De IJslandse componist Ólafur Arnalds is nog maar 25, maar met zijn muziek, die een brug slaat tussen postrock, elektronica en hedendaags klassiek, heeft hij de jongste vijf jaar zowat de hele wereld veroverd. In een uitverkochte Botanique vierde hij dinsdag zijn driehonderdste optreden.
DA GIG: Ólafur Arnalds in de Orangerie van Botanique, Brussel op 14/3.
IN EEN ZIN: Arnalds’ indie-klassieke nummers klonken afwisselend aangrijpend en charmant, maar samen met de helft van zijn strijkkwartet ging helaas ook een deel van de harmonische rijkdom verloren.
HOOGTEPUNTEN: ’37:04′, ‘Poland’, ‘Erla’s Waltz’, “Ljósid’
DIEPTEPUNTEN: geen, al vonden we dat Ólafur Arnalds zich bij momenten dreigde vast te rijden in voorspelbare procédés.
BESTE QUOTE, ter aankondiging van ‘Poland’: “Tijdens onze vorige tournee sliepen we ’s nachts in de bus, maar in Polen bleken er zoveel gaten in het wegdek te zitten dat er van enige nachtrust geen sprake kon zijn. Dus besloten we onze voorraad Poolse vodka aan te spreken. Alleen: om te drinken was het Poolse wegennet al evenmin geschikt. Toen we in Posnan aankwamen waren we allemaal doodziek en schreef ik dit nummer. Het beste bewijs dat ‘sad songs’ niet per se altijd door hartzeer worden ingegeven.”
Sinds hij in 2007 debuteerde met het elegische ‘Eulogy for Evolution’ heeft Arnalds, een voormalige hardcoredrummer die piano en compositie studeerde, van zijn bedoelingen nooit een geheim gemaakt. Hij wil de indierockfans, voor wie ‘viool’ vaak een scheldwoord is, de wereld van de klassieke muziek binnenloodsen en gaat dus bewust in tegen het elitarisme van het conservatoriummilieu.
Met zijn elegante composies voor piano, laptop en strijkkwartet hoopt hij zoveel mogelijk mensen te inspireren. Daarom kiest hij voor een eenvoudige, minimalistische vorm en houdt hij het bij een beperkt aantal ingrediënten. Zijn neoklassieke kamermuziek is lang niet zo complex of gesofisticeerd als die van zijn landgenoot Jóhann Jóhannsson, maar klinkt toegankelijker en valt daardoor iets makkelijker te begrijpen.
Behalve in prestigieuze theaters treedt Ólafur Arnalds ook op in morsige rockclubs en dat heeft hem geen windeieren gelegd. Jaren geleden waren we getuige van zijn eerste concert, in een piepkleine platenzaak in Reyjkjavik, vandaag wordt hij gevierd van Shanghai tot New York en ligt zelfs Hollywood aan zijn voeten. Zopas verscheen namelijk zijn soundtrack voor ‘Another Happy Day’, de nieuwe film van Sam Levinson over een rampzalige familiehereniging naar aanleiding van een nakend huwelijk, met Demi Moore in één van de hoofdrollen.
Het optreden in Brussel begon met een experiment. “Als je, zoals ik, songs maakt die doordrongen zijn van tristesse, is het belangrijk de sfeer een beetje te verlichten”, monkelde Arnalds. Hij verzocht het publiek gedurende enkele seconden de noten G en A aan te houden, bewerkte die zangpartijen met zijn computer en gebruikte ze als fundament voor een piano-improvisatie die als opwarmertje moest dienen voor het echte concert.
Geen idee of de huidige economische crisis er voor iets tussenzat, maar dit keer bleek Arnalds’ strijkkwartet voor het eerst gehalveerd te zijn tot een duo. Toen de violist opkwam, stelde die vast dat hij zijn strijkstok was vergeten, dus verdween hij in de coulissen, keerde na twee minuten vertwijfeld terug om vast te stellen dat het zoekgeraakte ding de hele tijd op de vleugelpiano van zijn baas had gelegen. Het was overigens niet het enige komische moment tijdens de set in de Botanique.
De traag voortschrijdende composities van Ólafur Arnalds mogen dan wel melancholie en dramatiek uitstralen, de man gaf meermaals aan dat er achter zijn poëtische frazen vaak prozaïsche inspiratiebronnen schuilgingen. Zo vertelde hij dat ‘Ljósid’, een van zijn populairste stukken, eigenlijk geschreven werd voor een lucratieve reclamespot voor… badkuipen. “Het werd uiteindelijk afgewezen, omdat het niet onnnozel genoeg klonk”, vertelde de pianist. “Maar als ik dan op fansites lees dat mijn muziek geïnspireerd is door de ongerepte IJslandse natuur… Wel, sorry dat ik met mijn uitleg de magie nu vakkundig om zeep heb geholpen.”
‘Lynn’s Theme’ werd in prachtige strijkersmotiefjes gevat, in ‘Poland’ suggereerden de viool en cello de bewegingen van eb en vloed en in andere stukken deed de sobere frasering van Ólafur Arnalds aan die van Erik Satie denken. Nu eens vervormde hij de klank van zijn piano met effectapparatuur, dan weer gebruikte hij een elektronisch klavier om suspens te creëren en zijn muziek van lieflijk naar grofkorrelig te sturen.
Occasioneel goochelde hij met elektrobeats, diepe basgeluiden en een gesamplede vrouwenstem, maar soms dreigden zijn ‘songs’, zoals hij ze noemt, zich vast te rijden in voorspelbare procédés of leden ze onder hun eigen schetsmatigheid. Door de gereduceerde groepsbezetting ging bovendien een deel van de verhoopte harmonische rijkdom verloren. Dat neemt niet weg dat er tijdens de set zeer sterke momenten te noteren vielen, zoals ’37:04′ uit Arnalds’ debuut, waarin de violist met veel zwier de aandacht opeiste en de geest van Penguin Café wakker werd gemaakt, of het bijzonder fraaie ‘Erla’s Waltz’. Als bis bracht de componist in zijn eentje ‘Lag fyrir Ömmu’, een ode aan zijn overleden grootmoeder.
Al bij al was het een prima concert, maar we hadden Ólafur Arnalds toch al veel indrukwekkender bezig gezien. Dit keer verviel hij iets te vaak in herhaling, om ons de hele set geboeid te houden. Hopelijk komt hij de volgende keer weer iets prikkelender en verrassender uit de hoek.
Dirk Steenhaut
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier