Paul Baeten
‘Je zult maar les moeten geven aan compleet talentloze zevenjarige kinderen’
‘Is dat de zin van het leven? Doen alsof we wel kunnen wat we eigenlijk niet kunnen?’, vraagt auteur P.B. Gronda zich af. ‘Gwendolyn Rutten mag het weten!’
Ik ging naar het eerste pianoconcert van mijn dochter. Mijn dochter speelt pianoconcerten zoals ze schommelt. Zonder te veel na te denken, met kinderlijk gemak en zo hard mogelijk. Ouders van jonge kinderen moeten al wel eens een traan uit hun ooghoek vegen bij dit soort gelegenheden. Ik verzeker u: dat is van opluchting omdat alles zonder publieke vernedering van het kind en zichzelf verlopen is, niet uit artistieke ontroering.
Er speelden in totaal twaalf kinderen een stukje op piano of klassieke gitaar. Twee van hen deden dat met gevoel en onderliggend talent. De andere tien speelden zo goed mogelijk de noten die op het papier stonden en zullen hopelijk binnen enkele jaren stoppen en nooit nog in de buurt van een instrument komen als het niet is om het te verkopen.
Een viertal leerkrachten stond mee te luisteren, en ik dacht: je zult maar les moeten geven aan compleet talentloze zevenjarige kinderen. Je mag er niet op slaan, dat vindt de maatschappij niet meer kunnen. Maar je kunt ook niet zomaar opstappen want je bent zelf een muzikant, dus je hebt het geld nodig.
Je zult maar les moeten geven aan compleet talentloze zevenjarige kinderen
Ik zou het niet kunnen. Schrijven uitleggen aan mensen zonder taalgevoel. Ook zinnen kunnen vals klinken, of niet in het ritme lopen. Om helemaal moedeloos van te worden. Maar ik had beloofd dat ik niet meer met de andere Vlaamse schrijvers zou lachen.
Toen bedacht ik dat hetzelfde eigenlijk gold voor de turnshow en de laatste dag van het skikampje: veel meer inzet dan talent. Misschien is het bij muziek gewoon opvallender omdat iedereen voelt wanneer iets als muziek klinkt en wanneer het gewoon een reeks noten is.
Moeten we dat wel doen, al die kinderen al die dingen laten doen? Doen we dat voor hen of voor ons? Hebben ze daar iets aan?
Je zou denken van niet.
Ik vrees helaas van wel.
Ik deed ook notenleer. En saxofoon. Tja. Ik woonde in een dorp en wilde wat anders zonder te weten wat dat dan moest zijn. Zo ontstaan trouwens alle saxofonisten ter wereld. Geen halve meter talent voor. Niet één keer met plezier naar de notenleer gegaan. Al mijn leraressen waren kortharige brullers die Greet heetten en de ziel uit een gospelkoor gekregen zouden hebben.
Zwemmen heb ik ook gedaan. Nul talent. En atletiek. Daar had ik talent voor één discipline, namelijk de sprint. En weet je wat ze deden? Ze zetten me bij de groep van de sprinters.
Sport heeft die hardheid en zakelijkheid die in de culturele wereld vaak als negatief wordt beschouwd. En ik ben het daarmee eens als het gaat over overdreven pseudoprofessioneel gedoe met kinderen die niet mogen tennissen omdat ze volgens de prognoses toch nooit groot genoeg zullen worden om Wimbledon te winnen. Nee, je lacht misschien, maar zo ver gaat het wel.
Ik ben ook niet zo’n eikel dat ik eender welk kind het plezier van muziek spelen zou ontzeggen. En ja, goed, met heel, heel veel oefenen kun je een gebrek aan talent misschien maskeren. Maar is dat de zin van het leven? Doen alsof we wel kunnen wat we eigenlijk niet kunnen? Doen waarvoor we niet bedoeld zijn? Gwendolyn Rutten mag het weten!
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier