Niet bijster veel volk bij Metronomy. Maar dat was niet erg. Zij die er wel waren konden genieten van een sterke, maar zeker niet perfecte set.
De wei voor het hoofdpodium was vijf minuten voor tijd nog steeds halfleeg. We vroegen ons af waarom. Want Metronomy is best een interessante band. Doorheen de jaren zijn ze van glitchy instrumentale elektro naar een alternatieve dansmuziek geëvolueerd die een flinke brok popgeschiedenis omvat. Van nu zweverige dan groovy sixtiesvibes over disco en new wave naar synthpop met hier en daar een vleugje jazz en soul: Metronomy is niet bang met genreconventies te spelen. En dat konden velen smaken, getuige het succes van hun tweede langspeler ‘Nights out’ en opvolger ‘The English Riviera’ dat zelfs de Mercury prijs in de wacht sleepte. Het waren dan ook vooral de oudere nummers, en niet die van het intiemere ‘Love Letters’ van vorig jaar, die het nog steeds niet talrijke publiek aan het dansen zouden brengen.
Met de slidegitaren, de oscillerende synths, de funky percussie en het falsettokoortje van opener ‘Holiday’ zette Joseph Mount, het brein achter het Britse kwartet, de toon. We hoorden u denken: good vibes, man. Ze hadden zelfs Michael Lovett, die naast Oscar Cash extra dimensies op synthesizer moest toevoegen, meegebracht. En het keyboard zou daardoor alleen nog maar prominenter in beeld komen. Zoals in ‘Radio Ladio’, een wonky nummer waarop u niet alleen uw benen bewoog, maar ook bewees te kunnen spellen.
De sixtiespop in ‘Love Letters’, een single van het gelijknamige album, deed het tempo jammer genoeg wat verzwakken. Een lijn die zich voortzette op ‘Everything goes my way’, waarin drumster Anna Prior de zang voor haar rekening nam. Een klinische lovesong waarbij u terug recht ging staan en chill begon te wiegen. Maar dan deden de speelse staccatoakkoorden van het jazzorgeltje in ‘The Look’ u plots opveren: dit herkende u onmiddellijk. En terecht, het sprong er zeker uit. De nieuwere songs ‘I’m Aquarius’ – een zwoele en melancholische lo-fi r&b-vibe – en ‘Reservoir’ deden uw aandacht terug wat verzwakken. En ook het instrumentale ‘Side 2’ kon u niet echt overtuigen. Ons leek het ook eerder magertjes. ‘Corinne’ was terug spacen voordat het intiemere ‘The Upsetter’ overnam.
‘Boy Racers’, ‘Tens and tens’ en ‘Month of Sundays’ werden praktisch in één ruk uitgespeeld. Hoewel dat tweede nummer het enige van die drie was dat niet op ‘Love Letters’ staat, waren de overgangen vlekkeloos. Maar daar moet wel bij gezegd dat ‘Boy Racers’ niets meer was dan een intro op het volgende. Op zichzelf staan, daar was het niet sterk genoeg voor. En ‘Month of Sundays’, we hebben al dieper staan dromen bij andere sixtiesrock. Geef ons dan maar de verende keys van ‘Tens and tens’.
Alsof Metronomy ons gebed aanhoorde, zette het plots ‘The Bay’ in. Dat herkende iedereen onmiddelijk. De sprankelende en tegelijk dreigende synths gaven de groep voor het eerst écht een gezicht. De bas ging dieper en harder, de achtergrondzang werd indringender en Joseph Mounts stem dwingender. Waarop een veel energetischere versie van ‘You could easily have me’, nog van hun debuutplaat, mooi kon verder borduren. En wat een einde: het nummer werd versneld, waardoor de keyboards als dronken door elkaar lopende clowns op speed klonken. Ook klonk de gitaar wat vuiler en neigde die zelfs naar krachtige sludge. En Anna Prior sloeg opeens zelfs een soort breakdown uit haar drum. ‘A très bientôt, j’espère,’ riep Mount net daarvoor. Had hij ons daarvoor niet al overtuigd, dan nu zeker: if you want to go we’ll take you back one day.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier