Shame ging voor zijn nieuwe plaat in een oud rusthuis wonen (en verfde dat kauwgumroze)

Op hun tweede plaat Drunk Tank Pink tillen de prille twentysomethings van het Londense Shame hun postpunk over de drempel van de volwassenheid. Een gesprek over de psychologische impact van roze, vakantie in de Betty Fjord Clinic (sic) en de hallucinaties van Elton John.

Er was een tijd waarin bands als Interpol en Editors postpunk met succes aanwendden om de vergulde poorten van Madison Square Garden of Wembley Arena open te beuken. Shame stond drie jaar geleden aan de wieg van een andere, nonconformistische strekking: die van Zuid-Londense kliekjes als Goat Girl, HMLTD of Sorry, die compleet gespeend zijn van sterallures, al eens een sociaal-politiek of ultrapersoonlijk thema aansnijden, maar daarbij de absurde humor niet vergeten. Zijn sterke livereputatie kan Shame voorlopig niet meer hardmaken, maar qua bevestiging weegt Drunk Tank Pink – de opvolger van het alom bewierookte debuut Songs of Praise – ook wel door. Neemt voor ons zijn telefoon op: zanger Charlie Steen (midden op de foto).

Ik wilde schrijven over hoe het is om plots op jezelf te zijn aangewezen. Je zou dat narcisme kunnen noemen. Maar suggereer gerust iets anders.

Charlie Steen

Even samenvatten: na twee jaar te hebben getourd met jullie eerste plaat hebben jullie een tweede gemaakt, over zot worden door lang te touren. Kort daarna slaat de pandemie toe en wordt iederéén zot. Voelde je je dan minder speciaal?

Charlie Steen:(lacht) Het was wel raar, ja. Ik denk dat sommige rottigheden die we in de songs benoemen nu meer zullen resoneren, omdat we ondertussen allemáál in afzondering hebben gezeten. Voor mij gaat de plaat over je ongemakken leren te aanvaarden. Er plezier in te scheppen zelfs. Daar zijn het afgelopen jaar wel meer mensen goed in geworden, me dunkt. Drunk Tank Pink maken was een periode van reflectie na de eerste tumultueuze jaren van de band, die ons mentaal en lichamelijk hebben uitgeput. Ik heb er wel voor opgepast dat ik niet ging zeuren over hoe zwaar het tourleven is. Als je dat doet, denkt de luisteraar snel: ‘Wat een klier.’ Ik weet zelf ook dat het een enorm fucking privilege is. Ik wilde schrijven over hoe het is om plots op jezelf te zijn aangewezen, over leren daarmee om te gaan. Je zou dat narcisme kunnen noemen. Maar suggereer gerust iets anders. (lacht)

Een vroegtijdige quarterlifecrisis dan?

Steen: Welja. Onze vrienden die er een gewone job op na houden, voelen zich allemaal om de een of andere reden verloren. Vooral door druk van buitenaf, variabelen waar je geen enkele vat op hebt – stijgende prijzen, brexit – die samenklitten tot één grote bol. Human, for a Minute was de eerste nieuwe song die we hebben geschreven. Die vormde de blauwdruk voor de thema’s op de plaat: identiteit, een gebroken hart. Om dat uit te leggen moet ik tóch even wijzen op enkele nadelen van het tourleven. Je slaapt niet genoeg, eet niet gezond, je lichaam wordt aangevreten en je ontwikkelt er hoe dan ook een hartgrondige hekel aan. Zeker als blijkt dat je begrafenissen, verjaardagen en huwelijksfeesten mist. In mijn geval ging mijn lief ervandoor. Zo van die vervelende bijkomstigheidjes. (grinnikt) Hoe cliché misschien ook, het was onvermijdelijk dat ik daarover zou schrijven.

Het leven on the road is misschien zwaar, maar thuiskomen is vaak nog erger.

