Guido Lauwaert

Theater: Duister hart, Toneelhuis

Guido Lauwaert Opiniemaker

Twee kunstbroeders vertellen een verhaal over de brousse die Brussel is. Ingetogen en behoorlijk aangrijpend.

Josse De Pauw zonder theater, je kan het je niet voorstellen. Wie zijn parcours nader bekijkt, ziet de Tigris. De Eufraat is zijn Brusselse vriendenkring. Pak die af en Josse verliest zijn zin in het leven. Dat heeft hij beklemtoond als curator van TAZ 2011. Het programma was gebouwd rond zijn kroegmaten die hun ding mochten doen. Zijn Tigris is een zich eeuwig vernieuwende stroom. De nieuwste stroming is Duister Hart ( * * * * ).

Duister Hart is een bewerking van het cultboek Heart of Darkness uit 1902. Een novelle geschreven door Joseph Conrad, een man van Poolse afkomst wiens derde taal de taal van de Angelsakser was. Conrad schreef in het Engels, niet zozeer omdat hij naar Engeland was verhuisd, maar om dezelfde reden als waarom Samuel Beckett, een Ier en Engelsprekend, En attendant Godot in het Frans heeft geschreven: Door de rudimentaire kennis van een taal het vermijden van misleidende gevoelens. Het weergeven van het skelet van zijn innerlijke mening over de mens, daar ging het bij Conrad om. En dat geldt ook voor Josse De Pauw. ‘In ieder van ons schuilt er wel een racist, verkrachter, moordenaar of wat voor smeerlap dan ook‘ schrijft Bas Heijne in het nawoord van zijn vertaling. Josse De Pauw is dezelfde mening toegedaan. Ook hij behoort tot ‘ieder van ons’. Om zijn demonen te kunnen pareren, was het logisch, voor wie achter de voorgebakken interviews kan kijken, dat deze in wezen grote, dikke knuffelbeer ooit deze novelle tot een monoloog zou omzetten en die ook zou spelen.

De verovering van de aarde betekent meestal dat ze wordt afgepakt van anderen.

Hart der duisternis, zoals de titel luidt van Bas Heijne’s vertaling, is het beklemmende verhaal van kapitein Marlows fysieke en psychologische zoektocht naar de mysterieuze Kurtz, die macht en invloed over de lokale bevolking heeft gekregen en zich van de beschaafde wereld, of wat er moet voor doorgaan, heeft afgekeerd. Het verhaal speelt zich af in het hart van de Congolese rimboe, ten tijde van de plundering van dit prachtige Afrikaanse land door koning Leopold II en zijn acolieten. Wie meer wil weten over deze schandelijke periode van ons kroonbordeel leest hoofdstuk 5 van De duizelingwekkende jaren van Philipp Blom [2008]*.

Het lijkt me alsof ik hier een droom probeer te vertellen.

De novelle is een raamvertelling. Een man vertelt op een boot in de Theems aan de passagiers over een belevenis op en rond de Congostroom. Marlow en Kurtz staan centraal, maar de nevenfiguren zijn geen figuranten. Ook zij worden genadeloos door Conrad geportretteerd.

Om mijn ideeën te verspreiden, dat is mijn verdomde plicht!

Josse De Pauw heeft de vertaling naar zijn hand gezet. Via knip- en plakwerk, heeft hij een proteststuk geschreven. Het oorspronkelijke plot én Marlow én Kurtz én de nevenfiguren zijn aanwezig. Als één man het geschreven heeft, kan één man het spelen. Maar dwingender dan de handenarbeid is de evolutie van De Pauws psychische gesteldheid. Aan de hand van de voorstelling wil hij zeggen waarom en waarmee en waardoor hij geworden is wat hij nu is: een asociaal mens mét een maatschappelijk engagement. De hoofdlijnen worden gerespecteerd, maar dienen om een aantal slagzinnen prominent in beeld te brengen. Ze zijn tijdloos. De stroom van toen is de straat van nu. En de brousse is Brussel.

Ach, maar zelf een nachtmerrie te kunnen kiezen, dat is nogal wat.

Hij komt op zoals hij over straat slentert. In de rechterhand wiebelt een plastic flesje losjes in de hand. Eerlijk gezegd stoorde het, maar achteraf bekeken was het een logische keuze. Wie ooit een cruise op de Nijl heeft gemaakt, vergeet nooit meer de honderden vlotten passerende samengetroepte petflessen. Het flesje staat symbool voor de vervuiling. Alles vervuilt. Niet alleen de wereld rond ons, maar ook in ons. Gaandeweg transformeert Josse. Tot halverwege de voorstelling is hij kapitein Marlow die over zijn reis en handelsagent Kurtz vertelt. In het tweede deel wordt hij Kurtz die Marlow op sleeptouw neemt. In de slotscène wordt hij weer Marlow, die verslag uitbrengt bij de maatschappij in Brussel [by the way: die gelegen was achter het Koninklijk Paleis] en bij de geliefde van Kurtz.

Dieper en dieper dringen we door in het hart van de duisternis.

De verteller, kapitein Marlow, is Josse De Pauw, maar meer dan een figuur is Josse zichzelf. Hij maakt gebruik van het verhaal van Conrad omdat hij het zelf niet beter had kunnen zeggen. De anekdotische stukken staan ten dienste van sleutelzinnen waarvan enkele in vet als beginregel van de alinea’s zijn opgenomen. Het hele verhaal zo indringend naar zich toe halen, is een uiting van zijn fascinatie voor de sensuele wereld van ‘natuurlijke’ en krachtige emoties. Die fascinatie vindt zijn oorsprong in De Pauws erotisch en tegelijk zelfvernietigend paradijs dat de stad is. Het is samengebald in de prachtzin ‘Ze staan domweg de rimboe vol lood te pompen.’

Ik heb ooit met de dood geworsteld. Het was de minst opwindende strijd die je je kunt voorstellen.

Wie het boek kent, begrijpt waarom Josse De Pauw zijn montage rustig vertelt. Waarom stemverheffing als protest of woede als zelfs de massa de wereld niet meer kan redden? Nauwelijks zit er daarom variatie in zijn stem. De nadruk ligt op tempo en klemtoon. Toch zit er een dwingende evolutie in het muziekje. Een spanning wordt opgebouwd. De toeschouwer wordt angst opgedrongen, en implodeert pas na de laatste woorden van Kurtz, tweemaal twee woorden in een laatste ademtocht, die de genocide, gruweldaden en de dieptes waartoe een mens kan zinken symboliseren: ‘De gruwel! De gruwel!

Ook dit… ook dit is ooit een van de duistere plekken op aarde geweest.

De regie van Guy Cassiers baadt in diffuus licht. Een achterwand is The Wall, bestaande uit acht panelen. Ze bewegen zelfstandig en geruisloos. Om de omgeving van bepaalde scènes te accentueren. Bij aanvang lijkt de wand op een paravent. Even later transformeert de projectie en de paravent wordt de stroom. Nog later verschijnen de contouren van een handelsmissie. Naar het einde toe wordt de wand de rimboe, die na een tijdje in vlammen opgaat. Op een vooruitgeschoven paneel verschijnen de tegenspelers. Ze worden door Josse De Pauw zelf gespeeld. Hij gaat dus met zichzelf in dialoog.

Ik kende hem zo goed als twee mannen elkaar kunnen kennen.

Licht en beeld zijn een ode aan de speler. Chapeau voor de artistieke ploeg, maar in het bijzonder aan Guy Cassiers. Onweerlegbaar wordt aangevoeld dat acteur en regisseur kunstbroeders naar geest en lichaam geworden zijn. Woorden hebben ze niet nodig om elkaar te begrijpen. Die komen er pas om een idee een extra laagje elkaar omhelzende logica te geven. Kortom, enscenering en spel maken van Duister Hart een behoorlijk aangrijpende voorstelling.

Guido Lauwaert

DUISTER HART – productie Toneelhuis – nog tot mei 2012 in Bourla – Antwerpen en op reis in Nederland, Frankrijk en België

* Een aanrader voor wie nog meer wil weten over de veroveringsjaren van Congo door Leopold II, leze De laatste expeditie van Stanley – een waanzinnige tocht door Congo, van Daniel Liebowitz en Charles Pearson [vertaling door Jeroen de Keyser] – Mets & Schilt, Amsterdam – 2007 –

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content