Jónsi @ AB, 29/5

Terwijl de overige leden van Sigur Rós even een rustpauze inlassen, trekt zanger Jón Thor Birgisson, roepnaam Jónsi, alweer de boer op. Met zijn soloplaat ‘Go’ onder de arm werd hij in een tot de nok gevulde AB ontvangen alsof de heiland zelve uit de doden was opgestaan.

Da gig: Jónsi in de Brusselse AB. Zaterdag 29 mei.

In één zin: Jónsi’s vocale capriolen brachten het publiek in een haast religieuze euforie.

Hoogtepunt: ‘Grow Till Tall’ waarin de band een wall of sound optrok die deed denken aan het beste van Sigur Rós.

Dieptepunt: Geen, maar het gejubel in ‘Go Do’ klonk toch behoorlijk ‘over the top’.

Beste quote: “Ik kan amper geloven dat jullie vanavond niet gewoon naar het Eurovisiesongfestival zitten te kijken.”

Minder ijle, gelaagde postrock, meer toegankelijke, opgewekte pop. Dat is, in een notendop, waar het bij de timide IJslander momenteel om draait. Die evolutie was twee jaar geleden al ingezet met ‘Gobbeldigook’ van Sigur Rós, maar wie Jónsi’s vocale bijdrage tot de jongste cd van Tiësto heeft gehoord, of hem op YouTube ‘Time to Pretend’ van MGMT heeft zien coveren, weet dat de man muzikaal veel minder eenkennig is dan wordt aangenomen. Natuurlijk is Jónsi allerminst een rockzanger: zijn even unieke als wendbare koorknapenstem, waarmee hij moeiteloos de hoogste en laagste regionen van de toonladder opzoekt, is vooral beïnvloed door liturgische muziek. Geen wonder dus dat zijn vocale capriolen een spirituele inslag suggereren: in de AB brachten ze de devote fans zelfs in een haast religieuze euforie. Maar ook collega’s zijn onder de indruk van Jónsi’s muzikale zeggingskracht. Zo werd tijdens zijn concert zelfs Jim Kerr van Simple Minds in het publiek gesignaleerd. Op sandalen, godbetert.

Live kregen de songs een ander jasje aangemeten dan op de cd. Nico Muhly, de Amerikaanse pianist en arrangeur die Jónsi in de studio bijstond was er in Brussel immers niet bij en ook de strijkers en houtblazers vielen nergens te bespeuren. Naast de songs uit ‘Go’ stonden enkele obscuurdere nummers op het menu, zoals het bloedmooie ‘Stars in Still Water’ dat, bij wijze van aftrap, door de zanger solo op akoestische gitaar werd vertolkt. Jónsi zag eruit als een kruising tussen een middeleeuwse troubadour, met veel kleurige linten aan de mouwen, en een sjamaan. Die vreemde uitmonstering paste uitstekend bij het mysterieuze karakter van zijn materiaal, want ook al zong de man nu overwegend in het Engels, méér dan een paar geïsoleerde tekstflarden viel er nog steeds niet te verstaan. Zodra ‘Hengilás’ werd ingezet, kreeg Jónsi gezelschap van een vierkoppige band, die aan de liedjes bas, drums, gitaar en toetsen toevoegde. Een belangrijke rol was weggelegd voor een dreinend harmonium, al leek de artiest, met talloze kraak- en schraapgeluiden, duidelijk te willen maken dat hij niet echt een plek in de mainstream ambieert.

Net als bij Sigur Rós was behoorlijk wat aandacht besteed aan de vormgeving van de show. De achterwand van het podium oogde als perkament, waar doorlopend intrigerende visuals op te zien waren. Links vooraan op het podium stond ook een lichtgevende glazen kubus, waarin allerlei fauna, van vlinders tot mierenkolonnes en van vogels tot zeepaardjes, elkaar verdrongen. Het droeg allemaal bij tot de onwezenlijke, sprookjesachtige atmosfeer die de zanger poogde op te roepen. In ‘Sinking Friendships’, boordevol belletjes en xylofoons, hoorden we dezelfde speelse inventiviteit als bij Amiina, terwijl je tijdens het zacht voorbijschuifelende ‘Icicle Sleeve’ of het op keyboarddrones gebouwde ‘Saint Naive’ een wolk met een denkbeeldige engel voorbij zag drijven. “Ik kan amper geloven dat jullie vanavond niet gewoon naar het Eurovisiesongfestival zitten te kijken”, lachte Jónsi terwijl hij zijn ukulele bovenhaalde en het jubelende ‘Go Do’ inzette. Fraai, maar toch ook een beetje ‘over the top’, vonden we. Zelfde probleem bij ‘Tornado’, dat sober op piano begon, maar algauw werd overwoekerd door bombastische synths. Dan klonken catchy popdeunen als ‘Around Us’ of ‘Boy Lilikoi’ toch overtuigender.

Tijdens de bissen liet Jónsi in het kolkende ‘Animal Arithmetic’ zijn stem elektronisch verknippen, zoals hij al deed tijdens zijn prille solo-experimenten als Frakkur. Met het langzaam op gang getrokken, majestueus openbarstende ‘Grow Till Tall’ bouwde hij tenslotte een imposante wall of sound die aan het beste van Sigur Rós herinnerde. Jónsi kan het dus ook in zijn eentje. Als zijn reguliere groep het ooit voor bekeken houdt, is zíjn toekomst alvast verzekerd.

DIRK STEENHAUT

SETLIST: Stars in Still Water / Hengilás / Icicle Sleeve / Kolnidur / Sinking Friendships / Tornado / Around Us / Saint Naive / Go Do / Boy Lilikoi / New Painful Song / Animal Arithmetic / Grow Till Tall

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content