Sonic City, dag 2: Savages doet zijn bandnaam alle eer aan

Savages © Francois Berland // FBER
Joshua Migneau

‘Nice guys don’t make great music’, stond er op het shirt van Jehnny Beth, frontvrouw van Savages, headliner én curator van Sonic City. Als dat klopt, stonden er maar weinig heilige boontjes op het podium dit weekend. Op dag twee kregen we ijzingwekkende techno, benauwde krautrock en rauw wild geserveerd. Smakelijk!

‘Hoe eng is dit?’ vroeg een vrouw voor ons. Ze twijfelde even of ze De Kreun wel zou betreden. Het was er donker, maar het waren toch vooral de klanken van Demdike Stare die haar angst aanjoegen.

Demdike Stare, dat zijn Sean Canty en Miles Whittaker, twee jeugdvrienden die een passie voor vinylcollecties delen en die sinds 2009 in muziek omzetten. Bekend zijn ze niet, en dat is hun eigen schuld. Na tussen 2010 en 2012 enkele door onder meer Pitchfork geprezen albums uit te brengen, stopte Demdike Stare daarna met reguliere langspelers. Sindsdien verschenen er enkel nog cassettes in kleine oplages, mixtapes en obscure dubbelsingles onder de naam Testpressing. Geen wonder dat Demdike Stare bij het grote publiek onder de radar gebleven is, en dat een kameraad als Andy Stott wél doorbrak.

Hoe dan ook: de set van Demdike Stare was genadeloos hard. De bassen deden neusvleugels trillen en magen dooreen klotsen. En de beats ontaardden in noise. Afsluiter Past Majesty leek wel naar benzine te ruiken. Maar wie het geweld doorstond, bleef met een aangenaam tintelend gevoel achter.

Indie uit de H&M

Next up: Motorama, de yin van Demdike Stares yang. De groep klonk als een New Yorkse variant op new wave-giganten als Joy Division en The Smiths. Dat Motorama uit Rusland komt, bleek slechts een leuk weetje.

Ze stonden hoger geprogrammeerd dan Jessy Lanza of Mykki Blanco een dag eerder, en dat begrepen we niet helemaal. Elke nieuwe drumpartij leek op de vorige, de zanger mompelde maar wat en de gitaarlijnen deden niet veel meer dan echoën. Veel eigenheid viel er evenmin te bespeuren. Zelfs het meest memorabele nummer, Heavy Wave, leek sterk op een andere song: How Long Have You Known? van DIIV. Motorama klonk als de doorsnee indiemuziek die u weleens in de paskamers van de H&M hoort. Een eerste misstap in het verder vlekkeloze parcours van Sonic City.

Heerlijk vals

Zo’n jaar geleden ging Couple In A Hole – in Frankrijk Sauvages getiteld – van de Belgische regisseur Tom Geens in première, een film waarin een getraumatiseerd Schots koppel zich in een grot diep in de Franse Pyreneeën terugtrekt, om er langzaamaan zijn grip op de realiteit te verliezen en weg te kwijnen. De soundtrack was van de hand van Beak>. En dat zegt veel over wat we van hun optreden mochten verwachten.

De bezieler van Beak> heet Geoff Barrow, wiens eerste groep uit Bristol u wel bekend is: Portishead. Maar de appel valt in het geval van Beak> vrij ver van de boom. Met een uitmuntend gevoel voor detail, bracht het trio benauwde krautrock à la Can of Neu!. Bij momenten klonken ze heerlijk vals, en vooral wanneer ze de groove te pakken hadden, was Beak> schitterend, zoals in het logge Wulfan II of het kleurrijke Mono. ‘We schrikken ervan dat jullie ons nog steeds niet beu zijn’, zei Barrow vanachter zijn drumstel. ‘Dit is onze derde keer op Sonic City.’ Aan het applaus te horen, kan er gerust nog een vierde passage bij.

Fuckers

En dan was het aan Savages, de band waar al het hele weekend lang over gesproken werd. De Britten hadden de affiche van Sonic City samengesteld, en dat schept verwachtingen. Het publiek liep er onrustig bij. Des te beter, moeten ze bij Savages gedacht hebben, want al vanaf opener I Am Here speelde de band op het scherp van de snee.

De bandnaam geeft het al weg: Savages is intens. De vier wilde wijven sloegen je murw met nu eens donderende uitbarstingen, en dan weer eenvoudig meebrulbare refreintjes. ‘Love is the answer’, zong de charismatische Jehnny Beth herhaaldelijk, met een zinderende intensiteit die aan Siouxsie Sioux deed denken. In geen tijd transformeerde Savages De Kreun in een zweterige kelder.

En het publiek? Dat droeg de band op handen. Figuurlijk, maar ook letterlijk, want Beth werd op een gegeven moment tot in het midden van de zaal gebracht en op een tiental handen gedragen. En dan stuurden De Wilden u naar huis met wat hun lijflied is geworden: Fuckers. De boodschap was simpel: ‘Don’t let the fuckers get you down.’ Trek er uw conclusies uit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content