Steen: Zeg dat wel. Onderweg is er altijd wel een aanleiding om een feestje te bouwen: je hebt een goeie show gespeeld, je bent in een nieuwe stad, je hebt een dag vrijaf. Puur hedonisme, en dat wilde ik niet loslaten omdat ik toevallig niks in mijn agenda had staan. Terug thuis zocht ik mijn adrenaline elke avond in de pub, om in mijn slaapkamer maar niet met mijn gedachten te worden geconfronteerd. Want in feite had ik een hoop te verwerken. We waren adolescenten toen we op tournee vertrokken en zijn zo’n beetje als volwassenen teruggekeerd. Twee jaar lang zijn we meegezogen in dat absurde leven, terwijl er thuis van alles gebeurde. Op een gegeven moment moet je jezelf losscheuren van je job en in de spiegel kijken. Wie ben je? Best wel intimiderend, om met een vergrootglas boven je eigen leven te hangen. Maar het was precies de catharsis die ik nodig had. It’s free therapy, innit? Dat hoeft geen domper te zijn. Je kunt er ook veel optimisme uit putten. Als je me nu zou vragen om opnieuw voor twee jaar de hort op te gaan: metéén. Ondertussen weten we best wanneer we aan de rem moeten trekken, kwestie van onszelf niet te vergalopperen.

Je hebt je teksten geschreven in een compleet in drunk tank pink geschilderde kamer, een tint roze die vroeger op gevangenismuren werd aangebracht om eventuele agressiviteit te temperen. Tot bleek dat dat effect bij sommigen niet langer dan een halfuur duurde.

Steen: Samen met onze gitarist Sean en zijn neef, die ik ook al van kindsbeen af ken, zijn we in een oud rusthuis in Peckham gaan wonen. Ik kreeg de goedkoopste ‘kamer’ – als je een washok zo kunt noemen. We haalden de wasmachine eruit, duwden er een bed, boekenrek, tapijt en staande lamp in en schilderden alles maar dan ook álles in kauwgumroze. Waarom? Zomaar. We noemden het the womb, de baarmoeder. Daarom gaan de songs zo vaak over dromen, het onderbewuste in duiken. Ik heb tien maanden in de baarmoeder van mijn moeder gezeten. Niemand wil daar toch uit? Geboren worden is het eerste trauma dat je oploopt. Met mijn maandje extra was ik een van de gelukzakken. (lacht) Pas toen we de plaat begin 2020 hadden opgenomen, kwam ik erachter dat er een hele psychologische theorie over drunk tank pink bestaat. Zo kwam alles met elkaar in verband te staan.

Charlie Steen (m.): 'Een monoloog over wolken in je zak steken: perfect om jezelf een beetje onderuit te halen.'
Charlie Steen (m.): ‘Een monoloog over wolken in je zak steken: perfect om jezelf een beetje onderuit te halen.’

In haast elk stuk over Shame duikt wel de Queen’s Head-pub in Brixton op, waar de groep is opgericht en jullie repeteerden. Intussen zijn jullie die stek kwijt. Hoe spijtig is dat?

Steen: Enorm. Het was onze thuis. In die mate dat we onlangs op vakantie zijn geweest bij de vroegere pubbaas, die naar Noorwegen is geëmigreerd. Hij heeft er ook een studio: de Betty Fjord Clinic. (lacht) De rest van de groep is na een week teruggekeerd, ik ben er een maand blijven hangen. Prachtig daar. Ik mag mijn beide handen kussen dat ik niet het hele jaar in mijn eigen nietige tuintje heb moeten zitten. Maar goed, het was lastig om in of rond Londen een plek te vinden waar we op elk moment van de dag konden binnenvallen. Alles is zo strikt gereglementeerd. Je wilt toch altijd het geruststellende gevoel hebben dat je om drie uur ’s nachts nog met je zatte botten achter een drumstel kunt kruipen.

Veel geruststelling ligt er nog niet in het verschiet voor al wie ernaar snakt snel weer op een podium te springen.

