Op de radio hoor je hen dezer dagen nauwelijks meer, maar het publiek is The Waterboys duidelijk nog niet vergeten. Mike Scott en de zijnen, onlangs bevallen van een cd met op muziek gezette gedichten van William Butler Yeats, mochten dan ook aantreden voor een goedgevulde AB.
DA GIG: The Waterboys @ AB, Brussel op 18/3.
IN EEN ZIN: Mike Scott en zijn medeplichtigen leggen na al die jaren nog altijd voldoende passie, vakmanschap en trefzekerheid aan de dag om het publiek een opwindend avondje te garanderen.
HOOGTEPUNTEN: ‘The Girl in the Swing’, ‘The Thrill is Gone’, ‘The Pan Within’, ‘Don’t Bang the Drum’…
DIEPTEPUNTEN: geen.
BESTE QUOTE van Mike Scott, verwijzend naar de fans die The Waterboys ook al in 1984 in de AB aan het werk hadden gezien: “There are a few fellow survivors here tonight. I’m afraid there are not many of them left.”
Al bijna drie decennia staat Scott aan het roer van The Waterboys, een groep waarin sinds de beginjaren al zo’n vijftig muzikanten de revue zijn gepasseerd. Het gezelschap koppelt passionele rock-‘n-roll aan keltische folk, waagt zich af en toe aan uitstapjes naar country, soul en gospel en speelt doorgaans songs met een hoog spiritualiteitsgehalte.
Zanger Mike Scott, een man die weleens een boek ter hand neemt, goochelt in zijn teksten ook graag met literaire referenties aan Robert Burns en C.S. Lewis. Sinds hij op ‘Fisherman’s Blues’ uit 1988 een gedicht bewerkte van nobelprijswinnaar William Butler Yeats nam Scott zich voor ooit eens een uitgebreider project aan diens poëzie te wijden en dat werd uiteindelijk ‘An Appointment With Mr Yeats’, een avondvullend programma dat twee jaar geleden resulteerde in een aantal uitverkochte shows in Dublin.
Een selectie van die gezongen gedichten kwam enkele maanden geleden terecht op de tiende langspeler van The Waterboys en prijkt nu ook op de setlist tijdens hun huidige Europese tournee. Buiten het Engelse taalgebied is uiteraard niet iedereen met het oeuvre van de Ierse mysticus vertrouwd en om de pil enigszins te vergulden besliste Scott de avond in twee blokken op te delen. Eerst werd het publiek op temperatuur gebracht met een reeks Waterboysklassiekers, waarna het hopelijk receptief genoeg zou zijn om ook het nieuwe werk een kans te geven.
Het eerste uur was er alvast een van topniveau, met veel songs uit de zogenaamde ‘big music’-periode van de groep. Mike Scott en zijn voortreffelijke, vijfkoppige band trapten af met drie songs uit ‘A Pagan Place’ en pootten prompt een wall of sound neer waar geen sloopkogel tegenop kon. Het overweldigende ‘All the Things She Gave Me’ zette de toon en ook ‘A Boy Called Johnny’, een ode aan Patti Smith die door Scott van een springerige pianoriff werd voorzien, klonk energiek en vitaal.
De zanger, die uitstekend bij stem was, beloofde een reeks lovesongs en daar zaten aangename verrassingen bij. ‘The Thrill is Gone’, waarin gitarist Melvin Duffy zijn pedal-steel liet janken, en het bloedmooie ‘The Girl in the Swing’, grepen, mee dank zij de loepzuivere geluidsweergave, meteen naar de keel.
Ook nu weer bleek violist Steve Wickham met zijn even expressieve als opwindende solo’s het geheime wapen van de groep te zijn. Tijdens het wervelende ‘The Pan Within’ draaide hij al spelend zelfs een paar keer om zijn eigen as, maar in ‘Glastonbury Song’ hadden vooral de furieuze hammond en kapitein Scotts snijdende gitaar het voor het zeggen. Voor het sobere ‘How Will I Love You’ riep de zanger enkel de hulp in van pianist James Hallawell en tijdens de ouderwetse soulballad ‘Lonesome Old Wind’ zouden we hebben gezworen dat de geest van Sam Cooke door de zaal waarde.
Na de pauze lieten The Waterboys horen hoe ze de geschriften van Yeats in songs hadden getransformeerd, en dat leidde evenzeer tot boeiende momenten, ook al kwam de muziek, na de stormachtige introductie, nu iets minder dwingend over. Het aantal muzikanten op het podium varieerde naargelang de noden van de nummers. Memorabel waren ‘News for the Delphic Oracle’, een naar cabaret zwemend walsje met knipogen naar Tom Waits en Kurt Weill, dat steunde op onverwachte tempowisselingen en een rustieke banjo; ‘White Bird’, waarin Wickham met zijn fiddle op een verbluffende manier het gekrijs van meeuwen imiteerde, en ‘Mad As the Wind and Snow’, waarin enkele muzikanten om onduidelijke redenen maskers droegen en de violist met zijn opwindende keltische motiefjes een duet uitvocht met de toetsenman. Vanaf ‘Song of Wandering Aengus’ werden the Waterboys overigens aangevuld door de Ierse zangeres Katie Kim, die vooral in ‘Politics’ een prominente rol kreeg toebedeeld.
Om de toeschouwers te belonen voor hun geduld, zette de groep er bisgewijs nog eens flink de beuk in met het stuiterende ‘The Whole of the Moon’, compleet met mandoline en synthetisch klaroengeschal, het kolkende ‘Don’t Bang the Drum’ en de organische folk van ‘Fisherman,’s Blues’. En of ze wilden bijten, meneer. The Waterboys sloegen hun publiek moeiteloos aan de haak met een opwindend concert dat, zonder overdrijven, een Scott in de roos mag worden genoemd.
Dirk Steenhaut
DE SETLIST: Rags / All the Things She Gave me / The Thrill is Gone / A Girl Called Johnny / The Girl in the Swing / How Long Will I Love You? / Glastonbury Song / The Pan Within / Lonesome Old Wind // The Hosting of the Shee / News for the Delphic Oracle / Song of Wandering Aengus / White Birds / Mad as the Wind and Snow + The Second Coming / An Irish Airman Forsees His Death / Ireland in 1913 / Politics // Don’t Bang the Drum / The Whole of the Moon / Fisherman’s Blues.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier