Net als alle programma’s over topsporters blijft ‘Goud’ wat eenzijdig

3 / 5
3 / 5

Programma - Goud

Wanneer en waar uitgezonden - Maandag 10.06, VRT 1, 21u45

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Een bloedstollende sportzomer. Een afspraak met de geschiedenis. Daarover heeft tv-maker Eric Goens het in de begingeneriek van Goud. Het ­gepuf en gehijg op de achtergrond ­moeten die ­ronkende woorden nog kracht bij­zetten. Goud zit de top­atleten van die bloedstollende zomer op de ­hielen. Aan tempo ontbreekt het de reeks alvast niet. Goens en zijn ploeg spurten – correctie: rijden en vliegen – van Gent naar Kalmthout over Zolder naar het ­Spaanse ­Calpe om topsporters te volgen in de ­laatste, al dan niet ­rechte lijn richting ­Olympische Spelen. Waar ze, anders dan Pierre de ­Coubertin, peet­vader van de moderne ­Olympische Spelen het graag zag, niet gaan om deel te ­nemen, maar om te winnen.

Nu, historisch valt er wel het een en ander af te dingen op de stelling dat De Coubertin dat gezegd heeft. Wel bewezen is dat De Coubertin zelf een gouden medaille won, op de Spelen van 1912 in de ­discipline ­literatuur. Tot 1948 bleef schrijven een officieel onder­deel van de Olympische Spelen.


Hoe anders zou een programma als Goud eruitzien als er naast atleten die niet anders dan op hun uitslagen, hun eventuele kwetsuren of hun volgende wedstrijd gefocust kunnen zijn ook enkele schrijvers aan het woord zouden komen. Want tempo noch opzwepende muziek kunnen verhullen dat ­programma’s over sporters, en zeker over topsporters, altijd wat eenzijdig blijven. Ze dromen van goud en wie goud wil, kan zich niet wagen aan al te breed­voerige uit­weidingen over de diepere dingen des levens.


Goens zou Goens niet zijn mocht hij niet proberen om zich tot bij de mens achter de sporter te wringen. Zo wordt de camera onder de behandeltafel van kinesist Karel Vandewiele gepositioneerd zodat we door het gezichtsgat naar de verwrongen gelaatstrekken van Nina Derwael kunnen turen. Het ­verschil met politici is dat achter een ­sporter meestal gewoon een sporter staat, waarbij op het moment alleen de sport telt. Diepgravende sport­documentaires zijn bijzonder moeilijk te maken. Er is een reden waarom sportjournalistiek vooral bestaat uit terugblikken. Pas na winst of verlies is er ruimte en tijd bij atleten om afstand te nemen, om twijfel toe te laten, om te beschouwen.

In Calpe traint Remco Evenepoel en komt hij tot rust. Geen idee of een kort verblijf van Eric Goens bevorderlijk daarvoor is.


Ook Goud vult de portretten op met een op­lijsting van voorbije hoogte- en dieptepunten. Ondanks het zogenaamde unieke perspectief ­krijgen we toch weer dezelfde kost voorgekauwd. Bij Remco Evenepoel gaat het nog maar eens over zijn parcours van godenkind dat zich bijna te ­pletter reed, dat recht krabbelde en dat nu droomt van de dubbelslag ­Ronde van Frankrijk en Olympische ­Spelen. ‘Ik ben het mijn land verschuldigd’, prevelt hij. Ook atleten hebben geregeld last van ­pompeuze oprispingen. Goens ontmoet ­Remco trouwens in Calpe, waar hij naar eigen zeggen niet alleen traint maar ook tot rust komt. Geen idee of een kort verblijf van Goens ­bevorderlijk is voor die rust.


Wat wel pleit voor Goud is de verscheidenheid aan atleten. In de eerste aflevering hoorde ik zo voor het eerst het verhaal van baanwielrenner met een fysieke beperking Ewoud Vromant. Als kind had Vromant de weerkerende nachtmerrie dat hij in een rolstoel aan de zijlijn van het voetbalveld zat. In 2012 kreeg hij te horen dat hij een tumor in zijn bovenbeen had. Om te blijven leven, moest men zijn hele been ­amputeren.


Zo zijn er wel meer sterke momenten in Goud, alleen worden ze bedolven onder een te ­jachtige montage en is in de verhalen amper een rode draad te bespeuren. Alsof men de duizenden uren beeldmateriaal in de keukenrobot heeft gekwakt in de hoop dat de mix vanzelf wel goed zou komen. Bloedstollend wordt het daardoor zelden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content