Steen: Neen, maar we moeten daar ook niet te veel over janken. Het komt wel goed, al wordt het mogelijk nooit meer zoals vroeger. We hebben in het najaar voor een beperkt publiek een geheime testshow gespeeld, in de Windmill in Brixton, een geweldige onafhankelijke zaal. Dat ging goed. Iedereen zat bubbel per bubbel op gepaste afstand aan tafeltjes waaraan je eten en drinken kon bestellen. Een beetje zoals een speakeasy in de tijd van de drooglegging.

Had je niet de indruk dat je voor een halfgevuld restaurant stond te spelen?

Steen: Ik voelde me in de eerste plaats gelukkig dat we kónden spelen. Als er iets is wat ik in de lockdown heb geleerd, is het wel positief denken, blij zijn met wat je hebt en krijgt. Het helpt je geen zak vooruit om in het verleden te blijven hangen. We konden ons nieuwe materiaal laten horen, en die club was er ook weer wat mee geholpen. Oké, je krijgt een pak minder energie terug van een onderling gescheiden, aan zijn stoel gekluisterd publiek, maar je past je aan. Wie weet, zullen we er ooit op terugkijken als de beste shows ooit.

Als het energiepeil daalt, gaan toeschouwers meer op de teksten letten. Dat moet raar zijn, zeker als je – anders dan vroeger – je eigen gevoelsleven staat bloot te leggen.

Steen: Voor een zaal, of voor welk publiek dan ook, doet me dat niks. Maar in een ruimte met je vier vrienden blijft het akelig om bijvoorbeeld over je relatiebreuk te zingen. Je had het over het energiepeil. In een repetitiehok blijft veel van wat je zingt nog onder de radar. Maar Drunk Tank Pink hebben we grotendeels vormgegeven in de slaapkamer van onze bassist Josh. Daar voelde ik me toch een stuk naakter. We zijn nu eenmaal een band die vanaf de demofase over alles nadenkt, oordeelt en discussieert.

Vaak is het simpel: de muzikanten maken de muziek, de zanger schrijft en zingt de teksten. Zonder wederzijdse bemoeienis.

Steen: Er zijn momenten geweest waarop ik dat soort totalitarisme ook wenste, maar helaas. (lacht) Hoe dan ook steunen we elkaar. Een nieuw element voor ons was bijvoorbeeld melodie. Daarvoor heb ik als zanger wel wat hulp gekregen van Josh en Sean.

Ik begreep eerst niets van Station Wagon, het laatste nummer van de plaat, waarin je het geagiteerd over een wolk hebt die je in je zak wilt steken. Toen kwam ik te weten dat die track blijkbaar over Elton John gaat. Maar ik snapte het nog steeds niet.

Steen: (lacht) Ik heb eens het verhaal gehoord over hoe Elton John zodanig boven zijn theewater was dat hij zijn assistent opdroeg een wolk van voor de zon weg te jagen. Ik vond het geweldig, het toppunt van eigenwaan. Kijk, ik beschouw Drunk Tank Pink als een verzameling dagboekschrijfsels, een conversatie met mezelf. Allemaal gemeend, maar we zouden geen Britten zijn als we onszelf ook niet een beetje onderuit zouden willen halen. Een monoloog over wolken in je zak steken leek mij daartoe uitermate geschikt.

Om af te ronden: welke muzikanten zouden van jou een standbeeld mogen krijgen?

Steen: Goh, goeie vraag. (denkt na) Neem dan Link Wray. Geweldige gitarist, schitterende songs. Heb ik leren kennen door die uitspraak van wijlen Mark E. Smith van The Fall, dat er maar twee mensen zijn die hij respecteerde, Link Wray en Iggy Pop. Weet je wat, zet Mark E. Smith ook maar op een voetstuk.

Drunk Tank Pink

Op 15/1 uit bij Dead Oceans/Konkurrent.

Shame

Opgericht in 2014 door vijf Zuid-Londense tieners in The Queen’s Head, een pub in Brixton die ook de thuisbasis vormde van Fat White Family.

Debuteert in 2018 met het album Songs of Praise.

Speelt een balsturige mengeling van postpunk en rauwe indierock.

Brengt binnenkort Drunk Tank Pink uit, opgenomen met producer James Ford (Arctic Monkeys, Gorillaz).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content