Henry Winkler, voor eeuwig The Fonz: ‘Voor een man van mijn leeftijd zijn de meeste scenario’s pijnlijk’
‘Voor een man van mijn leeftijd zijn de meeste scenario’s pijnlijk’, zegt Henry Winkler, voor eeuwig befaamd als The Fonz uit Happy Days. En toch heeft hij met de zelfingenomen acteercoach Cousineau in Barry, de nieuwe zwarte comedyreeks van HBO, weer een briljante bijrol vast.
De pitch van Barry is zo mesjogge dat bedenkers Bill Hader en Alec Berg zich niet eens meer kunnen herinneren hoe ze er tegenaan zijn gelopen. Hader, vooral bekend van het Amerikaanse tv-instituut Saturday Night Live, vertolkt zelf de titelrol, een depressieve ex-marinier die in het grijze Cleveland als laaggeprijsde huurmoordenaar aan de bak komt. Tot hij naar het zonnige LA dient te reizen om een aspirerende acteur om te leggen. Zo verzeilt hij in het toneelmilieu, waar hij zich – ongehinderd door een baarlijk gebrek aan competentie – wél in zijn sas voelt.
Ik benijd mensen die zeggen dat hun ouders hun beste vrienden zijn of dat ze hun overleden ouders enorm missen. Dat is mij totaal vreemd.
Komische verwikkelingen verzekerd, al zet Barry u in acht episodes ook herhaaldelijk op het verkeerde been met zijn ongebruikelijke verweving van geweld, drama en zwarte humor. Zeker één gegronde reden om te blijven hangen is Henry Winkler. Als acteerleraar Gene Cousineau acht hij het zijn verheven taak om zelfs uit een stijve droogstoppel als Barry dat onooglijke druppeltje talent te wringen.
Met evenveel flegma en een natuurlijke neus voor geestigheid treedt Winkler – een kleine, amicale man – in een hotel in LA het samengetroepte internationale journaille tegemoet. Tegen een Duitse die zich als dusdanig bekendmaakt, zegt hij: ‘In 1966 heb ik in een houtfabriek gewerkt in Wiedenbrück, in Noordrijn-Westfalen, bij Münster.’ In vlekkeloos Duits, tot verwondering van de omstanders. ‘Ik spreek ook Frans, hoor. Hier komt het: bibliothèque.’ Gegier alom. Dat dat hetzelfde is in het Pools, zegt een Poolse collega. ‘Is it? Okay, I speak Polish too.’
Dankzij Happy Days geniet je een iconische status. Nochtans heb je voor je rol in Barry naar verluidt gewoon auditie gedaan.
Henry Winkler: Eerst en vooral: ik beschouw mezelf niet als een legende. Ik ben 72 en het was sinds mijn zevende mijn diepste wens acteur te worden. Als ik er al niet van droomde, was dat omdat ik er niet van kon slapen. Kijk, veel acteurs redeneren dat ze de deur niet uit hoeven te komen om een rol te bemachtigen. ‘Mijn oeuvre is bekend’, zeggen ze. Of: ‘Castingbureaus hebben tapes van mijn audities liggen.’ Zo denk ik niet. Dus ga ik daar op die rij stoelen zitten wachten tot ik aan de beurt ben. Jonge acteurs kijken me soms verbouwereerd aan: ‘Wat doe jíj hier?’ Dan antwoord ik: ‘Ik zoek werk. En jij?’
Het kan niet anders of je hebt je eigen ervaringen als acteur kunnen aanwenden voor dit nieuwe personage.
Winkler: Elke leraar die ik ooit heb gekend, zit in Gene Cousineau. Er was er eentje hier in LA, een heel befaamde, die zijn arme studenten – ze hadden geen nagel om hun kont te krabben – ertoe verplichtte zijn schilderíjen te kopen. Mijn eerste scène in de reeks, waarin ik Sally (gespeeld door Sarah Goldberg, nvdr.) tot op de grond afbreek en voor de hele klas verneder, alleen maar om een betere prestatie uit haar te krijgen? Héél herkenbaar. Zelf heb ik nooit in die sadistische tactiek geloofd. Ook niet toen ik werd gevraagd een masterclass te geven aan Emerson College in Boston, waar ik ooit zelf ben afgestudeerd. Ja, één keertje heb ik tegen een meisje gezegd: ofwel laat je hier en nu al je energie los, ofwel ga je beter schoenen verkopen. Op zijn minst moet er toewijding zijn, toch? Zeker als je een beroep dat al vijfduizend jaar bestaat, wilt uitoefenen.
Wat vond je zo aanlokkelijk aan het scenario van Barry?
Winkler: Elk najaar weer krijgen de grote tv-zenders hónderden ideeën voor series toegestuurd. Voor amper tien tot dertig daarvan vragen ze in januari dat er een pilot wordt gemaakt. Dat zijn nog altijd een hoop pilots die in enkele maanden volledig klaar moeten zijn, waarna de zenders de meeste daarvan verwerpen – wat betekent dat er toch geen serie van komt. Het jaar daarop begint dat hele proces opnieuw. Als acteur lees je dus behoorlijk wat af. Maar voor een man van mijn leeftijd zijn die scenario’s pijnlijk. Echt, je hart breekt ervan. Veel meer tekst dan ‘lever je penning en je pistool in en neem twee weken vrij’ viel er voor mij niet meer te rapen. Het script van Barry lezen was daarentegen (laat zijn handpalmen traag over de tafel glijden) als kasjmier aanraken wanneer je gemengd katoen gewend bent. Dit script ádemde.
