Josh Homme en co waren donderdag op Belgische bodem voor een set vol vaart, eigenzinnige keuzes en af en toe een abstract gedicht. ‘None of that negative shit matters!’
Was u erbij, op die bloedhete nazomerdag in september 1972, toen Willy Wortel, Elvis Presley en een of andere Noorse god besloten een ménage-à-trois te doen? Wij ook niet, maar we weten wél welke naam er negen maanden later op het geboortekaartje stond: Joshua Michael Homme.
‘JOSH!’ vatte iemand het samen, toeterend in ons oor, toen de lichten van het Sportpaleis donderdag uitgingen. Meneer Homme, zou u eigenlijk moeten zeggen, tenzij u een even strak concert kunt neerzetten als hij en zijn kornuiten donderdagavond deden.
Walk The Night van Skatt Bros, de track die de heren begeleidde bij het opkomen, gaf meteen aan waar de band anno 2017 voor staat: rechtdoorrock met een randje, waarin een synthesizer heel af en toe zijn hoofd boven de gitaarmuur mag uitsteken en die bij wijlen gewoon dient om 15.000 onderlichamen aan het werk te zetten.
Tussendoor toonde Josh Homme zich niet de allergrootste prater, maar wat hij zei, werd zonder uitzondering op gejuich en duivelshorentjes onthaald.
Neem nu opener If I Had A Tail. Vooraf gaven we het frêle gitaarriffje van Troy Van Leeuwen weinig kans om meteen de vlam in de pijp te jagen, maar voordat we ons nog maar konden bedenken hoe fout die gedachte was, stonden we al stevig mee te knikken op het genadeloos ruige Monsters in the Parasol.
Aan acclimatisatie deden Homme en de zijnen niet. My God is The Sun klonk alsof God en de duivel samen aan het walsen waren geslagen en spreidde een stenen bed voor nieuwtjes Feet Don’t Fail Me en The Way You Used to Do uit de laatste plaat Villains. Die veranderden dan ook met gemak de voorste rijen in iets waar de Brusselse politie zich tegenwoordig geen raad mee zou weten.
Tussendoor toonde Josh Homme zich niet de allergrootste prater, maar wat hij zei, werd zonder uitzondering op gejuich en duivelshorentjes onthaald. Een herinnering aan de Pukkelpopset die hun eerste concert op het Europese vasteland was, een oproep voor wat positieve vibes – ‘None of that negative shit matters!’, of een willekeurige opsomming van woorden die ons nog steeds doet twijfelen over hoe Homme het uur voor het concert heeft doorgebracht – tequila? Een bundel van Paul Van Ostaijen? – u slikte het allemaal als zoete koek, vooral omdat dat gebabbel op geen enkel moment de vaart uit de set haalde.
Het Sportpaleis kreeg donderdag een stevig lesje rock-‘n-roll van heren die zelf niets meer te leren hebben.
En wát een vaart zat er in die set. Na meer dan twintig jaar en zeven platen heeft Queens of the Stone Age massa’s sterke songs om uit te kiezen, wat ze dan ook vrijuit doen. Een klassieker als No One Knows zat plompverloren als zevende nummer in de set, maar werd zo ziedend ten berde gebracht dat we Jon Theodores lange drumsolo met de mantel der liefde bedekken. Er was zelfs plaats voor Regular John, bekend uit de soundtrack van Tom Barmans Any Way The Wind Blows en nog maar twee keer gespeeld deze tournee.
Af en toe vuurde de band gewoon een salvo af waarvan ze wist dat u ervoor zou bezwijken: Make It Wit Chu – met een sigaret tussen de lippen bewees Homme nog eens dat hij het beste sekslied van de 21ste eeuw heeft geschreven – Little Sister, Sick, Sick, Sick én Go With the Flow achter elkaar, om er maar eentje te noemen.
Tussen al dat geweld viel het op dat ook de minder bekende nummers uit Villains probleemloos hun plaatsje vonden tussen de oude getrouwen. Domesticated Animals klonk live nog een pak vuiler dan op plaat en Head Like A Haunted House, niet eens een single, mocht zomaar mee de bisronde in.
Het Sportpaleis kreeg donderdag een stevig lesje rock-‘n-roll van heren die zelf niets meer te leren hebben. De eerste vraag van het examen is multiple choice: headlinen ze Pukkelpop of Werchter volgend jaar? No one knows, tot nu toe, tenzij meneer Homme misschien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier