Verslag Jazz Middelheim: dag 2

Een dag vol goede en interessante muziek, al liep de tent nooit helemaal vol. Een verslag van de tweede dag van Jazz Middelheim.

Tigran & Trilok Gurtu**

Het eerste concert van de dag was de tweede passage van “artist in residence” Tigran. De Armeense pianist speelde in duo met de Indische percussionist Trilok Gurtu. Gurtu werd bij een jazzpubliek bekend in fusionbands als Oregon of door samenwerkingen met bijvoorbeeld John McLaughlin. Hij is niet alleen een meester-muzikant, maar ook een rasperformer. Het duo was niet aan hun proefstuk toe. Er bestaat zichtbaar een grote verstandhouding tussen deze twee, die allebei van hun roots een centraal ingrediënt van hun muziek hebben gemaakt. Maar wat een spannende ontmoeting tussen piano en tabla beloofde te worden, werd uiteindelijk een licht verteerbare brok amusement op festivalmaat. Trilok deed een toveract met allerlei exotische percussie en een emmer water. Tigran zong melancholische Armeense melodieën terwijl hij zich begeleidde op piano en Rhodes. Tussendoor ging hij ook aan de slag met live-samples en loops dat het een aard had. Het concert eindigde met een hommage die Tigran aan Trilok had geschreven. Dat mondde uit in een duel in Indische tala, een soort percussieve scat. Het publiek kon enthousiast de maat meeklappen.

Anthony Braxton Diamond Curtain Wall Quintet***

Saxofonist, componist en denker Anthony Braxton is jarenlang opzij gezet als een rebel die niet binnen de jazz thuishoort. Zelf windt hij er ook geen doekjes om: “Het is niet omdat ik zwart ben en saxofoon speel, dat ik ook iets met jazz te maken zou hebben”. Toch moeten we het grootste deel van zijn publiek bij de jazzliefhebbers zoeken. Braxton begon zijn carrière in de experimentele ‘new thing’ van de jaren zestig en zeventig. Hij is een thinking man’s musician die komaf wil maken met elke stilistische categorisering of artistieke vooringenomenheid. Al meer dan veertig jaar herdefinieert hij wat een toevallige luisteraar als “muziek” ervaart. In zijn composities staan toeval, intuïtie, of klankkleur op hetzelfde niveau als melodie, ritme en harmonie. De laatste passage van Braxton op Middelheim dateerde al van 1985. Nu bracht hij opvallend jonge muzikanten mee voor zijn Diamond Curtain Wall Quintet (dat voor de gelegenheid uitgebreid was met tubaspeler Dan Peck, die aan de vooravond van Middelheim nog op Follow The Sound had gespeeld). De toekomst van Braxtons concept lijkt alvast veilig. Hun uitvoering van ‘636D’ opende met vervormde digitale tonen uit een laptopcomputer. Daarna hoorde je muziek die niet in een paar woorden te omschrijven valt. Korte, staccato ademstoten en pizzicati, langoureuze solo’s en riff-achtige figuren, en een onophoudende variatie in ritmiek, textuur en densiteit. Er werd met grote ernst gemusiceerd vanaf kleurrijke grafische partituren. En door dit alles heen wiegde Braxton heen en weer op de interne puls van zijn muziek. Mensen wandelden naar buiten en er was verwarring en afkeuring alom. Maar evenveel bleven zitten en die waren een uur lang op zijn minst geboeid aan het kijken en luisteren.

Verheyen/Copland/Peacock/Baron****

Robin Verheyen lapt het toch maar weer! De meest ambitieuze aller Belgische jazzmuzikanten had het voor mekaar gekregen om, geruggensteund door de organisatie, aan te treden met zowat het meest indrukwekkende kwartet van deze hele editie. Op papier toch. Want Gary Peacock, dat is een ouderdomsdeken van de free jazz, die bij een groot publiek beter bekend is als bassist bij het Keith Jarrett Trio. En Joey Baron is zowat de meest plezante en swingendste drummer die we kennen. De twee vormen al een tijdje een trio met de minzame pianist Marc Copland. Alledrie spelen ze in de eredivisie van de jazz. Dat zij voor dit concert hun partij zomaar zouden komen doortelefoneren, zoals zo vaak gebeurt bij “all-star” combinaties op festivals, was geen sprake van. Er was intens gerepeteerd aan deze set en de verwachtingen waren, op zijn minst, hooggespannen. Opperste concentratie bij ‘onze’ saxofonist, die zich ongetwijfeld bewust moet geweest zijn van de uitzonderlijkheid van het moment, bij het begin van de set. Ze openden met een vrije improvisatie die meteen duidelijk maakte dat die drie oude rotten er niet waren om dat jonge grut eens het klappen van de zweep te tonen. Er werd collegiaal gespeeld, en Baron stak het vuur aan de lont. Dit zat goed. Daarna volgden twee bedaarde stukken van Peacock, “Vignette” en “Requiem”. Verheyen speelde, met sluipende toon, typisch cryptische lijnen die steeds weigeren in een comfortabele groef te stappen. Maar het waren vooral de bedaarde lyrische solo’s van Peacock en Copland en de speelse tussenkomsten van Baron die aan de ribben bleven kleven. De saxofonist schakelde over op tenor voor de standard ‘I Should Care’, gevolgd door een eigen stuk ‘Mr Nobody’, gespeeld met die aangenaam lichte toon die hij uit de grotere sax haalt. Na ‘Trails’ en ‘Round She Goes’ volgde terecht een overdonderend applaus. Er kon nog een stevig swingend ‘When Will The Blues Leave’ van Ornette Coleman als bis vanaf. Verheyen eindigde met een lekkere valse noot, alsof nu eindelijk alle spanning van hem af viel. Je had hem moeten zien glunderen. Waarschijnlijk het beste concert dat hij al gespeeld heeft? Toch op Middelheim.

John Scofield Trio****

Headliner was het trio van John Scofield. Een hechte band, met heel wat kilometers op de teller en dat hoor je. Bassist Steve Swallow was er al bij op de lp’s van de gitarist uit de vroege jaren tachtig. Ook de jongere drummer Bill Stewart is al jarenlang een vaste partner. Scofield heeft ondertussen wat bewezen op Middelheim. Tijdens het concert herinnerde hij ons aan tien jaar geleden, bijvoorbeeld, toen door een black-out in New York zijn band de overtocht niet kon maken en hij dan maar besloot om bassist John Patitucci en drummer Peter Erskine, die hem in Duitsland hadden begeleid, mee te brengen. Maar dit keer overtrof alle vorige passages. Vanaf het eerste nummer, ‘Trio Blues’, was het meteen flink prijs. Sco was gekomen om te swingen. Blueslicks, bijtende dissonanten en die vettige sound van hem – alle kaarten werden meteen op tafel gegooid. Ook tijdens ‘Museum’ of het groovy ‘Chicken Dog’ bleef zijn inspiratie onophoudelijk opborrelen. Daarna volgden een ontroerend mooi stel standards met Gershwins ‘Someone To Watch Over Me’ en Porters ‘Everything I Love’, waarbij ook Steve Swallow ingetogen soleerde. Bij het bisnummer ‘Just A Girl I Used to Know’ van George Jones kregen we bijna de tranen in de ogen.

Frederik Goossens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content