En toen kreeg ik de rol. Kort nadien ging ik naar een feestje. Je praat wat, vertelt wat je binnenkort gaat doen. Zelden zo veel uitpuilende ogen gezien. ‘Heb jíj die rol gekregen? Die wilde ik ook!’ Dat zijn momenten waarop je je geluk wel kunt kussen.
Ben je vaak bang als acteur?
Winkler: Constant. Ofwel komt het doordat ik een kleine Jood ben, voor wie panieken een dagelijkse gewoonte is. (grijnst) Maar als ik in mijn lange loopbaan één ding heb geleerd, is het wel dat de angst vooraf om iets te doen veel erger is dan het doen zelf. Dat heb ik nochtans lang niet geweten. In 1979 kreeg ik de kans Ebenezer Scrooge te spelen (de vrek uit Dickens’ A Christmas Carol , nvdr.) in een tv-film. Ik kon wel een miljoen redenen bedenken om me eruit te praten. Hoeveel grote acteurs hadden Scrooge niet al vertolkt? Zou ik ooit aan hen kunnen tippen? Maar nu mag ik er niet aan denken wat het zou zijn geweest als ik had geweigerd.
Ik ben dyslectisch, ik kan onvoorbereid niet zomaar tekst aflezen. Toch ben ik op die manier auditie gaan doen voor The Dinner Party, het theaterstuk van Neil Simon. In 2000 heb ik zo negen maanden aan een stuk naast John Ritter op Broadway gestaan. Heel veel wonderen in mijn leven heb ik te danken aan één woord: ja.
Waarom wilde je ook alweer acteur worden?
Winkler: Ik weet het niet, echt niet. Het leek me gewoon wel wat, verhalen helpen vertellen, daarmee mijn brood verdienen, stunts doen. In 1977 heb ik de rol van een Vietnamveteraan gespeeld in de film Heroes. Als kind al had ik me afgevraagd wat iemand die al lopend door de politie op de hielen wordt gezeten moet doen wanneer hij een door auto’s geblokkeerde straat niet kan oversteken. Simpel: hij loopt óver de auto’s. Ik vertelde dat aan regisseur Jeremy Kagan, omdat mijn personage zo’n achtervolgingsscène had, en ik heb die stunt mogen doen. Zalig. Als een mens op de wereld wordt gezet met maar één missie, dan wist ik alleszins wat de mijne was. Ik had geen reserveplan. Mijn vader wilde nochtans dat ik het familiebedrijf overnam. Hij importeerde en exporteerde hout. (met diepe stem en Duits accent) ‘Why do you sink I brought ze business here from Germany?’ ‘Tja, misschien omdat je werd opgejaagd door de nazi’s?’ Ik had geen geweldige relatie met mijn ouders. Ik benijd mensen die zeggen dat hun ouders hun beste vrienden zijn. Of dat ze hun overleden ouders enorm missen. Die concepten zijn me vreemd.
Ik kon aan niet anders dan acteren denken. Dat heeft me heel vastberaden gemaakt. Ik zou niet eerst de universiteit doorlopen en dan nog drie jaar drama studeren om een eendagsvlieg te worden. Daarom heb ik mezelf ertoe gedwongen al die jaren tussen de boeken te zitten. So I would know stuff. Al is veel van die kennis trager ingezonken dan ik had gedacht. Vijf jaar nadat ik was afgestudeerd, was ik een tv-film aan het doen toen het me eindelijk daagde: acteren is ontspánnen, acteren is lúísteren. Ik wist dat al hier (wijst naar zijn hoofd), maar nog niet hier (hand op de borstkas). Ik ben geen natuurtalent zoals Ryan Gosling, Anthony Hopkins of Jack Nicholson, die geen vals beentje in hun lijf hebben. Ik heb moeten wérken.
Je bent voor eeuwig verbonden aan de zegswijze ‘jumping the shark’, waarmee wordt aangegeven dat iets over zijn hoogtepunt heen is, hoezeer het ook spartelende pogingen onderneemt om het tegendeel te bewijzen.
Winkler: Onlangs heb ik eindelijk de man ontmoet die die uitdrukking bedacht heeft, John Heim. Toen hij nog studeerde, zat hij eens te kletsen met zijn kamergenoot over tv-series die te lang waren doorgegaan. Als de oude glorie voorgoed was verdwenen, de boel alleen nog maar bergafwaarts ging of het gewoon té silly werd, was zo’n serie over de haai gesprongen. Daar kwamen ze bij omdat The Fonz in het vijfde seizoen van Happy Days al waterskieënd over zo’n beest is gewipt. Veel kijkers vonden dat idee indertijd belachelijk, een laatste stuiptrekking. Ik heb me dat nooit aangetrokken. Kijk, in die dagen, eind jaren zeventig, werden kranten nog massaal gelezen. De dag na de uitzending brachten ze allemaal een foto van mij op die waterski’s. Ik had toen geweldige benen, dus ik was in de eerste plaats gevleid. (grijnst) Daarbij: Happy Days is nog jaren na die aflevering op nummer één blijven staan. Dus misschien was die uitdrukking niet helemaal op ons van toepassing.
Aan het begin van dit millennium was je enkele seizoenen lang te zien in de comedyreeks Arrested Development, die natuurlijk alleen al memorabel is vanwege die ene scène…
Winkler: …waarin mijn personage, advocaat Barry Zuckerkorn, op een kade over een dode haai springt, ja. (leunt zelfvoldaan achterover zoals alleen de Fonz dat kan) Daar heb je het: ik ben de enige acteur ter wereld who jumped the shark twice!
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Barry
Nu in Play More bij Telenet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier