Mona Mina Leon (‘1985’): ‘Stop met te doen alsof vrouwen geen interessant leven zouden hebben’

Wapens, politie, auto’s: tussen alle testosteron in 1985, de nieuwe Eén-zondagavondreeks over de Bende van Nijvel, is Mona Mina Leon een zeldzaam baken van zachtheid. En zeggen dat de actrice niet eens zo lang geleden vooral als ‘stout’ en ‘sletterig’ werd weggezet.

Misschien was de wandeling toch niet zo’n goed idee. Terwijl ze gaat zitten op een bankje in het Dudenpark in Vorst – met uitzicht op de Brusselse skyline, met centraal het kolossale Justitiepaleis – zegt Mona Mina Leon dat ze alles is vergeten wat ze het afgelopen uur heeft gezegd.

Het is zondagmiddag. Schijnbaar is ze nuchter.

‘Toch niets stouts?’ vraagt ze voor alle zekerheid. ‘Door dat wandelen ben ik de kluts even kwijt.’

De wandeling begon met een plasstop in café Invictus – Latijn voor ‘Onoverwinnelijk’ – en eindigde met een pleidooi voor kwetsbaarheid. Tussen beide uitersten trapte Leon in een hondendrol, sprak ze over zwemmen met haaien en over zelfmoord, en lachte ze niet toen ze zei: ‘Paters eten ook maar gewone dingen: lasagne, bonen en omeletten, met telkens een goede Orval erbij.’

Tijdens de wandeling, door het park van Vorst en het naastgelegen Dudenpark, werd Leon door geen enkele voorbijganger herkend. Vanaf zondagavond komt aan die anonimiteit ongetwijfeld een einde, want dan wordt op Eén de eerste aflevering van 1985 uitgezonden, de reeks van regisseur Wouter Bouvijn (De twaalf, Tweesprong) en scenarist Willem Wallyn (Albatros, De 16, All of Us) over de Bende van Nijvel, met gevestigde namen als Peter Van Den Begin, Tom Vermeir, Titus De Voogdt en Roda Fawaz. Maar de focus ligt op drie jonge personages: rijkswachters Marc De Vuyst (Tijmen Govaerts) en Franky Verhellen (Aimé Claeys), en diens zus, rechtenstudente Vicky Verhellen, gespeeld door Mona Mina Leon.

Ik was echt verliefd toen ik naar Australië vertrok. Ik heb er een paar keer geprobeerd te surfen, tot ik op een dag bijna verdronk en meer en meer schrik van haaien kreeg.

Het is haar eerste grote rol, onmiddellijk op zondagavond op Eén. En toch zegt Leon bij het begin van ons gesprek dat ze straks misschien op reis vertrekt, naar Mexico of de VS. ‘Het is niet omdat ik nu even op tv te zien zal zijn dat ik direct allemaal interessante aanbiedingen ga krijgen, toch?’ Waarna ze op een antwoord wacht.

Aan mij moet je het niet vragen. Ik heb daar geen idee van.

Mona Mina Leon: Maar ik ook niet, ik ben nieuw! (lacht) Ik wil graag werken, maar ik ga niet braaf thuis zitten wachten tot iemand belt. En het schrikt me ook wat af om in een hokje geplaatst te worden, eerlijk gezegd. Ik vind het een moeilijk idee dat ik straks plots door anderen gedefinieerd zal worden. Als ‘Mona, de actrice uit die reeks over de rijkswacht’ bijvoorbeeld. Misschien wil ik daar ook even voor vluchten.

Toen je pas was afgestudeerd aan het Ritsc ben je ook al eens vertrokken. De liefde achterna, helemaal tot in Australië. Wat zegt dat over jou?

Leon: Ik was toen echt verliefd, dat maakte die keuze een stuk gemakkelijker. Maar het kwam wel op het juiste moment. Ik had net vier jaar de hele tijd geacteerd, ik wilde even weg. ‘Wie weet, kan ik evengoed surfer worden en in een koffiebar werken’, dacht ik. ‘Misschien maakt dat me nog gelukkiger dan acteren.’

En?

Leon: Ik heb er een paar keer geprobeerd te surfen, tot ik op een dag bijna verdronk en daarna meer en meer schrik van haaien kreeg. En na een tijdje wilde ik toch weer gaan acteren. Maar toen kwam corona en omdat mijn relatie ondertussen wat in het slop zat, ben ik teruggekeerd naar België.

Ik weet nog dat enkele mensen uit mijn familie bij mijn vertrek zeiden dat ik hier moest blijven, om ‘te investeren in contacten’, want ‘theater is gebonden aan een plek en een taal’ en zo. Terwijl ik alleen maar dacht: ik spreek toch Engels? Waarom zou ik daar dan geen werk vinden? Dat zegt dit dus waarschijnlijk over mij: dat ik koppig ben en nogal van avontuur hou.

Wat wist je over de Bende van Nijvel toen je voor het eerst op auditie ging voor 1985?

Leon: Redelijk veel. Mijn grootvader heeft bij de rijkswacht gewerkt en van hem wist ik dat het waarschijnlijk om rijkswachters ging die hun eigen collega’s aanvielen en dat er veel sabotage van interne onderzoeken is gebeurd. In Australië had ik bovendien naar De twaalf gekeken en daardoor wilde ik heel graag met Wouter Bouvijn werken. Ik keek zelfs wat naar hem op, al heb ik dat volgens mij nog goed kunnen verbergen. Of toch zeker tijdens de audities.

Bouvijn vertelde me dat je tijdens die audities opviel door je naturel, door de emoties die je in je spel legde en ook door je mening. ‘Ze wilde duidelijk niet als een marionet behandeld worden’, zei hij.

Leon: Ik denk dat ik tijdens de audities soms wat fel was, ja. (lacht) Tussen de audities en de opnames hebben we ook nog een reeks lezingen gehouden, omdat Vicky op dat moment het minst uitgewerkte personage was. Er was ruimte om mijn stem te laten horen, en ik ben toen dikwijls in de clinch gegaan met Willem Wallyn. Het was fijn om elkaar zo uit te dagen.

Waarover verschilden jullie van mening?

Leon: Wat me vooral stoorde, was dat Vicky eerst als een soort supervrouw werd voorgesteld: ze werkte hele nachten bij de vrije radio, maar ze scoorde ook keigoede punten op haar examens én alle jongens waren verliefd op haar. Dat kon gewoon niet. En het was te vlak. ‘Geef haar toch wat mankementen’, zei ik. ‘Zo wordt ze veel interessanter.’

Wat is er op die manier van jou in je personage geslopen?

Leon: (denkt na) Ik herken me in Vicky, maar ze is echt wel iemand anders. Ik heb haar vooral dezelfde koppigheid proberen mee te geven als de mannelijke hoofdpersonages, waardoor ze soms ‘fouten’ maakt. Een beetje hypocrisie ook. Vicky beschouwt zichzelf als progressief en links, maar wanneer haar broer haar na zes maanden bij de rijkswacht komt opzoeken op de campus waar zij rechten studeert, stuurt ze hem direct weer weg, want hij mag daar zogezegd niet komen. Zo ruimdenkend is ze dus ook weer niet. Ik zie dat in de samenleving ook gebeuren: ik vind het soms echt tenenkrullend hoe arrogant en betweterig zogenaamde linkse mensen zich opstellen. Er wordt heel slecht naar elkaar geluisterd, alsof ‘luisteren’ automatisch synoniem zou staan met ‘akkoord gaan met’. Je kunt toch ook eerst luisteren en erna rustig van mening verschillen, in plaats van meteen luid te beginnen roepen? Maar goed, op die manier heb ik Vicky dus wat complexer en minder rechtlijnig willen maken. Ze gaat nu echt door een… (zoekt naar het juiste woord)

Aimé Claeys, Mona Mina Leon en Tijmen Govaerts in 1985.
Aimé Claeys, Mona Mina Leon en Tijmen Govaerts in 1985. © Anneke D’Hollander

Worsteling?

Leon: Nee, wacht even, ik wil het goed verwoorden. (denkt na) Ze groeit gewoon op, eigenlijk. In het begin is ze nog wat kinderachtig, maar door de tegenslagen die ze gaandeweg meemaakt, wordt ze minder zeker van haar stuk en laat ze meer twijfel en nuance toe. Dat vind ik een mooie evolutie.

Hoe was het om als jonge vrouw je plek te vinden op die door testosteron gedreven set?

Leon: Ik had dat wat onderschat, denk ik. Ik voelde me veilig onder Wouters vleugels, maar mentaal was het bij momenten toch zwaar. Ik ben nogal perfectionistisch en meestal had ik lange draaidagen, omdat mijn personage bijna altijd op dezelfde locaties werd geplaatst: in haar kot en in de studio van de vrije radio. En waar Tymen Tom Vermeir als godfather had om hem te gidsen en Aimé compagnon was met Titus De Voogdt, had ik niemand. Pas op de première op het Film Fest Gent heb ik Ruth Becquart en Barbara Sarafian voor het eerst gezien. ‘Eindelijk! Vrouwen!’ riep ik. (lacht) Tijdens de opnames heb ik veel gehad aan de mensen van de schmink en de make-up, en aan de coach die me Gents heeft leren spreken en die ook half mijn psycholoog was. Maar op de set was het wel één grote testosteron-shizzle van wapens, politie en auto’s. Individueel zijn het allemaal superlieve mannen – Tijmen, Aimé, Wouter, Willem, noem maar op: ik had met iedereen snel een goede band – maar samen op de set kwam het jongensachtige wel direct naar boven en daar maakte ik natuurlijk geen deel van uit, waardoor het soms een beetje eenzaam was. (plots) Fuck! Ik heb net in een hondenkak getrapt.

Volgens een van je jeugdvriendinnen ben je erg begaan met de positie van de vrouw in de wereld. ‘En zeker in de filmwereld’, vertelde ze. Des te ironischer dat je uitgerekend in een reeks over de rijkswacht in de jaren tachtig je debuut maakt, een bijna exclusief mannelijke omgeving.

Leon: Positief bekeken zou ik kunnen denken dat ik daardoor meer kan opvallen, omdat ik de enige vrouwelijke rol speel die een beetje is uitgewerkt. Maar op de lange termijn vind ik het gewoon sneu. Net als die uitspraak van Jan Verheyen onlangs over Jeanne Dielman, 23, quai du Commerce, 1080 Bruxelles – dat meer dan drie uur kijken naar een huisvrouw ‘geen cinema’ is. Komaan! Meer dan de helft van de wereldbevolking bestaat uit vrouwen: stop met te doen alsof wij geen interessant leven zouden hebben. Maar als je alleen fictieve personages blijft maken die zo plat zijn als een vijg, dan blijven de mensen denken dat wij niet interessant zijn. Gisteren zat ik te kijken naar een miniserie over Jacinda Ardern, de eerste minister van Nieuw-Zeeland: zo schoon. Iedereen heeft het idee dat leiderschap gaat om wie het luidste roept, maar zij toont dat het ook kan door kwetsbaarheid, zachtheid en empathie te tonen, en tegelijk toch een ruggengraat te hebben. Vrouwen worden nu precies alleen au sérieux genomen als ze zich wat mannelijker gedragen, wat assertiever en luider. Maar zou het voor iedereen niet veel aangenamer zijn als de mannen zich wat zachter en zorgzamer zouden opstellen? En is het niet gatachterlijk om de wereld nog altijd op te delen in wat je ziet: penis of foef, blank of zwart? Wat echt telt, is toch wat vanbinnen zit?

Jan Verheyen die zegt dat meer dan drie uur kijken naar een huisvrouw “geen cinema” is: komaan! Stop met te doen alsof vrouwen geen interessant leven zouden hebben.

(op dreef) Ik ben zelf met twee broers opgegroeid en dan ook nog eens voornamelijk door mijn vader opgevoed, omdat mama altijd veel aan het werk was. En we werden alle drie gelijk behandeld. Ik droeg dezelfde kleren en ik had hetzelfde speelgoed, ik speelde mee op de PlayStation en ik droeg geen jurkjes. Pas toen er iemand zei dat ik later ‘een schoon meiske’ zou worden, voelde ik ineens dat mijn rol anders begon te worden. Ik was toen tien, wat jong is om zoiets te horen. Van toen af aan ben ik me meer met schoonheid gaan bezighouden en begon ik door te hebben dat we wel degelijk in een mannenwereld leven. Later was ik altijd ‘een stoute’. Terwijl ik gewoon kritisch was en veel vragen stelde. Ik zat in een strenge, katholieke uniformschool en mijn kledij was ook altijd ‘veel te sletterig’. Ik snapte het allemaal niet. Was kritisch zijn dan geen goede eigenschap? En mocht je als tienermeisje niet wat experimenteren met je kledij? Maar mijn vader is kunstschilder van opleiding en mijn moeder fotografe: wij waren sowieso al ‘de rare snuiters’.

‘Mijn personage werd eerst als een soort supervrouw voorgesteld. “Geef haar toch wat mankementen”, zei ik.’
‘Mijn personage werd eerst als een soort supervrouw voorgesteld. “Geef haar toch wat mankementen”, zei ik.’ © Anneke D’Hollander

Om je nek bengelt nu wel een kruisje, zie ik.

Leon: Ik ben net voor een paar dagen naar de abdij van Orval geweest. Niet voor het geloof, maar omdat ik even op mijn effen wilde komen. Ik snakte naar wat traagheid en stilte, zonder telefoon. En dat is gelukt. Ik heb er veel gelezen en gewandeld, en heb in die vijf dagen nauwelijks een woord gezegd. Het deed me denken aan mijn leven vóór de komst van het internet. Ik kan soms enorm terugverlangen naar die tijd.

Kennelijk ben je momenteel een boek aan het schrijven. Wat mogen we daar al over weten?

Leon: Het gaat over leven en dood, over zelfmoord en het taboe dat daar nog altijd rond hangt. Ik koppel de dagboeken van iemand uit mijn familie die zelfmoord heeft gepleegd aan mijn overpeinzingen over het leven. Waar vind je in deze tijden van economische en ecologische crisis het geluk? Daar probeer ik een antwoord op te vinden.

‘Het enige wat je nodig hebt is veel hoop, wat dope en een goede soundtrack’, zegt je personage Vicky ergens in 1985.

Leon: Ik ga minder vaak uit dan Vicky, want meestal vind ik de muziek niet zo goed. En wat de dope betreft, ben ik zeer braaf.

En wat met de hoop?

Leon: (denkt na) Bij momenten kan ik erg moedeloos worden, maar ik probeer alles cyclisch te bekijken. In de natuur gaat alles de hele tijd door verandering. Dood en leven, slechte en goede tijden, ze wisselen elkaar constant af. Waarom zouden we dus moeten wanhopen? (zwijgt even, lacht dan) Of kom ik nu helemaal over als een begijntje?

1985

Vanaf zondag 22.01 op Eén.

Mona Mina Leon

28 jaar.

Groeit op in Kuregem en later in Sint-Martens-Bodegem, bij Dilbeek.

Studeert drama aan het Ritcs in Brussel.

Woont na haar studies bijna twee jaar in Melbourne.

Acteert, volgt zangles, werkt aan een boek en maakt schilderijen van kleine hondjes.

© Anneke D’Hollander

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content