Pieter de Bruyne, pionier van het postmodernisme
Pieter de Bruyne (Aalst 1931-1987) was een ontwerper buiten categorie. Zijn korte leven heeft hij totaal gewijd aan de vernieuwing van het meubel en het interieur.
Zijn realisaties zijn tot op vandaag exemplarisch voor een weldoordachte, inventieve, perfectionistische en avant-gardistische opvatting over wat een gebruiksvoorwerp hoeft te zijn. Utilitair zeker maar ook vormelijk gedurfd. In een periode dat het object- en interieurbeeld nog traditioneel was en de jongere generatie die ruimer dacht, uitsluitend inspiratie kon vinden in tijdschriften die het Scandinavisch model toonden, was de rest van Vlaanderen alleen nog geïnteresseerd in de uitlopers van het Mechelse meubel. In die context waren de creaties van Pieter de Bruyne revolutionair. In het atelier van zijn vader, een uitstekende meubelmaker, leerde hij het vakmanschap na de theorie aan het Hoger Instituut St.Lukas in Brussel. Die twee elementen plus een eigenzinnige manier van denken resulteerden in een drang om te breken met een traditie en totaal nieuwe opvattingen over meubelkunst en interieurvisie te ontwikkelen. Van het begin af trachtte hij functionaliteit en esthetiek te verzoenen en ook in zijn meest gedurfde latere ontwerpen en realisaties heeft hij die premissen nooit uit het oog verloren.
Van in het begin van zijn loopbaan was hij sterk aangetrokken door de ontwikkelingen van de architectuur en het design in het buitenland en vooral in Italië (Milaan) waar hij zich thuis voelde en er ook in de studio van de vermaarde Gio Ponti stage liep. Ponti was, als architect en ontwerper, in die tijd wereldberoemd en het symbool van de totale vernieuwing op die terreinen. Het was niet zo dat de Bruyne een slaafse volgeling van de meester werd, maar diens ideeën en opvattingen hebben een fundament gelegd waarop hij verder bouwde binnen zijn eigen inzichten. Formeel evolueerden die vrij snel en spitsten zich meer en meer toe op de essentie van het meubel en andere interieurelementen. Dat monde uit op een vorm van post-modernisme avant la lettre. Het meest bekende resultaat ervan is de tot cult object geworden “Chantilly” bergkast uit 1975 waarbij in de linkerbovenhoek van het zwart, wit, en blauw gelakte strakke meubel een vergulde replica wordt geïntegreerd van een nauwkeurig opgemeten en uitgevoerd detail van een Frans bureau uit de 18e eeuw.
Zijn laatste jaren reisde hij meermaals door Egypte waar hij, in het Archeologisch museum van Caïro, rigoureuze opmetingen deed van o.a. een kastje van Tout-ank-Amon die hij zou gebruiken om te integreren in een eigen ontwerp. Het is één voorbeeld van symbolische elementen die in zijn laatste werken meermaals voorkomen. Hij zag het zo : “Zonder gevoelsmatige en symbolische dimensies in het meubel, blijft er een betekenisloze relatie tussen gebruiker en meubel bestaan : het meubel wordt schraal en arm”. Meer dan tien jaar heeft hij ter plaatse en in Europee musea honderden tekeningen gemaakt over de constructie van het Egyptische meubilair. Op basis daarvan maakte hij structurele en mathematische analyses. De resultaten er van vertaalde hij in eigen werken die, zoals hij bij de Egyptenaren had ontdekt, een ruimtelijke functie verkregen. De kast hoort niet meer tegen een muur maar verdient het om, los van de wand, als autonoom object te worden beschouwd.
Door Pieter de Bruyne ontstond in België, waar hij in 1984 de Staatsprijs ter waardering van een kunstenaarsloopbaan ontving, een nieuw inzicht in de meubelkunst en de interieuropvatting. Door zijn verscheidene professoraten kreeg hij de kans om jonge designers deelgenoot te maken aan zijn opvattingen en zo bij hen de grondslag te leggen voor een reflectie over vormgeving.
Ludo Bekkers
Tentoonstelling “Pieter de Bruyne, pionier van het postmodernisme”, Gent, Designmuseum, nog tot 21 oktober.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier