The Antlers @ AB: Uniformiteit is een lastige kwaal

© GF

Net als The National, die andere band uit Brooklyn, hebben The Antlers er jaren over gedaan om hun huidige graad van populariteit te bereiken. Maar ook al brachten ze onlangs, met ‘Familiars’, een zeer geslaagde vijfde langspeler uit, de AB kregen ze dit keer niet gevuld.

DA GIG: The Antlers in AB, Brussel op 1/10.

IN EEN ZIN: Een mooi concert, dat niettemin een beetje saai en statisch aandeed en gebukt ging onder eenvormigheid.

HOOGTEPUNTEN: ‘Hotel’, ‘I Don’t Want Love’, ‘Epilogue’..

DIEPTEPUNTEN: geen.

BESTE QUOTE van Peter Silberman: “Dit is de eerste avond van onze Europese tournee en we zijn zeer blij dat we hem met jullie mogen delen. Want -maar hou het stil- Brussel blijft toch een beetje onze favoriete stad.”

“You’re so quiet”, merkte zanger Peter Silberman op, ergens halverwege het concert. Die zin herhaalt hij avond na avond, in iedere stad waar hij met The Antlers op het podium staat. Maar dat het gezelschap voor een publiek speelt dat echt luistert en een minimum aan respect toont, is niet eens zo verbazend. Bij The Antlers hoef je niet aan te kloppen voor het soort rock-‘n-roll dat de bierconsumptie drastisch de hoogte in jaagt. De dromerige muziek van The Antlers drijft op tristesse en melancholie, puurt schoonheid uit pijn en is een product van passie en kwetsbaarheid. We hebben het hier tenslotte over een groep die enkele jaren geleden doorbrak met ‘Hospice’, een plaat waarop alles draaide om een gedoemde relatie in de kankerafdeling van een ziekenhuis. Kom daar bij Milk Inc maar eens om.

Oorspronkelijk waren The Antlers een soloproject van songwriter en gitarist Peter Silberman. Sinds 2009 is het echter officieel een trio waar ook drummer Michael Lerner en multi-instrumentalist Darby Cicci deel van uitmaken. In de AB werden ze bijgestaan door een extra kracht, Kelly Pratt, die net als Cicci bedrijvig was op keyboards en trompet. Samen creëerden ze een warme, rijke sound waarin niets aan het toeval werd overgelaten. Iedere song van The Antlers was meticuleus gearrangeerd en de set stond vrijwel integraal in het teken van ‘Familiars’, een plaat die in het verlengde ligt van voorganger ‘Burst Apart’, maar iets luchtiger en minder claustrofobisch klinkt dan we van de groep gewend waren.

Verlies

Zoals andermaal bleek in Brussel, blijft de grootste troef van The Antlers het indringende stemgeluid van Silberman. Met zijn wendbare falset klimt de zanger moeiteloos tot de hoogste sporten van de toonladder en slingert hij heen en weer tussen engelachtig en wanhopig. In die zin zou je de New Yorkers met Sigur Rós kunnen vergelijken. Alleen klinken ze iets aardser dan hun IJslandse collega’s en bevat hun muziek, zeker op de jongste cd, meer uitgesproken soulinvloeden. Het concert begon met ‘Palace’, een nummer gedomineerd door een majestueuze piano en dromerige trompetfrazen. Het waren ingrediënten die in de loop van de avond nog vaak terug zouden komen.

Iedere song uit ‘Familiars’ vertegenwoordigt een andere gemoedsstemming van eenzelfde personage en is het resultaat van een spirituele zoektocht. Verlies -van onschuld, van herinneringen, van geliefden- zijn steeds terugkerende thema’s, maar ondanks die donkere teneur laat Silberman altijd ruimte voor hoop. Het even uitgesponnen als filmische ‘Doppelgänger’ was op een stapvoets ritme geplant en klonk soms een beetje jazzy, tot de zanger er met zijn noisy 12-string als een bulldozer overheen raasde.

De meeste nummers werden traag opgebouwd en dreigden door die eenheid van sfeer na verloop van tijd nogal uniform aan te doen. Als toeschouwer was je dus blij dat ‘Hotel’ van een minimale groove werd voorzien en ‘Director’, waarin Cicci dwarsfluit speelde, middels een doorvoelde gitaarsolo naar een climax werd gestuwd. Gelukkig werd de eenvormigheid af en toe doorbroken met een nummer als ‘Drift Drive’ (uit de twee jaar oude ep ‘Undersea’) of ‘Kettering’, dat ingetogen begon maar geleidelijk aanzwol als het geraas van een lawine.

Spuitje

Opvallend was dat The Antlers dit keer slechts mondjesmaat teruggrepen op oudere platen als ‘Hospice’ en ‘Burst Apart’ en ze zich daarbij telkens beperkten tot slechts twee songs. Jammer, want het waren net die momenten (het elegante ‘I Don’t Want Love’ bijvoorbeeld) die voor extra reliëf en de broodnodige afwisseling in klankkleur zorgden.

Maar intussen waren we wél al bij de bissen aanbeland. ‘Putting the Dog to Sleep’, een soulballad die werd ingeleid door een statig kerkorgel, was niet geheel verstoken van pathetiek en gaf aan dat je, zoals je een terminaal zieke hond laat inslapen, ook een verwelkte relatie gewoon een spuitje kunt geven. ‘Epilogue’ begon sober, met enkel Silberman en de drummer op het podium, maar mondde, toen de overige muzikanten invielen, alnog uit in een overweldigende coda.

Zeker, voor de liefhebbers was een mooi concert, maar door het gebrek aan variatie ook een beetje saai en statisch. Er schortte wat aan de opbouw van de set (en dan werd ‘Sylvia’, wegens de avondklok in de AB, nog geschrapt), het concert bood weinig meerwaarde tegenover de platen van The Antlers en de muzikanten stonden met zoveel sérieux op het podium dan we na afloop dringend toe waren aan een verfrissende dosis Monty Python. Wat zoals Billy Shakespeare eeuwen geleden al wist: wat een tragedie écht verpletterend maakt, is de aanwezigheid van komische scènes. Misschien had Peter Silberman tijdens de lessen literatuur dus iets beter moeten opletten?

DE SETLIST: Palace / Doppelgänger / Hotel / Kettering / Drift Dive / Director / Revisited / Parade / I Don’t Want Love / Surrender / Refuge // Putting the Dog to Sleep / Epilogue.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content