Serge Van Laeken, papa van Roméo Elvis en Angèle: ‘We wilden de plaats van TC Matic innemen’
Veel humor en muziek, wat voetbal en een worst: Belgischer dan dat van Serge Van Laeken kan een leven moeilijk worden. Begin jaren tachtig was hij heel even un star dankzij zijn band Allez Allez, vandaag is hij vooral bekend als de vader van Roméo Elvis en Angèle.
Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Deze zomer schrijven bekende medemensen het scenario van hun leven.
Scène 1: de mestbak
De gemeentelijke basisschool van Molenbeek, eind jaren zestig. Op de laatste rij kan een jongetje met ravenzwart haar een geeuw maar net onderdrukken. De tafels van vermenigvuldiging, het woord van God… Het zal allemaal wel. Omringd door kinderen van Turkse, Marokkaanse, Italiaanse en Portugese afkomst kan het jongetje maar aan één ding denken: het gras aan de overkant van de straat. Het is groener, veel groener, dan het krijtbord vooraan in de klas.
‘Ik was een middelmatige leerling’, zegt Serge Van Laeken. ‘Alleen voor taal had ik interesse: in het Frans, Spaans en Engels hoorde ik muziek, en daar had ik kennelijk wel talent voor. Maar voor de rest was ik vooral veel aan het wegdromen naar het voetbalstadion recht tegenover onze school. Dat van RWDM, toen nog gewoon den Daring.’
Van Laeken is op 27 mei 1961 geboren als enig kind in een eenvoudig arbeidersgezin. Moeder schenkt koffie op het ministerie, vader rijdt met de vuilniswagen rond. ‘De mestbak, zoals ze in Brussel zeggen.’ Maar pais en vree is het helaas niet: telkens wanneer er tussen vader en moeder ruzie losbarst, gaat Van Laeken schuilen bij de grootouders, tweehonderd meter verderop. Op de duur keert hij niet meer naar huis terug, het is voor iedereen beter zo.
‘Wat wel goed was bij ons thuis, is dat er altijd muziek opstond. Vooral mijn moeder was een enorme muziekliefhebber. Ze danste graag. Frank Sinatra, Claude François, Tom Jones… Het was nooit stil in huis. Maar tegelijk was mijn moeder een vrouw met duizend angsten. Als ik met mijn vrienden op straat ging spelen – er waren toen nog veel weiden in Molenbeek – bleef ze maar herhalen dat ik voorzichtig moest zijn, dat ik mijn jas goed dicht moest knopen, en si en la. Een deel van die angsten heb ik van haar overgenomen. Zo heb ik al jaren last van hoogtevrees en claustrofobie. Maar ook meer in het algemeen: soms heb ik angst voor het leven zelf. Ik ben op de wereld gekomen met klemmen rond mijn hoofd, de bevalling verliep nogal moeilijk. Misschien heeft het daar iets mee te maken?’
Scène 2: de basgitaar
Een afgeladen Ancienne Belgique. Veel bier en mannenzweet. Leren jekkers. Afgedragen T-shirts, veiligheidsspelden, zware legerschoenen. De jaren zeventig lopen op hun einde, punk is in het land.
Vanaf het podium kogelt een Britse band de songs het publiek in, langer dan drie minuten duren ze zelden. The Clash hebben ze zichzelf genoemd. De Botsing, Het Gevecht, Het Conflict. Het klinkt als het levensmotto van de dan achttienjarige Serge Van Laeken. School noch voetbal is een succes gebleken. Thuis regeert nog steeds de angst. Het is tijd om uit te breken, hoog tijd.
Wanneer Clash-zanger Joe Strummer vanaf het podium van de AB roept dat de revolutie start met de aanschaf van een basgitaar, slaat bij Van Laeken de bliksem in.
‘Het was alsof hij tot mij persoonlijk sprak, alsof hij me een boodschap wilde geven. Ik moest muziek gaan maken. Natuurlijk, dat ik daar nog niet eerder aan gedacht had! De volgende dag ben ik een basgitaar gaan kopen en ben ik als een gek beginnen te oefenen. Ik wilde Joe Strummer worden.’
Scène 3: het podium
Voorjaar 1981. Samen met Kristiaan Debusscher, Nico Fransolet, Robbie Bindels en Roland Bindi stapt Serge Van Laeken de Brusselse opnamestudio Shiva binnen. Vijf jongens. Vijf aardige jongens. Met in hun gezelschap ook één vrouw: Sarah Osborne, een Engelse.
Ze hebben een maand daarvoor de muziekgroep Allez Allez uit de grond gestampt en willen nu hun eerste nummers opnemen. In een professionele studio, begeleid door professionele professionals. In het midden van de nacht.
‘Overdag studiotijd boeken was te duur voor ons. Maar de vibe zat meteen goed. We stonden er. Die nacht hebben we Allez Allez en African Queen opgenomen, van de eerste keer boenk erop.’
Kort nadien volgt een eerste optreden, als invaller op een festival in Waterloo, en vanaf dat moment gaat het snel. De singles Allez Allez en African Queen (een ode aan Grace Jones) slaan aan. De jachtige, op Talking Heads geïnspireerde postpunk is helemaal à la mode du jour.
Kriskras rijden de zes het land rond, van Brussel over Kortrijk naar Maldegem en weer terug naar Brussel. Overal worden ze op gejoel en applaus onthaald. Van hoogtevrees heeft Van Laeken op het podium weinig last.
‘Van bij dat eerste optreden in Waterloo voelde ik me direct thuis op de scène. Alsof alle angsten en onzekerheden er van me af vielen. Ik kon er schaamteloos zelfverzekerd zijn, ik was er veilig. Ondanks al mijn beperkingen. Want laten we eerlijk zijn: we waren vijf slechte muzikanten. Maar zodra we samen begonnen te spelen, gebeurde er iets.’
Voor ze het goed en wel beseffen, belanden Van Laeken en co. in een rivaliteit met die andere Belgische rockband van het moment: TC Matic, met achter de micro ene Arno Hintjens. Het is een strijd van Brussel tegen de kust. Jong tegen oud. Arm tegen iets minder arm.
‘We stonden dikwijls op dezelfde festivals geboekt en terwijl zij iedere keer toekwamen met hun dikke Mercedessen, hun flightcases en hun biovoeding, gooiden wij na het optreden onze instrumenten gewoon zo in de kofferbak van onze Ford Transit, een rammelbak die net niet uit elkaar viel. Wij waren de jonge garde, we wilden hun plaats innemen. Arno reageerde op zijn Arno’s in Putain putain, met de lyric “Allez allez, circulez, avec ton cul de pédé”. ‘
Met al zijn branie en dadendrang schopt Allez Allez het tot op de podia van Torhout-Werchter (verder nog op de affiche die dag: The Pretenders, U2 en Talking Heads) en Vorst Nationaal. Daar, in de rafelranden van de hoofdstad, komen vader en moeder Van Laeken voor het eerst naar het groepje van hun zoon kijken. ‘Muziek stond zo ver van hen af, ze konden maar niet geloven dat er een toekomst in zat.’
Maar zelfs John Peel, de legendarische radio-dj van de BBC, draait Allez Allez. Hij nodigt de Brusselaars in Londen uit.
‘Nog voor we internationaal konden doorbreken, was het alweer gedaan. En dat was vooral aan onszelf te wijten. We waren te jong. Te naïef, te wild. Op een dag mochten we in Londen gaan praten met de advocaat van de Sex Pistols en The Police, hij was geïnteresseerd om ons te tekenen. We hadden Herman Schueremans meegepakt, misschien kon hij onze manager worden. Maar we hebben het daar volledig verpest. Ik stelde me voor als Franz Beckenbauer, we waren de hele tijd aan het lachen met de ringbaard van de advocaat… Enfin, we hebben ons daar als kleine kinderen gedragen. Bij het buitengaan kon Herman Schueremans niet snel genoeg van ons verlost zijn.’
Zes maanden later houdt Allez Allez op te bestaan. Zangeres Sarah Osborne is de vele verplaatsingen tussen België en haar woonplaats Londen, de vele deinende nachten op de overzetboot, kotsbeu.
Een doorstart met een nieuwe zangeres draait op niets uit. De rek is eruit, het credo van de punk zit nog vers in de geesten: beter opbranden dan stilletjes wegkwijnen.
Scène 4: de vrouw
‘Ik ben aan het dansen in de Mirano Continental, de Studio 54 van Brussel. Zowel links als rechts van me zoekt een meisje mijn aandacht. Voor het eerst in mijn leven heb ik keuze. Een derde vrouw komt op me af en biedt me een pintje aan. “Kom,” zegt ze, “we gaan naar de bar. Jij speelt toch voetbal? Als linksachter? Ik ben fan van jou. En ik zal je eens wat zeggen: je bent meer met een kleine die veel energie heeft dan met een lange die slaapt.” Ik wist niet wat me overkwam. Ik was op slag zot van haar. We zijn die nacht naar bed geweest, we hebben ’s ochtends samen sandwiches gegeten en 32 jaar later zijn we nog altijd samen.’
Het is 1988. Van Laeken werkt intussen als verkoper van muziekinstrumenten. Vast loon, auto van de zaak: zelfs een punker verlangt al eens naar zekerheid. Toch knaagt het. Pas wanneer hij zijn vrouw – zeven jaar jonger maar boomlang – aan het werk ziet met haar theatervrienden begrijpt hij waarom: hij heeft de muziekwereld nodig, het podium, het publiek. ‘Ik heb projecten nodig om gelukkig te kunnen zijn.’
Zijn vrouw, Laurence Bibot, maakt naam als comédienne, onder meer in het populaire tv-programma Les Snuls. Van Laeken gaat solo, als Marka. Singles als Accouplés en La poupée Barbu slaan vooral in Frankrijk aan. Net als zijn vroegere rivaal Arno breekt hij door bij onze zuiderburen.
Tijdens interviews krijgt hij er telkens weer dezelfde vraag: waar komt toch die naam Marka -vandaan? ‘Je mag kiezen uit de volgende mogelijkheden’, antwoordt hij keer op keer. ‘A: ik heb verre voorouders uit Burkina Faso. B: het is Brussels voor snotneus. C: het komt van Marcassou, een bekend Belgisch worstenmerk. Of D: ik heb ooit een lief gehad uit Congo en die noemde me haar marka, haar tijger in het Swahili.’
Optie C wordt nooit geraden, maar blijkt wel het goede antwoord. Van Laeken zag het logo van het worstenmerk ooit op een T-shirt dat zijn moeder mee naar huis had gebracht. Het leek hem wel een mooie artiestennaam. ‘Het is dus echt waar: ik ben een sossis. ‘
Hij tourt door heel Frankrijk, wordt bevriend met rapper MC Solaar en maakt samen met zijn vrouw enkele films en documentaires. Over Japan, en het leven als travestiet in Brussel.
Maar wanneer de relatie op springen staat en ze na een tijdje apart te hebben gewoond opnieuw samenkomen, beloven de twee elkaar plechtig: we zullen wel nog van elkaar houden, maar samenwerken? Nee, dat nooit meer.
Scène 5: de dochter
‘Papa, ‘ fluistert een blond meisje in het oor van haar vader, ‘maak je geen zorgen. Het komt goed.’
Het meisje heet Angèle. Ze is twaalf en zit aan haar piano op het podium van de Mirano Continental, de discotheek waar haar ouders elkaar hebben leren kennen. Papa Serge Van Laeken geeft met wat vrienden een benefietconcert voor Sporting Ettekijs, de voetbalploeg waar hij al jaren als linksachter speelt. Als de stroom even uitvalt, zet dochter Angèle vol zelfvertrouwen New Soul van Yael Naim in.
Van Laekens mond valt open van verbazing. ‘Tot dan was ik totaal blind voor het talent van mijn dochter. Maar de hele zaal was onmiddellijk muisstil en ze zong prachtig. Daar in de Mirano kwam Angèle op het podium thuis, zoals ik destijds in Waterloo.’
Scène 6: de zoon
Een kleine concertzaal op de campus van de ULB, diep in de nacht. Met oordopjes in en gekneld tussen tientallen uitzinnige jongeren kijkt Van Laeken naar het optreden van dé nieuwe sensatie in het Belgische muzieklandschap. Een spichtige, op Zlatan Ibrahimovic lijkende jongen die heen en weer rent op het podium.
De sfeer doet Van Laeken denken aan de begindagen van Allez Allez. Zweet, bier, best wel punk. Toch verlaat hij na drie nummers de zaal. Hij weet genoeg: deze jongen kan iets.
‘Eerder die avond had ik Roméo voor de allereerste keer live aan het werk gezien, in het voorprogramma van Fauve in de AB. Ik vond het niet goed, en hij zag het aan mijn gezicht. Maar een paar uur later had hij nog een tweede optreden aan de ULB, waar ik stiekem – zonder dat hij het wist – naartoe ben gegaan. Véél, véél beter.’
Roméo is Van Laekens zoon, vier jaar ouder dan Angèle. Na een onstuimige jeugd maakt hij naam als Roméo Elvis. Hiphop voor de massa.
‘In het begin had ik het er moeilijk mee dat mijn kinderen zonder mij muziek wilden maken. Was ik dan niet goed genoeg? Maar petit à petit, met veel hulp van mijn vrouw, heb ik hen leren loslaten. Ik moet me niet te veel moeien, heb ik beseft. Ze redden het wel. Wij hebben hen de potgrond gegeven, bloeien doen ze zelf wel.’
Aftiteling
Als alles goed gaat, verschijnt Van Laekens nieuwe soloalbum na de zomer. Er staat een nummer op dat aan Eden Hazard is opgedragen, een grote fan van Roméo Elvis.
Dochter Angèle was onlangs de enige Belgische artieste die werd gevraagd voor het coronabenefietconcert One World: Together at Home. Ze was er in het digitale gezelschap van onder meer Lady Gaga, Billie Eilish en Paul McCartney. De Mirano was plots wel heel ver weg.
‘Allez Allez’ is nu een programma op Radio 1.
Met voetballen is Van Laeken al lang gestopt. Hij fietst vaak, en maakt nog altijd pret met zijn Laurence.
Zijn vader is dood.
Zijn moeder danst nog elke dag.
En RWDM, den Daring van vroeger? Dat klimt langzaam uit een diep, diep dal.
Serge Van Laeken
Beter bekend onder zijn artiestennaam Marka.
Geboren (op 27 mei 1961) en getogen in Molenbeek.
Woont al jaren in Linkebeek, ten zuiden van Brussel.
Begin jaren tachtig bassist bij Allez Allez, een klassieke belpopband.
Vader van Roméo Elvis en Angèle.
Droomt nog altijd van een carrière als linksachter bij RWDM.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier