The Golden Dregs verbindt zijn verhalen graag aan een plek, ook als die niet bestaat
U zult op Google Maps tevergeefs zoeken naar Polgras, het Cornische dorpje op de hoes van On Grace & Dignity. Maar als u graag bij The National, Silver Jews of Destroyer vertoeft, zult u met plezier de muzikale voetstappen van The Golden Dregs drukken.
Het vrij onbekende The Golden Dregs maakte met het garagerockachtige Lafayette (2018) en het verstilde Hope Is for the Hopeless (2019) al twee heel verschillende platen. Maar deze derde keer is het pas echt raak. Op On Grace & Dignity vindt de uit Cornwall afkomstige spilfiguur Benjamin Woods zichzelf als muzikant en arrangeur in zacht smeulende country, statige kamerrock en donkere soul. Maar het meest valt hij op door zijn lage, sonore baritonzang – denk aan Stephin Merritt van The Magnetic Fields of David Berman van Silver Jews. Woods praat al net zo donkerbruin als hij zingt. Bier wordt er in de hotellobby waar we zitten niet geschonken, maar onze gesprekspartner denkt al hardop na over wat hij straks over de tong zal laten vloeien.
Ik wilde ooit muziek maken met een hoofdrol voor de tekst. Mijn favoriete songschrijvers – Bob Dylan, Leonard Cohen – kunnen nogal goed met woorden overweg, vandaar.
Benjamin Woods: Mijn vriendin, die zingt en gitaar speelt in de groep, en ik zijn grote fans van Belgisch bier. Onze favorieten? Duvel, Delirium Tremens en Gouden Draak. Dat klinkt een beetje als Golden Dregs, niet? Misschien moet ik eens polsen of er geen akkoordje met die brouwer in zit. (lacht)
First things first: jou horen zingen is als staren in een diepe, donkere waterput.
Woods: (lacht) Nice! Eigenlijk heb ik nooit de intentie gehad om zanger te worden. Ik ben pas songs beginnen te schrijven op mijn tweeëntwintigste. Op mijn vorige twee platen zong ik veel minder in dat lage register, omdat niemand die ik kende dat deed. Nu ben ik oud en wijs genoeg om gewoon te doen wat natuurlijk aanvoelt. Deze stem past bovendien het best bij mijn narratieve manier van songschrijven. Luisteraars zijn nu sneller geneigd naar de tekst te luisteren.
Vóór The Golden Dregs was je drummer, daarna heb je jezelf piano en gitaar geleerd. Is het met een zangstem zoals met een instrument: hoe frequenter het gebruik, hoe meer je er de finesses van doorgrondt?
Woods: Eigenlijk wel. Ik heb meer controle over wat ik doe, gewoon door al zo vaak te hebben opgenomen en opgetreden. Zangles heb ik nooit gehad. Ik geef toe: mijn toonvastheid kan beter, maar gelukkig zing ik zo stil dat dat nauwelijks opvalt. Toen ik in Cornwall nog in allerlei bluesy garagepunkrockbands drumde, wist ik dat ik ooit muziek wilde maken waarbij niet zozeer de energie van de performance maar de tekst een hoofdrol zou opeisen. Mijn favoriete songschrijvers – Bob Dylan, Leonard Cohen – kunnen nogal goed met woorden overweg, vandaar. Ik was ook een grote fan van de Amerikaanse groep Strange Boys, met Ryan Sambol als songschrijver. Alleen ontbrak het mij lange tijd aan het zelfvertrouwen om het op mijn eentje te proberen.
Je noemt nu drie songschrijvers, maar je spiegelt je even graag aan romanciers en dichters.
Woods: Nu wel, maar aanvankelijk niet. Pas toen ik mijn eerste plaat al had gemaakt, raadden mensen mij aan Raymond Carver, Lydia Davis en Richard Hugo te lezen. Dat leidde tot een eurekamoment: ik herkende in hun stijlen wat ik zelf probeerde te doen. Die directheid van Lydia Davis’ korte verhalen en de sterke beeldtaal van Richard Hugo’s gedichten zijn een directe inspiratie geweest voor Hope Is for the Hopeless.
Iedere songschrijver heeft recht op een break-upplaat. Dat was de jouwe.
Woods: Juist omdat ze zo duidelijk over mezelf ging, en ik ze op enkele instrumenten na volledig zelf heb opgenomen, stond ik er eerst huiverachtig tegenover om die plaat uit te brengen. Op Lafayette hoorde je een groep spelen, allemaal vrienden uit Cornwall. Heel los, beetje jammen zoals de Grateful Dead, maar dan veel minder goed. (lacht) Niettemin: een prima blauwdruk voor The Golden Dregs, dacht ik. Toen ik na die liefdesbreuk in een sfeer van reflectie en eenzaamheid nieuwe songs schreef, voelde het veeleer alsof ik een soloplaat aan het maken was. Maar moest ik mensen wel lastigvallen met zoiets navelstaarderigs als verdriet om verloren liefde? Toen ik naar Londen verhuisde en de songs daar zonder band live speelde, bleken ze aan te slaan. Dat deed me besluiten dat The Golden Dregs niet per se een groep hoefde te zijn, maar in de eerste plaats het doorgeefluik voor mijn songs.
Alle schrijvers die je noemde, zijn Amerikanen. Hope was bezaaid met Amerikaanse referenties: Clarksdale in Mississippi, Lee Hazlewood en Nancy Sinatra, en Arthur Millers toneelstuk Death of a Salesman. Om van die cowboy op de hoes nog te zwijgen.
Woods: (glimlacht) De eenzame Marlboro-man, zo voelde ik me! Het was alleszins geen hommage aan Amerika. De vrouw met wie ik zes, zeven jaar een relatie had gehad, was nu eenmaal Amerikaans en ik heb er met haar veel tijd doorgebracht, onder andere in Mississippi. Mijn eigen ervaringen sijpelen onvermijdelijk door in mijn songs. Voor je het zelf zegt: ja, op de nieuwe plaat staat een nummer dat American Airlines heet. (grijnst) Ontstaan uit de open hemel waar ik tijdens de lockdown naar keek – op dat ene blauw-zilveren toestel na, van American Airlines dus. Ik wilde iets kwijt over mensen die van vakantie naar vakantie leven en de rest van hun dagen – de mééste dus – op de manier totaal verwaarlozen.
In een ander nieuw nummer, Before We Fell from Grace, zit een piano die klinkt alsof die van de trap is geduwd. Waarmee ik wil zeggen dat je als arrangeur veel preciezer lijkt te weten wat je wilt.
Woods: (lacht) De stem is zoals gezegd de kern van elke song, maar je wilt die wel zo fijn mogelijk omkaderen, met iets cinematografisch en evocatiefs, zonder te véél afleiding te creëren. Als tiener zag ik mezelf al in een studio werken. Daarom heb ik ook productietechniek gestudeerd. Alleen moet je je ellebogen gebruiken om als stagiair in een treffelijke studio aan de slag te kunnen, en zo’n strever ben ik niet. Zo ben ik dan maar songschrijver geworden. Laat ons zeggen dat ik met die rol een haat-liefdeverhouding heb. Hetzelfde met optreden. Ik ben geen geboren performer maar heb de uitdaging en onvoorspelbaarheid ervan leren te appreciëren. The Golden Dregs bestaat live trouwens uit zes tot zeven personen. Ik sta erop dat we allemaal wit dragen. Ik hou van het ritueel van het omkleden: je maakt van elk optreden een speciale gelegenheid. Bovendien draagt het bij tot het eenheidsgevoel van de groep.
De term ‘the golden dregs’ komt uit een song van Beck, Deadweight. Ik vind ‘gouden droesem’ of ‘gouden drab’ wel bij mijn songs passen.
Voor het coverbeeld van On Grace & Dignity heb je een miniatuurversie van een onbestaand Cornisch dorp laten maken. Je hebt er zelfs een naam voor bedacht: Polgras.
Woods: Ik hou van het idee om verhalen aan een geografische plek te verbinden. Op die manier krijgt zo’n bundel songs iets verbindends, iets compleets. Toch zijn alle songs weer gefilterd door mijn eigen ervaringen – verwacht geen kenschetsen van het leven of de mensen in Cornwall. Vandaar ook die fictieve naam, Polgras. Veel plaatsnamen in Cornwall beginnen met ‘pol’, wat haven betekent. ‘Gras’ is het Cornische woord voor ‘grace’, genade. ‘Poldignitas’ – de haven van de waardigheid – was ook even in de running, maar dat klonk toch te veel als de naam van een woonzorgcentrum. (lacht) Alle verhalen die zich in de songs afspelen, kun je linken aan dat miniatuurdorp. Het brandende huis vind je terug in Vista en Not Even the Rain, het auto-ongeluk in Josephine, de zoektocht naar een vermiste persoon in Before We Fell from Grace. Allemaal situaties die mij toestaan iets over verlies en frustratie uit te drukken. Adolescentie en verveling ook. Moeilijke omstandigheden waar we doorheen moeten bijten.
Geef eens een voorbeeld uit je eigen leven?
Woods: Die rijen sociale woningen die je bovenaan op de maquette ziet staan? Toen ik tijdens de lockdown van 2020 mijn job als barman in het Tate Modern kwijtraakte, ben ik weer bij mijn ouders in Cornwall gaan wonen. Ik heb een tijdlang werk als bouwvakker moeten aannemen. Putten graven in de modder tijdens de winter, verschrikkelijk. Maar waar het om gaat, is dat die betaalbare huizen overal worden neergepoot omdat zo veel woningen in Cornwall zonder enige vorm van regulering worden opgekocht als tweede verblijf. Let wel: Cornwall verdient het om door toeristen bezocht te worden en behoort volgens mij niet méér toe aan wie er altijd heeft gewoond. Maar de huizen die ik heb helpen te bouwen, zijn van een belabberde kwaliteit. Daar voel ik me niet schuldig over, ik heb alleen maar slijk weggeschept. (lacht) Maar het is een laakbare situatie. Wat bedoeld was als verbetering van de leefkwaliteit, is het in realiteit niet.
‘Dreg’ betekent droesem. Kun je je nog de dag – en mogelijk ook de naam van de wijn die je dronk – herinneren dat je de bandnaam bedacht?
Woods: (lacht) De term ‘the golden dregs’ komt uit een song van Beck, Deadweight. Een vriend die uiteindelijk op de eerste plaat zou meespelen, flapte er ooit uit dat dat een goeie bandnaam zou zijn. Aangezien ik toen net mijn eerste songs aan het schrijven was, zei ik: dankjewel, die neem ik. (lacht) Veel overweging is er dus niet in gekropen. Maar ik vind ‘gouden droesem’, of ‘gouden drab’, wel een oxymoron dat bij mijn songs past. Je hoort een bevallige melodie of een mooi arrangement bij een tragische songtekst over mensen die tussen hamer en aambeeld lijken te zitten. Door omstandigheden, of omdat ze zelf een rode lijn hebben overschreden. Het schone en het treurige verenigd. Zoals het leven.
On Grace & Dignity
Uit op 10.02 bij 4AD.
The Golden Dregs
Op 17.04 in AB Club, Brussel.
The Golden Dregs
Alias van de Britse zanger, muzikant en songschrijver Benjamin Woods.
Komt uit Cornwall maar woont al enkele jaren in Londen.
Schrijft narratieve songs in de stijlen van Leonard Cohen, schrijvers Raymond Carver en Lydia Davis en dichter Richard Hugo.
Klinkt als smeulende, nachtelijke muziek die fans van The National, Silver Jews en Destroyer zullen smaken.
Situeert zijn nieuwste plaat On Grace & Dignity in het fictieve Cornische dorp Polgras, dat Woods speciaal voor de platenhoes liet maken door modelbouwer Edie Lawrence.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier