De makers van ‘Koolputters’ hadden beter wat meer vragen gesteld in plaats van herinneringen op te rakelen

3 / 5
© National
3 / 5

Programma - Koolputters

Wanneer en waar uitgezonden - Zondag 21/8, 20.10, Canvas, en op VRT Nu

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Alles was van de put. Het huis. De tuin. De duivenmelkerij. De voetbalclub. De school. Om de ongeveer vijftigduizend mijnwerkers rond de zeven Limburgse mijnen te huisvesten, werden in de jaren na de oorlog massaal huizen en wijken gebouwd, de bekende cités. De huizen hadden tuinen en in de straten werden bomen geplant. Het plan was een kopie van de Engelse tuinwijk en voor wie recht had op zo’n huis was het vele stappen vooruit. Orde, tucht en schoonheid, dat moesten de wijken uitstralen en die deugden werden er streng bewaakt. Wie zijn haag niet kort genoeg scheerde, kreeg een waarschuwing in de bus. Wie een rode achterdeur zonder te vragen groen verfde, werd beboet.

‘Dat was heel serieus goed’, herinnert mijnwerkersdochter, en later mijnwerkersvrouw, Sophie Gruszowski zich. ‘We hadden geen centrale verwarming, gewoon een kolenkachel, maar we waren content.’

‘Het was een paternalistisch systeem’, zegt een van de oud-mijnwerkers. Een woord, geeft hij toe, dat hij pas later leerde.

‘Aardige huisjes’ worden de citéwoningen in het begeleidende promofilmpje genoemd. Alleen vertelt de commentator er niet bij dat ieder aardig huisje vaak aan meer dan een gezin onderdak bood. Pas na voldoende kinderen had de mijnwerker recht op een volledig huis. Alles was van de put en al was er reden tot klagen, klagen deed men niet, want waarom zou je klagen als je toch niet gehoord werd? En dus was men vindingrijk. Men ritselde en sjacherde en baande olifantenpaden langs de officiële kanalen. Men protesteerde niet omdat geen van de huizen stromend water had, maar men trok een slang van het kraantje op de hoek van de straat naar de keuken van het eigen huis. Het is met pretlichtjes in de ogen dat de mannen en de paar vrouwen die in de cité woonden het in deze voorlaatste aflevering van Koolputters vertelden.

Verder hadden ze het ook over hoe de vrouwen wasten zonder wasmachine, hoe de mannen hun loon opdronken in de vele cafés en daarbij geen controlerende vrouwen of kinderen dulden, hoe er in de boerendorpen rond de mijnwijken neergekeken werd op ‘die zwarten’. Herinneringen van mensen die het meemaakten worden afgewisseld met beelden uit de tijd zelf die de opgerakelde anekdotes bijkleuren en bevestigen. En zo ademt deze reeks naarmate ze haar einde nadert steeds meer de sfeer uit van lange vertelavonden bij opa of oma. Natuurlijk komen er heikele kwesties aan bod, dat het boven en onder de grond vooral een mannenwereld was, dat vrouwen aan de haard thuishoorden – hoe mooi, verzucht de commentator in het filmpje – en dat de vrouwen die toch werk vonden geen enkele kans hadden om op te klimmen. Ze moesten lampen uitdelen tot het einde der werkende jaren. Of dat de hiërarchie op en rond de site onbuigzaam als beton was. De bazen waren de baas, de ingenieurs waren meneren waarvoor je een stap opzij zette en de mijnwerkers hadden te kappen en te luisteren. ‘Het was een paternalistisch systeem’, zegt een van de oud-mijnwerkers. Een woord, geeft hij toe, dat hij pas later leerde. Toen deed je wat moest en stelde je best niet te veel vragen.

Misschien hadden de makers van Koolputters beter wat meer vragen gesteld. Onversneden herinneringen hebben de neiging het negatieve af te zwakken en het mooie uit te vergroten. Het is een bijzondere kracht van de menselijke hersenen. Maar wie geschiedenis wil schrijven, zonder door te vragen of context te schetsen, loopt het risico gebeurtenissen te verengen tot koddige anekdotes. Het resultaat is een prentenboek met hartverwarmende plaatjes dat de realiteit roziger inkleurt dan ze was en dat bijna doet verlangen naar een tijd die nooit bestaan heeft. Behalve in door de jaren bijgeschaafde herinneringen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content