Guido Lauwaert

TAZ-blog – Literatuur Aan Zee

Guido Lauwaert Opiniemaker

Het literatuurluik van Theater Aan Zee zet Guido Lauwaert aan het denken. Over een cultureel-politieke hoofdstad, bijvoorbeeld.

De laden van Oostende (deel 2)

De laden van Oostende zitten vol met kunstenaars. De ferryboot was zeer populair in de 19de en 20ste eeuw. Zelfs James Joyce maakte er gebruik van. In zijn roman Finnegans Wake zitten enkele Oostendse woorden.

Vraag me niet waar. Ik had ze u graag gegund, maar zelfs de erudiete Jean-Pierre Rondas die ik te hulp heb geroepen weet het niet. Heeft ooit iemand het boek helemaal gelezen? De vertalers jazeker. Het vermoeden bestaat echter dat zij gewoon zin na zin letterlijk hebben vertaald zonder rekening te houden met de context. In James Joyce – een introductie [Atheneum – Polak & Van Gennep – 1994] schrijft Geert Lernout: ‘Finnegans Wake is een van de moeilijkste boeken die ooit geschreven zijn en men kan zich afvragen of de zeventien jaar die Joyce eraan werkte een verstandige investering waren. Voor het verhaal hoef je het niet te doen: het zal ondertussen wel duidelijk zijn dat er nauwelijks een verhaal in Finnegans Wake zit, hoogstens een veelheid aan verhalen, … Als er al een boodschap is, dan is het dat er geen boodschap is en wie alle verwijzingen wil thuisbrengen, wie voortdurend wil weten wie aan het woord is en wat er gebeurt, raakt niet verder dan de eerste bladzijden.’

Water

Dat is met uw dienaar het geval. Al ben ik door de roman mateloos gefascineerd. Door de rivier die door het hele boek kronkelt. Welke rivier? De Liffey. Via Dublin mondt de rivier uit in de Ierse zee. Op de LP ‘Liesbeth List zingt Theodorakis‘ zingt Liesbeth liederen over de Ierse onafhankelijkheidsoorlog. Op teksten van Brendan Behan, muziek is van Theodorakis, de vertalingen zijn van Cees Nooteboom. Mijn favoriete liedje op de LP is Mijn kleine bootje [I Have No Mother To break Her Heart]. Het maakt onderdeel uit van het toneelstuk van The hostage. Het stuk is een ratjetoe van alle mogelijke genres en stijlen, doorspekt met politieke toespelingen, dansnummers, en liedjes in alle soorten en maten: smartlappen, balladen, strijdliederen en hymnen; en dan bij voorkeur een uiterst dubbelzinnige versie. Kortom: anarchie. Het verhaal is simpel: Een jonge Engelse soldaat wordt ontvoerd en in Dublin ondergebracht in een voormalige schuilplaats van het verzet, dat verlopen is tot een bordeel, met als gevolg hilarische toestanden. Het toneelstuk maakt korte metten met de traditionele opvattingen over wat een toneelstuk nu eigenlijk is of zou moeten zijn.

Wat heeft dit allemaal te maken met het literaire luik van TAZ? Water. Geef me een zee en ik zwem maar door. Elke golf heeft een verhaal. De Ierse zee, de Noordzee… Ik ben een stadsmens maar mijn vakanties breng ik het liefst door op een eiland. Heel bewust heb ik indertijd gekozen voor de Zeemacht ter volbrenging van mijn militaire verplichting aan dit artificiële land. Twee grote zeereizen bracht het op. Van Antwerpen naar Nieuwpoort en van Nieuwpoort naar Antwerpen. Tien dagen duurde de heen en weer. Net vertrokken of we meerden af in Oostende, waar wij, een selectie van het beste crapuul van de matrozen, de nacht wegzopen en tegen de ochtend belandden in een goedkoop bordeel, want dure heeft de koningin der badsteden niet. ’s Anderendaags ging het naar Nieuwpoort waar het schip op de slip-way werd getrokken. Weer drank en hoeren à volonté. Toen de romp ontdaan was van alles wat er aankleeft onder de waterlijn werd huiswaarts gekeerd met opnieuw een lang verblijf in Oostende.

