Van pepmiddel tot bierdouche: zo sloten wij Rock Werchter 2018 af

Idles © Wouter Van Vaerenbergh
Michael Ilegems
Michael Ilegems Chef van Knack Focus en KnackFocus.be

Voor we ons konden laven aan de herboren Arctic Monkeys en Onze-lieve-heer Nick Cave, hoorden we confectiepop, zagen we sterretjes en ontdekten we wie de échte rockster van Rock Werchter was. Spoiler: het is een rapper.

De confectiepop van Sigrid deed ons hart niet sneller slaan

Sigrid
Sigrid© Wouter Van Vaerenbergh

Als MNM en Qmusic tot uw favoriete geluidsbehang behoren en u twintig jaar of jonger bent, is de kans groot dat u Sigrid al aan uw boezem hebt gedrukt. De Noorse zangeres werd enkele maanden geleden door de BBC uitgeroepen tot The Sound of 2018, wat betekent dat zogenaamde kenners haar een grote toekomst voorspellen.

In Werchter bleek blonde Sigrid inderdaad een innemende verschijning te zijn. Haar stem mocht er best wezen en ze meende ongetwijfeld wat ze zong, maar haar modieus verpakte, dansbare liedjes -beetje elektronica, beetje hiphopbeats- deden ons hart geen tel sneller slaan.

Niet dat ze niet catchy waren. Alleen leek de confectiepop van Sigrid bedacht aan het bureau van een manager of platenbaas, met een specifieke doelgroep en een zorgvuldig uitgestippeld mediaplan voor ogen. Voor wie tot haar generatie behoort, zullen haar liedjes over girly things, fake friends en high fives wellicht iets herkenbaars oproepen. Uit het enkel met pianobegeleiding gebrachte Dynamite leerden we dat zelfs in het universum van een jonge Scandinavische deerne wel eens een onweer opsteekt. Maar de bewering ‘I like it raw’ klonk uit de mond van Sigrid al net zo geloofwaardig als een pleidooi voor het feminisme uit die van Donald Trump. Dat neemt niet weg dat het publiek in KluB C welwillend reageerde op de van de radio bekende singles, waarvan de teksten links en rechts werden mee gepreveld.

Naaz
Naaz© Wouter Van Vaerenbergh

Don’t Kill My Vibe, smeekte Sigrid ons. Wel, zo malicieus zijn we nu ook weer niet. We hopen alleen dat ze volop geniet van de aandacht die haar momenteel te beurt valt. Want wie weet is het morgen alweer voorbij.

Naaz, uw pepmiddel om de laatste Werchterdag mee door te komen

‘We moeten daar eerlijk in zijn: het is nog niet de zomer van de Nederlanders geweest’, zei Otto-Jan Ham, presentator met dienst in Klub C. ‘Maar hier komt een Nederlands talent met grote T: Naaz!’

Talent te over bij de 20-jarige Koerdisch-Nederlandse Naaz Mohammad, dat klopt – je belandt niet voor niks tussen Tyler, The Creator en Arctic Monkeys op Best Kept Secret, of in het voorprogramma van Arcade Fire in een Rotterdamse arena. Daar zit haar status van Spotify-darling voor veel tussen, ja, maar óók haar debuut-ep Bits of Naaz, die grossiert in lekker weg luisterende ‘quirkpop’ over de onzekerheden van een gepeste tiener en een strikte jeugd en hoe eruit los te breken.

Ook straf: dat het allereerste Belgische concert ooit van Naaz meteen op Rock Werchter was. ‘Ik dacht dat er helemaal niemand zou komen!’ glimlachte ze bij het zien van een na verloop van tijd toch aardig vollopende tent. Het begin was nog wat aarzelend, met een traag voorbij kabbelend Everything is New en een iets te schuchter Pretty. Maar vanaf de met handclaps opgeleukte meezinger Words wond ze het publiek stukje bij beetje om haar vinger. Loving Love had zwier, de Kanye West-cover Ultralight Beam moest nauwelijks onderdoen voor het origineel en de klingelende lepeltjes maakten van Up to Something het perfecte pepmiddel om de laatste Werchterdag mee door te komen.

Wij denken dat u het laatste nog niet gezien hebt van Naaz. We moeten daar eerlijk in zijn.

Post Malone
Post Malone© Wouter Van Vaerenbergh

Post Malone, de échte rockster van Rock Werchter 2018

Als de tent met een capaciteit van 20.000 man minuten voor aanvang van het concert al volzet is, er mensen afgevoerd moeten worden met beroertes en Herman Schueremans en Chokri Mahassine broederlijk naast elkaar staan te kijken in de frontstage, weet je: hier staat iets te gebeuren.

En er gebeurde iets bij de Amerikaanse rapper-zanger Post Malone, om 14u in The Barn geprogrammeerd, maar op basis van zijn enorme onlinefanbase – hij heeft meer maandelijkse streams op Spotify dan Arctic Monkeys, Nick Cave en Eels samen – dé onbetwiste ster van deze Rock Werchter-editie.

‘My name is Austin Richard Post and I appreciate you came here to get fucked up with me’, zei hij, alvorens de trap-bassen te laten rollen en eroverheen te rappen en zingen met die hese stem van hem, die zijn verleden als heavy-metalzanger verraadde. Meer gebeurde er niet – nee, Post Malone had geen band bij, en ja, alles liep mee op tape – maar het wérkte.

Paranoid (‘over continu online gevolgd worden en daar paranoïde van worden’), I Fall Apart (‘over de trut die mijn hart brak’), Congratulations (‘over ondanks de meningen van anderen gewoon jezelf te blijven’): ze zorgden allemaal voor een collectieve oerschreeuw. Post werd nooit protserig, en liet zich niet verleiden tot het nodeloos uitrekken van zijn nummers. Het solo op akoestische gitaar gespeelde Stay had een silly tekst (‘You put your cigarette out on my face, so beautiful’), maar het was wel slimme afwisseling. Tijdens Rockstar – na Ed Sheerans Shape of You de grootste internethit van 2017, en dus niet toevallig Een Momentje tijdens dit concert – sloeg hij diezelfde akoestische gitaar aan diggelen, alsof hij, daar en dan, het doodvonnis van de rock wilde tekenen.

Rappers zijn de nieuwe rocksterren, en Post Malone liet er op Rock Werchter geen twijfel over bestaan dat hij daar het beste bewijs van is.

Eels toonde ons de kortste weg tussen astronomie en rock-‘n-roll

‘Well, this is fun!’, riep Mark Oliver Everett, kortweg E., nadat hij zijn set op het hoofdpodium had ingereden met twee puike covers: Raspberry Beret van Prince en Out in the Street van The Who.

Eels
Eels© Wouter Van Vaerenbergh

Eels, want over dat groepje gaat het hier, verkeerde in festivalmodus en presenteerde zich voor de gelegenheid als een uit de kluiten gewassen gitaarband. Dat leidde af en toe tot verrassingen, maar geen nood: de songs van E. kunnen wel wat hebben. Stukjes uit het onlangs verschenen The Deconstruction, zoals Bone Dry, You Are the Shining Light en Today is the Day, werden afgewisseld met prijsnummers uit de rijke eels-catalogus. The Look You Give That Guy, het grungy Dog Faced Boy, het grofkorrelige Prizefighter, ze klonken allemaal flink doorbloed, al werden ze dan gebracht met de afstandelijke ironie waar iemand als Randy Newman een patent op heeft.

E. was geestig als altijd, waagde zich regelmatig aan een frivool dansje en verklapte grijnzend enkele ‘little known facts’ over zijn bandleden. Zo vernamen we dat gitarist The Chet zijn maagdelijkheid verloor in een witte caravan op de tonen van een lp van Rush en dat bassist Big Al nog twee jaar actief was geweest als mormoonse missionaris in Japan. Nieuwe drummer Little Joe werd zelfs geïntroduceerd middels een loflied dat al zijn kwaliteiten in de verf zette. De belangrijkste, aldus E.: ‘He kicks ass.’

De sound van Eels hield dit keer het midden tussen Bo Diddley en een garageband uit de sixties, maar iedere herknede song klonk trefzeker en knalde recht in de roos. My Beloved Monster, Novocaine For The Soul, het dreigende Fresh Blood, het op een stuiterende baslijn gemonteerde Souljacker, Pt. 2, de klasse van Eels was onmiskenbaar. In weerwil van wat hun groepsnaam suggereerde, waren dit alles behalve gladde palingen.

Idles
Idles© Wouter Van Vaerenbergh

‘What you have just witnessed was a stunning display of bad assery’,stelde Everett vast, voor hij afscheid nam. ‘But I want you to know that underneath those asses are… legs!’ Neen, saai zullen deze heren niet gauw worden. Eels klonk lekker schurend, gebald en, in het geval van I Like Birds, zelfs punky. De song waar ze mee besloten, het van Brian Wilson geleende Love & Mercy, was zelfs zo verbluffend mooi dat we er sterretjes van zagen. Eels toonde ons de kortste weg tussen astronomie en rock’n-roll. Altijd leerzaam, zo’n dagje Werchter.

Idles: rottweilers in onderbroek

Pioenrozen sierden hun backdrop, maar make no mistake: punkgroep Idles was het smerigste dat er op deze Werchtereditie te beleven viel. Denk Sleaford Mods, maar luider. Denk Savages, maar geflipter. Denk Fat White Family, maar politieker. Er móést in brexittijden wel een Brits bandje opstaan dat de zaken aan zijn reet roestte. Idles is dat bandje.

Ha! Ha! Divide and conquer!‘ schreeuwde brulboei Joe Talbot in Divide & Conquer, een opgestoken middenvinger naar de National Health Service in Groot-Brittannië. In Mother – waarin het van ‘Mother! Fucker!’ ging – zong hij dan weer over zijn ter ziele gegane mama, voor wie hij als tiener al had moeten zorgen, waarop hij aan de drank en drugs ging. Inmiddels is hij er van afgekickt, maar minder rock-‘n-roll is hij er niet op geworden. Ook al zag hij eruit als een toerist die op weg was naar een strand op Ibiza: mocht hij meespelen met Engeland en de Rode Duivels zouden hem treffen in de WK-finale, ik zou hem niet willen dekken. Een boom van een vent is het, die spugend over het podium van The Slope slenterde. En hij had nog Ian Curtis-moves in de benen ook.

Nog geestiger: Mark Bowen, Talbots wingman op gitaar. Ja, dat was die gast met zijn pornosnorretje, en met niets meer om het lijf dan een Calvin Klein-onderbroek. Komiek figuur, maar man, wat kon hij rammen!

De security had het hele concert lang de handen vol met het escorteren van al dat crowdsurfende schorriemorrie, en van bierdouches moest u ook niet bang zijn als u naar Idles ging kijken. Hun slotsong heette Rottweiler. En dat was Joe Talbot, net als de rest van zijn groep. Een verademing.

Nine Inch Nails maakte zich schuldig aan brandstichting

Nine Inch Nails
Nine Inch Nails© Wouter Van Vaerenbergh

‘Thanks for joining us in this hot motherfucker’, riep Trent Reznor het Barnpubliek toe. Die dankbaarheid was niet geheel misplaatst, want samen met zijn band Nine Inch Nails nodigde hij de toeschouwers uit samen met hem af te dalen in de donkerste krochten van zijn ziel. Er brandde zelfs een soort hellevuur op het podium, dat vervaarlijk aan je wenkbrauwen likte. En natuurlijk weer geen brandweerman of -vrouw te bespeuren!

Wie Nine Inch Nails al eens onder de hamer had gehad, wist dat de band het midden houdt tussen industriële metal en striemende elektronica. Vanaf Somewhat Damaged en Wish was de toon gezet: noisy gitaren, logge riffs, striemende drumbeats en een zanger die in Less Than, The Wretched of Reptile, zijn teksten leek uit te spuwen alsof het beschimmelde broodkorsten waren. Soms, zoals in The Lovers, klonk hij echter opvallend ingehouden. Uit het minimalistische pianostukje in de set kon je dan weer afleiden dat Reznor al eens een soundtrack uit zijn koker schudt – en dat hij daar al eens Oscar mee wint, zoals voor die van de The Social Network.

Pas nog leverde Nine Inch Nails met de ep Bad Witch het sluitstuk van een tripiek waar de groep twee jaar geleden aan begon en die als haar beste werk van het voorbije decennium geldt. Het in Werchter gespeelde Shit Mirror wilden we niet in de badkamer hebben, maar de auditieve guerilla-aanval Ahead of Ourselves en de drum-‘n-bass-mutatie God Break Down the Door, voorzien van even hoekig als dissonant gitaargeweld, klonk prikkelend genoeg om ons aan Bowies Blackstarte herinneren.

Oudere nummers, zoals de pletwals Closer en het door ratelende sequencers opgejaagde Copy of A, kregen de fans uitgebreid aan het likkebaarden. Aangezien Nick Cave zijn opwachting maakte op een ander podium lieten we het laatste kwartier aan ons voorbij gaan. Niettemin gaf Nine Inch Nails een concert om boven de deur te spijkeren.

Roméo Elvis
Roméo Elvis© Wouter Van Vaerenbergh

‘Waar is de feestje?’ Bij Roméo Elvis!

Na Angèle een dag eerder, trad zondag ook haar oudere broer Roméo Elvis toe tot het debutantenbal op Rock Werchter. En hij sloopte er taalgrenzen. ‘Ik heet Roméo Elvis en ik ben van Brussel’, zei hij. ‘Ik spreek Frans, maar vandaag ben ik Vlaming. Vandaag ben ik Bélg.’ Onder zijn joggingpak zat een Rode Duivels-shirt verscholen, om zijn nek wapperde een Belgische vlag.

Roméo Elvis speelt in Frankrijk – ‘Gisteren was ik daar, they are fucking scared of us right now‘ – en België voor niks dan grote massa’s. Niet zo lang geleden ging het legendarische L’Olympia in Parijs voor de bijl, in 2019 zal Vorst Nationaal eraan moeten geloven. En dus is zijn set een stuk uitgebalanceerder geworden dan in zijn begindagen. Met dank aan knoppenkoning Le Motel, maar ook aan Lennard Vink, die Roméo’s raps met een extra likje muzikale verf beschilderde op toetsen en percussie.

Bébé aime la drôgue kreeg een drum-‘n-bass-outro mee – Le Motel goes Netsky! – , in Drôle de Question begeleidde Roméo Elvis zichzelf op elektrische gitaar, en de iPhonelampjes-in-de-luchtballade J’ai vu hield zich ook zónder gastbijdrage van Angèle vlotjes staande.

Maar pas toen Roméo Elvis in het slotkwartier zijn blote bast liet blinken in Ma tête kwam de vlam helemaal in de pijp. ‘Waar is de feestje?’ polste hij, en hij noopte het publiek tot pogo’s, liet hen van links naar rechts trippelen (Sabena) en vroeg hen om op de grond te gaan zitten en bij het invallen van de bassen weer op te veren (Tu vas glisser). Afsluiter en meezingmoment Bruxelles arrive, waarbij Roméo Elvis zich tussen het publiek mengde, maakte het helemaal duidelijk: de feestje was in Klub C!

Fever Ray deed iets met vingers en een poesje

De Zweedse Karin Dreijer was ooit de helft van het elektroduo The Knife, maar dezer dagen geeft ze prioriteit aan haar soloproject Fever Ray. Het vorig jaar verschenen Plunge was het werkstuk waarmee ze zich outte als lesbienne en tijdens haar performance in KluB C bestond haar band uitsluitend uit vrouwen die zich blijkbaar arm hadden gekocht aan make-up en excentrieke outfits.

Dreijer werd geflankeerd door nog twee andere zangeressen. De ene droeg een oranje pak waarmee ze er als een mannelijke bodybuilder uitzag, de andere droeg een glittertenue die vooral haar vrouwelijkeid moest benadrukken. Zo suggereerde Fever Ray dat ze voortdurend heen en weer wordt geslingerd tussen beide polen. Dat de artieste seksuele stereotypen ter discussie stelt, siert haar. Alleen is er op dit gebied niet veel dat, pakweg Madonna, haar nog niet geeft voorgedaan.

Girl power, feminisme, emancipatie, wat ons betreft is dat allemaal prima. Als gangstarappers hun seksuele prestaties mogen bewieroken, waarom zouden vrouwelijke artiesten dat dan niet mogen? ‘I want to run my fingers up your pussy’, zong Fever Ray in To the Moon and Back. En elders: ‘Every time we fuck we win’. Kreeg u er rode oortjes van? Ach, geen mens die het zag, want de belichting tijdens het concert was van die aard dat zelfs het futuristische decor grotendeels de mist in ging.

Dreijer wikkelde haar gender-boodschappen in minimalistische, soms wat eenvormige technopop en elektrodisco, gedomineerd door borrelende synths en dreunende beats, waar we zelf warm noch koud van werden. Het enige moment waarop Fever Ray echt verraste was toen de drie zangeressen tijdens If I Had A Heart elk met een (nauwelijks hoorbare) akoestische gitaar op de proppen kwamen. Lag het aan de vermoeidheid van het publiek, na vier overvolle festivaldagen? Of was het podium gewoon net iets te groot voor een show van dit type? In ieder geval gleed Fever Ray van ons af als water van een eend. En dat kan nooit de bedoeling zijn geweest.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content