomen. Michaël kan je de details vertellen. En jij zal er ongetwijfeld bij zijn, als dichter, al of niet met het glas wijn in de hand.)

En Els’ impressie op ons samenzijn in Berlijn:

Dag Guido,

Wassup rocker?

Ik zag je bij aankomst uitgestrekt

(en uitgeteld?) liggen

op een bank. Er is een zwembad en een sauna in het hotel maar bij mijn weten heb

jij er geen gebruik van gemaakt. Heb je wel gepingpongd op het binnenplein?

Veel dank voor de gummi Trabant. De eerste keer dat ik van iemand een auto kreeg. Aangezien jij vanavond de jonge honden

onder elkaar hun feestje wilden laten vieren beschrijf ik je het feestje. We gingen na het eten naar café ‘Z’in de Bergstrasse.

In zo’n café kan je alleen met ijzeren discipline

het einde uit de weg gaan.

Andy werd wakker vanochtend om zeven uur.

Contemplatie? Een gedicht schrijven?

Hij was vanavond

in elk geval al

moe nog voor het feest goed en wel begonnen was.

Men zegt dat Berlijn de stad is van jongeren en werklozen

en dat je er

daarom, ondanks de crisis,

nauwelijks zes Euro betaalt voor een groot bord pasta. Ik zag afgelopen dagen

minstens een dozijn

ruziemakende,

kussende en elkaars handen vasthoudende lesbiennes.

Weet jij met jouw ervaring waar de lesbiennes in Brussel zich

ophouden?

Tot morgen vroeg, bij het ontbijt

Els

Reinhout Verbeke

‘Mijn plan was: Bertolt Brecht beleven tijdens deze drie Berlijnse nachten. De cafés opzoeken waar hij zijn eerst gedichten speelde op gitaar. Ik heb ze niet gevonden. En waarom zou ik ook nostalgie gaan zoeken die er niet is? We kregen verdorie gratis de dreunende biotoop van 21ste-eeuwse Berlijnse schrijvers en kunstenaars. In Kreuzberg, de wijk waar Flachlandfest plaatsvond, geen fake, wannabe alternativo’s, zoals je ze in Gent of Antwerpen tegenkomt, maar jongeren die leven op hun in het DNA opgeslagen ritme: dat van de nacht. Heel inspirerend. En wij, vijf Vlaamse dichters, deden verdienstelijke pogingen onze verzen in hun hoofden te krijgen, als een catchy riff. Sowieso het hoogste wat je als dichter kunt bereiken. Vanavond doe ik met mijn poëzierockband nog een laatste poging. First we take Berlin, zingen we al het hele weekend, tongue-in-cheek.’

Envoi

Dames en heren,

Het was voor de zoveelste maal een heerlijke tijd. Het beleven van de Driedaagse van de Poëzie in Berlijn. Het bloggen naar het thuisfront. Dan is nu de tijd gekomen voor een afscheidswoord, want traditie moet er zijn. Ik dank Knack voor de kans dit alles te hebben mogen beleven, mijn vriendin Marie-Hélène voor de technische hulp bij de e-way, Els Van Steenberghe om mijn bijdragen dagelijks te bloggen, mijn moeder zaliger die ik nog dagelijks mis, mede omdat ik toen zij nog leefde tegen jan en alleman zei: ‘Ik ben een kind zolang mijn moeder leeft’. Maar je leeft nu niet meer en door je dood weet ik niet meer wat ik ben. Maar kom, het laatste woord is aan een jonge dichter die er dit jaar niet bij is, maar hopelijk volgend jaar hier wel zal staan. Ik kreeg gisteren een mail + gedicht van hem. Zijn naam is Kenny de Thaey.

Geachte heer Bardamu,

In navolging van onze voyage ’tot diep in het donker’ (n.v.d.r.: Brugge, 27 maart 2010) en nog meer van mijn toen oplaaiende zatlapperij, ontstond het gedicht dat nu in Poëziekrant 5 voor mirakel ligt. Komrij’s woorden (‘Gaat het, jongen?’) spoken nog steeds door mijn hoofd. Pas nadat deze gênante herinnering de vorm van een gedicht aannam, kon ik er schaamteloos aan terugdenken. Poëzie als amnestie: als het goed is voor de kunst, is het goed voor mij. Wie er die avond bij was, maakt deel uit van dit gedicht. Daarom deze mail.

IK BEN HELEMAAL NIET VERLEGEN

alleen wat meer dan strikt genomen nodig is om anderen niet in verlegenheid te brengen

zo komt het dat ik atheïst geworden ben

ik kon christus’ bloed wel drinken en

een koppige wijn is het enige dat helpt

dus dronk ik als een spons toen ik de oude dichters gevestigde en gevierde op hun dichterlijke konten gezeten met mijn afwezige aanwezigheid plezierde

ik was vijfentwintig en dacht aan gregory corso die dat jaar tachtig zou zijn geweest

hadden de dode dichters hun dode tongen niet teruggeëist

– ik kon maar beter op mijn hoede zijn als er onverhoeds eentje begon te bederven

ik nipte aan mijn glas en toen ik slikte werd ik om mijn hals een hand gewaar

die eerst vaderlijk dan verraderlijk

zijn greep op mij vergrootte

tot zijn kneukels verkleurden naar wit

en ik in scherven uitbarstte – weet je

een ziel is de welving van de bodem naar binnen (zegt het woordenboek)

het verkleint de inwendige ruimte maakt flessen sterker

– flessen.

Tot zover Kenny en zijn gedicht. Ik dank u allen zeer.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content