Toen, in 1964, is mijn band met Oostende ontstaan. Hij is er nog steeds, al zou ik er nooit willen wonen. Je moet spaarzaam omgaan met de liefde of zij verslonst vroegtijdig. De laatste zin doet me denken aan een zin uit Voyage au bout de la nuit van Louis-Ferdinand Céline: ‘Liefde is net als alcohol of comfort, je went eraan.’ Een uitnodiging voor een bezoek aan Oostende sla ik echter niet af. Zo ben ik nu eenmaal. Ik ga nooit zomaar ergens naartoe. Er moet een reden zijn. Deze vakantie heet de reden TAZ. De kampleidster van de toneelrecensenten vroeg me met de zweep in de hand of ik ‘iets’ wilde maken rond het literaire luik. Een blik op de zweep en ik begreep dat ‘nee’ geen optie was. ‘Ik had niet anders verwacht,’ zei ze, poeslief. ‘Laat je maar gaan. Vrijheid is jouw muze, mijn beste.’ Eenmaal ze weer op haar schimmel naar het circus, de redactie dus, was vertrokken, dacht ik, me laten gaan?, goed, dat zullen we eens doen, zie. Het gevolg is vreselijk. Niet voor mij maar voor de lezer die wil weten wie er op het programma staat. Daar spendeer ik mijn tijd niet aan. Zap naar de website van TAZ. Het programma en detail. Wie echter nieuwsgierig is naar wat ik verwacht van het literaire luik, wel, hij / zij haalt een kop koffie, thee, glas wijn of bier, en nestelt zich in zijn geliefde hoek, waar uiteraard zijn / haar favoriete luie stoel staat.

Kannibalisme

In de promobrochure van TAZ staat ‘dat Bekende Vlamingen zich outen over hun literaire voorkeuren. … Naast Uitgelezen staat nu ook elke dag een lezing en een schrijversconcert geprogrammeerd. Rode draad tussen deze voorstellingen is de auteur van dienst; hij/zij leest ’s morgens voor uit eigen werk en gaat ’s avonds een alliantie aan met de Amsterdamse componist Corrie van Ginsbergen en co.’

Allemaal goed en wel, maar ik hoop dat de interviewer en de auteurs over Oostende zullen praten. Ze mogen hun werk en zichzelf coifferen, maar met mate. Ik heb een hekel aan het gewip en het gehik over het ik. Met een ponjaard tussen de tanden, zo moet er gesproken worden over het oprukkend populisme, een nevenvorm van kannibalisme.

De interviewer moet de geschiedenis van Oostende op tafel gooien. Peilen of de kunstenaars wat van Oostende hebben nagelaten in het denken en werk van de huidige generatie schrijvers, inclusief zichzelf. Als dat zo is, laat eens horen, lees het voor. Ik zie dat Maud Vanhauwaert schrijfster-in-residence is. Ik mag haar zeer, maar ik zal haar flink de levieten lezen als haar theatertekst die ze tijdens het TAZ-festival begint te schrijven… de zee, de stad met zijn groot verleden en kleine toekomst links laat liggen. Claus vergat Oostende niet. Zijn intiemste roman speelt zich af in de badstad, De verwondering, geschreven tien jaar na de nachtelijke tocht met de voortrekkers van De Bezige Bij. De as van Claus is op eigen verzoek verstrooid op zee, voor de kust van Oostende.

‘Amuseurs?’

Een roman heeft een centraal personage, maar wat is de relevantie van de bijrol[len]? Onderschat nooit de waarde van een bijrol. In Het dwaallicht is Frans Laarmans de machtige man, maar dat is hij enkel dankzij Ali, de spreekbuis van de drie rijstkakkers, zoals Elsschot een volksvrouw laat zeggen. In Sprakeloos deelt de moeder de lakens uit, maar waarom zit de vader, als hij ter sprake komt, in de verdrukking? De jonge Werther is wereldvermaard dankzij Lotte, de vrouw waarop hij verliefd is, maar moest ervaren dat die niet beantwoord wordt en tenslotte zelfmoord pleegt. Zeg mij wie Lotte is! Al lieg je, ik zal je geloven, als je een goed verhaal hebt. Geen Macbeth zonder de Lady. Welke betekenis heeft een strand? Ulysses van James Joyce heeft het derde hoofdstuk, het einde van Deel I, nodig om de rest van het boek te verklaren. Het is een lange strandwandeling van Stephen Daedalus. Het hoofdstuk heeft prachtige tussenzinnen, zoals ‘Loop ik over het strand van Sandymount de eeuwigheid in?’ Het einde is teer maar tegelijk machtig dat ik het in het Engels en in de twee versies van het Nederlands uit het hoofd ken. ‘Hij keerde het hoofd over de schouder, regardant, omziend. Door de lucht schoven de hoge ra’s van een driemaster, zijn zeilen aan de zalingen gegeid, havenwaarts, tegen de stroom in, stil schuivend, een stil schip.’ [vertaling: Paul Claes & Mon Nys]

De schrijver van dienst moet pleiten voor een opwaardering van de kunstenaars door de politici. Worden kunstenaars door politici, van Bart De Wever tot Herman Van Rompuy, niet beschouwd als amuseurs? Wordt het geen tijd dat de kunstenaar de macht grijpt? Zijn talent als wapen gebruikt? De verzamelde romans van Joseph Roth fileren de ondergang van een cultuur. Niet enkel van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, maar van het Victoriaanse tijdperk. Een schrijver is een beul die het belang van de inclinatie van het mes van de guillotine kent. TAZ heeft een filmluik. Boek en film, hoe staan zij tegenover elkaar. Het boek was beter, wordt gezegd, maar de ene kunst drijft door de positieve werking van de andere. Het beste voorbeeld zijn de spektakels van de legendarische Rus Sergei Diaghilev [1872-1929] – oprichter van de vermaarde Ballets Russes. Picasso, Matisse, Cocteau, Derain, Stravinsky, Prokofjev, Debussy, Ravel, werkten samen met één doel voor ogen. De memoires van Claude Lanzmann, filosoof, journalist en filmmaker [remerber Shoah] haalt zijn sterkte door van film naar film te springen. De oude man had films nodig om zijn geheugen te laten spreken.

Gezocht: cultureel-politieke hoofdstad

De lezer die de boekfragmenten met de blik van een condor heeft gelezen, zal al begrepen hebben dat voor de echte, de betere, de onsterfelijke schrijven politiek bedrijven is. Wordt het geen tijd dat Vlaanderen een cultureel-politieke stad krijgt? Oostende ligt voor de hand. Een festival is goed, maar één visvangst maakt de weelde niet. TAZ zou als drijvende kracht ermee buiten zijn vakantiefestival kunnen breken en een internationaal vermaarde kunstinstelling kunnen worden. Oostende als een naakte vrouw liggend in de kom van de literatuur. Er moet meer dan vis en toeristen gevangen worden in Oostende. De winter is een prachtige periode om de kunsten te bespreken via de literatuur en zijn schrijvers.

Ik denk bijvoorbeeld aan een colloquium onder de noemer ”Het Theater als planeet’. Niet een zesdaagse met een moderator en een panel, en waar het publiek aan het eind van de dag een half uur de tijd heeft om vragen te stellen. Een erudiet professor die zijn visie op het theater als politiek instrument komt geven, zolang hij dat nodig acht. Eén tegen allen. Het publiek krijgt zijn tekst en een rode pen alvorens hij van wal steekt. Wat is dan de relevantie van de voorlezing? Een voorlezing vertelt meer dan een lezing. Een van de basiselementen van het succes van theater is de vorm van de voorlezing door de acteur. Maar terug naar de professor, de rode pen en het publiek. De luisteraar kan aantekeningen maken tijdens de voorlezing. Het vergemakkelijkt de discussie na de one[wo]manshow van de professor. De participatie van het publiek zal daardoor veel groter zijn. Dit te weten zal normaal gezien veel meer interesse kweken. Ook resultaat opleveren. Wat we nu beleven is een zo goed als zwijgend publiek. Het mag hooguit een randopmerking maken en applaudisseren. Of een zeldzame keer protesteren. De laatste maal dat dit gebeurde, een publieksopstand, was met de Aktie Tomaat in 1969. Ruim veertig jaar geleden!

Met ‘erudiet professor’ bedoel ik niet alleen wetenschappers uit het filosofische of het literaire veld. Ik zou wel eens de mening van een psychiater willen weten. Theater is een vorm van waanzin. Niet alleen in het conceptuele van het spektakel, maar ook in de binnenverhalen, of als achterliggende onderwerp. Alle tragedies van Shakespeare gaan schijnbaar over wereldse lasten of lusten, maar in werkelijkheid drijven zij op waanzin. Waanzin die zich omzet in ambitie en ijdelheid. Hamlet, bijvoorbeeld, is zeer ijdel.

In zijn essay ‘Theater voor de Toekomst’ [Theater Mens en Wereldbeelden, NTG, Gent, 1990] van professor emeritus Etienne Vermeersch staat een passage die mijn pleidooi voor een jaarlijks colloquium versterkt. Ik citeer: ‘Men heeft dat [het westers theater, gl] gedurende lange tijd eerst als het “christianiseren” en dan als het “civiliseren” beschouwd; kortom als een weldaad, het beste wat de wereld kon overkomen. Maar eigenlijk was het een proces dat we op een veel meer genuanceerde wijze moeten beoordelen. Er zitten ongetwijfeld waardevolle elementen in: enkele centrale waarden van de Verlichting: universele mensenrechten, gelijkheid en vrijheid, emancipatie van de vrouw, godsdienst- en opinievrijheid… vormen een blijvende verworvenheid. Maar we moeten er ons ook van bewust worden dat dit gepaard ging met de vernietiging van waardevolle samenlevingsvormen, het uitroeien of verminken van artistieke en algemeen culturele tradities, kortom het laten teloorgaan van een waardevol patrimonium van de mensheid.’

Einde citaat. Dit lijkt mij een waarschuwing. Tevens een aansporing dat een intense samenwerking tussen wetenschapper, theatermaker en toeschouwer dringend noodzakelijk is om de waarde van het theater niet alleen te behouden, maar vooral te versterken. Of het is ten dode opgeschreven.

Een ander onderdeel [3.3, gl] van een hoofdstuk van zijn essay heeft me ook getroffen. ‘Daarom hebben de theatermensen o.m. als opdracht doelbewust aan de opbouw en het in stand houden van een publiek te werken: het op geregelde tijdstippen programmeren – in een relatief oorspronkelijke benadering – van enkele grote tragedies en komedies [maar ook mysteriespelen, commedia del arte, enz.] uit het westers patrimonium, lijkt mij hiertoe noodzakelijk en het zou natuurlijk bijzonder waardevol zijn als men ook de scholen in zo’n langetermijnvisie zouden kunnen betrekken.’ Einde citaat.

Ik kon hier niet zomaar aan voorbijgaan omdat ik al jaren pleit voor een nauwere samenwerking tussen Onderwijs en Cultuur. Zoveel werkloze acteurs. Ik las een paar dagen geleden dat Johan Heldenbergh en Joke Devynck uit hun huis worden gezet. De huurovereenkomst loopt af en ondanks het feit dat beide acteurs BV’s zijn, is hun gezamenlijk inkomen te laag om een huis te huren dat voldoet aan hun wensen, die niet aan het zwembad grenzen maar aan de noden van een huisgezin met kinderen. Een jaarlijkse voorstelling met een gerenommeerde acteur [m/v] in elke middelbare school zou een oplossing voor de geldnood van veel acteurs zijn. Bovendien vinden leerlingen dankzij beroepsspelers makkelijker de weg naar het theater.

TAZ lijkt me hiervoor de ideale instantie. De markantste voorstellingen zouden als ‘Theater op school’ kunnen vertoond worden als een apart luik van TAZ. Of waarom niet in de Krokusvakantie. Niet zeuren. Doen. Problemen zijn er om opgelost te worden.

Pleidooi voor Grote Sprong Voorwaarts

Van Antwerpen als cultureel-politieke stad moet geen heil verwacht worden. Het was en is een fascistische stad. Zowel de politiek als de commerce hebben de kunsten echter aan de kantlijn geschoven. Waar ze ongevaarlijk zijn. Mechelen is al niet veel beter. De stad is gerestaureerd in functie van het toerisme. Enkel schijn. Kunst is quantité négligeable. Retrospectieven, daar blinkt de Dijlestad in uit. Met toeters en bellen de doden gedenken, de drie Margaretha’s, Rik Wouters, de Wereldtentoonstelling. De levende kunstenaars en instellingen moeten het stellen met kruimels. Brugge is dood. Kortrijk ligt al eeuwen in een coma. Leuven heeft een pracht van een museum, M, een lichtelijk hautain kunstencentrum Stuk, maar er is geen synergie. Geen ziel te vinden aan de voet van de Gasthuisberg. Gent is artistiek sterk, maar politiek en kunst gaan niet hand in hand. Brussel heeft zijn handen vol met Europa. Een cultureel-politieke stad moet los van de andere steden staan. Met zijn focus zo opvallen dat de anderen erdoor beïnvloed worden. Of omgekeerd. Wat is de invloed van een stad, een dorp op Oostende? Anders gezegd, en hiervoor diep ik het slotvers van De steiger van Fernando Pessoa te voorschijn: ‘Voorbije golven, wil mij geven / Vergetelheid in zeegeruis! / Geef wie ik niet zal zijn mijn leven, / Want ik heb met een steiger omgeven / Het te bouwen huis.’ [vertaling: August Willemsen]

Wanneer komt er een samenwerking tussen TAZ en het PMMK [Provinciaal Museum voor Moderne Kunst]? Het is perfect mogelijk theatervoorstellingen tussen beeldende werken te laten plaatsvinden. Ik vermoed dat het bestuur van TAZ dit wel zou willen, helaas ontbreekt de wil van het stadsbestuur. Politieke bemoeienis met artistieke spektakels is des duivels, maar het kan wel zijn wil opleggen aan het personeel, van hoog tot laag. Hoe vaak heb ik het niet meegemaakt, in de tijd dat ik acteerde en/of regisseerde, dat de directie van een museum enthousiast is, maar helaas de suppoosten weigerden om ’s avonds te werken. Einde verhaal.

Wat oorspronkelijk als een sfeerstuk over het culturele luik van TAZ was bedoeld, is uitgegroeid tot een pleidooi voor een Grote Sprong Voorwaarts van TAZ. Het is zo’n goed theaterfestival dat het nu tijd wordt voor een heruitvinding. Daar moet het echter zelf voor zorgen. Maar ik ben ervan overtuigd dat er voldoende ‘buitenstaanders’ zijn die aan de heruitvinding willen meewerken. Zolang het primo de vriendenkring loslaat waaraan het de voorbije jaren wat al te sterk aan is opgetrokken, en secundo het uitgaat van de nood in België aan een cultureel-politieke stad. Want politiek is niet enkel de Wetstraat maar ook de Straatwet.

TAZ, breek uit je schelp.

TAZ, wees ongevoelig voor modes, listen en lagen.

TAZ, maak het volk wijzer dan het wijsheid nodig heeft.

TAZ, leg dikke Matilde waar ze ooit lag, gewend naar de zee.

TAZ, wees een tricolore festival.

TAZ, meng kunsten en wetenschappen.

TAZ, vergeet de historie niet; geen kunst zonder geschiedenis.

TAZ, wees boosaardig: schop tegen de schenen, trap op de tenen.

TAZ, overwinter niet, leef alle seizoenen.

TAZ, toon uw snijtanden, want zo zwaar weegt uw waarde.

TAZ, wees een ratatouille van alle denkwijzen, met als vocht het theater.

Guido Lauwaert

TAZ – Oostende – van donderdag 28 juli t/m 5 augustus 2011 – www.theateraanzee.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content