Sam Amidon @ ABClub: Folk met een toekomstvisie

Sam Amidon © Facebook

Folk is vaak het terrein van puristen die oude tradities willen bewaren, maar die museumbenadering vindt Sam Amidon totaal oninteressant. De 33-jarige zanger uit Vermont benadert Amerikaanse traditionals liever als songs van tijdgenoten waar hij vrijelijk zijn eigen stempel op mag drukken.

DA GIG: Sam Amidon in ABClub, Brussel op 18/11.

IN EEN ZIN: Amidon en zijn begeleiders vertaalden hun traditionele folkrepertoire op een overtuigende manier naar de 21ste eeuw, door er ingrediënten uit noise, jazz en elektronica aan toe te voegen.

HOOGTEPUNTEN: ‘How Come That Blood’, ‘Lily-O’, ‘As I Roved Out’, ‘Maid Lamenting’, ‘Saro’…

DIEPTEPUNTEN: geen.

BESTE QUOTE: Het na bijna ieder nummer herhaalde ‘Welcome’.

Amidon groeide op in een familie van folkmuzikanten en kreeg de archaïsche murder ballads, work songs en religieuze hymnes dus met de paplepel ingegeven. Hij beseft beter dan wie ook dat volksliederen geen statische materie zijn, maar door het proces van orale overdracht voortdurend gedaanteverwisselingen blijven ondergaan. Dus loodst hij ze de eenentwintigste eeuw binnen door ze te actualiseren en aan zijn eigen muzikale voorkeuren aan te passen.

Zelf was Sam Amidon jaren actief in free-jazz en geïmproviseerde muziek en dat hoor je ook aan zijn vertolkingen van folktraditionals op zijn onlangs verschenen zevende cd ‘Lily-O’, opgenomen met gitaargrootmeester Bill Frisell. Amidon wordt vooral aangetrokken door de bizarre, mysterieuze, vaak sinistere trekjes die traditionals kenmerken, maar folk is voor hem een breed begrip. De jongste jaren vertolkte hij immers ook werk van Tears For Fears, R. Kelly en Mariah Carey.

Eerder had de zanger al enkele platen uitgebracht bij het IJslandse Bedroom Community. Met het oog op ‘All Is Well’ en ‘I See The Sign’ werkte hij samen met producer Valgeir Sigur∂sson (zie Björk en Bonnie ‘Prince’ Billy), de New Yorkse neoklassieke componist Nico Muhly en de Australische noisenik Ben Frost, en wikkelde hij zijn eeuwenoude repertoire in arrangementen die gedomineerd werden door strijkers en elektronica. Sinds zijn vorige cd, ‘Bright Sunny South’, waarop hij onder meer een alliantie smeedde met jazztrompettist Kenny Wheeler, vond hij onderdak bij het gerenommeerde Nonesuch-label, waar ook Wilco, Robert Plant, Emmylou Harris en Randy Newman thuis zijn.

Rauw

Bill Frisell was er tijdens het concert in Brussel helaas niet bij, maar Sam Amidon had wél een uitstekende band meegebracht, waarin twee beslagen multi-instrumentalisten figureerden. Chris Vatalaro boog zich over drums, percussie, bas, synth en laptop, terwijl de geweldige Shahzad Isamily een elektrische gitaar en, een enkele keer, een contrabas beroerde. Beide heren, gepokt en gemazeld in de avant-garde, brachten bevreemdende geluidslagen aan in de songs waarvoor Amidon zelf zich afwisselend van een akoestische gitaar en een banjo bediende.

Het begon vrij sober en poëtisch met ‘Blue Mountains’. Die teneur werd aangehouden in het bluesy ‘Down the Line’ en het in blanke gospel gedrenkte ‘He’s Taken My Feet’, dat Sam Amidon naar eigen zeggen ingefluisterd kreeg door Lucy Simpson (“A wonderful lady who existed until a little while ago”). Zodra de zanger zijn banjo opdiepte werden zijn interpretaties echter rauwer, ongepolijster en aanstekelijker, wat meer dan één toeschouwer in de ABClub tot een Sint-Vitusdans inspireerde.

Tijdens ‘As I Roved Out’ sprak Amidon tegen zijn instrument alsof het een levend wezen betrof, terwijl Ismaily aan de dynamische treinsong ‘Pat Do This, Pat Do That’ en het donkere ‘How Come That Blood’ intrigerende noiselaagjes toevoegde. Vatalaro gebruikte een erg rudimentair drumstel, maar sprong er opvallend inventief mee om en bracht ook een aantal simpele percussietuigen in stelling, onder meer in ‘Walkin’ Boss’, dat Amidon vrolijk liet derailleren. Die laatste truc zou hij tijdens ‘Pretty Fair Damsel’, de laatste bis, overigens nog eens overdoen. ‘Lily-O’, dat a capella begon en eindigde, werd onderweg van enkele elektronische spanningsbogen voorzien, in ‘Maid Lamenting’ gaf het basspel van Chris Vataloro aan dat de man goed naar Jaco Pastorius had geluisterd en in ‘Way Go Lily’ kreeg Sam Amidon vocale assistentie van het publiek.

Ontregelend

Zoals de Amerikaan in interviews al meermaals te kennen gaf, heeft hij een hekel aan de monotonie van het toeren. Om het voor zichzelf én de toeschouwers spannend te houden haalt hij op het podium dus voortdurend ontregelende fratsen uit. Zo speelde hij, zonder te verpinken, een fictieve ‘atonale’ compositie van zijn vriend Bruno Mars, die, sinds hij een baantje aangeboden kreeg in de groep van Jimi Hendrix, geen tijd meer had om met hem te jammen. Op andere momenten begon hij aan een jazzy instrumental om die na een poosje volledig te saboteren, zette hij het, middenin een gevoelig nummer onverwacht op een schreeuwen en schatten, om dan weer verder te zingen alsof er niets was gebeurd. Hij verliet het podium overigens niet voor hij nog snel even tien keer gepompt had. Beetje geschift, maar het gaf wél aan dat hij in een prima lichamelijke conditie verkeerde.

Sam Amidon is een prima muzikant en een begenadigde vertolker, die van oordeel is dat niet alles altijd even serieus hoeft te zijn. Zeker, zijn strapatsen zijn niet altijd even gepast, maar ze zorgen er tenminste voor dat je hem niet vergeet. In een wereld die al door iets teveel onderling verwisselbare singer-songwriters wordt bevolkt, is dat niet eens zo’n domme strategie.

DE SETLIST: Blue Mountains / Down the Line / As I Roved Out / Lily-O / Pat Do This, Pat Do That / Way Go Lily / Maid Lamenting / My Old Friend / How Come That Blood / All Is Well / Walkin’ Boss / He’s Taken My Feet // Saro / Wedding Dress / Pretty Fair Damsel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content