Van donderdag 20 september tot zaterdag 22 september vond in Brussel het Bozar Electronic Arts Festival plaats. Een verslag.
In één zin: Op het nieuwe Bozar Electronic Arts Festival is het heerlijk toeven voor wie graag verrast wordt, om niet te zeggen verpletterd, door elektronische klanken met een hoek af.
Hoogtepunt: Mooi aan het einde, zoals het hoort, stonden twee, naar BEAF-normen, populairdere acts geprogrammeerd, te weten Andy Stott en The Field, en dat was een pracht van een apotheose.
Dieptepunt: Op vraag van Olivia Block blijft de deur tijdens haar concert potdicht, toch voor wie naar binnen wil. Tegenslag voor laatkomers zoals ondergetekende.
Bozar organiseert al enkele jaren een elektrisch aangedreven driedaagse, maar die verandert bijna even snel van naam als er in de elektronische muziek subgenres bijkomen: zo ging het eerder van Belgian naar Brussels naar Bozar Electronic Music Festival, en, nu is het Bozar Electronic Arts Festival geworden, met het voornemen om meer ruimte te bieden aan andere elektronische kunstvormen, door de gangen en hallen van opmerkelijke installaties te voorzien en het aantal beats per minuutgevoelig terug te dringen.
Dat viel vooral donderdag op, bijvoorbeeld toen de Terarkenzaal werd ingepalmd door Slant Azymuth, een samenwerking tussen het donkere duo Demdike Stare en producer Andy Votel, die aan de haal gingen met de uitgebreide catalogus van het Pre-Cert Home Entertainment-label, een vergaarbak voor obscure, vaak niet-muzikale vinylplaten die ze anderhalf uur lang met veel aplomb over ons heen kieperden. Terwijl elektro-innovator Bruno Spoerri druk in de weer was met allerlei grensverleggende gadgets en overtuigend aantoonde dat je op een saxofoon kan blazen tot je purper ziet zonder dat die ook maar een moment als een sax klínkt, voerden de heren in de achtergrond een allegaartje van soms verontrustende en dan weer eerder cartooneske samples op die net voor ze op de zenuwen begonnen te werken in een aansnellende golf elektronisch geraas verzopen werden.
Dat leverde, zeker toen het samples graaien eindigde in een soort cheesy jazzfusiongroove, een minder coherente sound op dan we van Demdike Stare gewoon zijn, maar dat was gezien het concept vermoedelijk onvermijdelijk. Wél bijzonder coherent en meeslepend was de door de cultfilm ‘Solaris’ geïnspireerde soundtrack van Ben Frost en Daníel Bjarnason eerder die avond, een onheilspellende combinatie van ijle strijkers, metalige pianoklanken en vervaarlijk vervormde gitaargeluiden. Alleen jammer dat de bewerking van de film (door niemand minder dan Brian Eno) zo’n sof was: enkele in felle kleuren uitgevoerde stills van de film, die op willekeurige momenten in lelijke digitale brokken uit elkaar vielen – de meerwaarde daarvan was ons onduidelijk.
Voor wie stiekem toch op dansbare ritmes gehoopt had bracht Silver Apple Simeon soelaas met pompende beats in de letterlijke betekenis van het woord: uit het gezuig, het gezoem en het gesteun van een zelfgebouwde installatie die op eenvoudig verzoek tientallen afgedankte kopieermachines imiteert weet de man als sinds eind jaren zestig weerbarstige melodieën te puren, die hij vervolgens met een vlak, melancholisch stemgeluid van zonderlinge zanglijnen voorziet. Dat klinkt anno 2012 nog steeds erg modern, misschien zelfs een beetje te, nu hij zijn drummer heeft afgedankt en dus gewoon beats uit een bakje tovert, maar het werkte niettemin aanstekelijk. Ook tijdens de afsluitende set van het sympathieke dubduo Forest Swords, dat live gespeelde baslijnen aanlengde met swingende orgeltjes en exotische echo’s, kwam er beweging in de inmiddels vermoeide benen.
“It’s Friday night, let’s have a good time everybody,” zo werden we daags nadien enigszins tot onze verbazing verwelkomd door de Amerikaanse producer Time Wharp, die zich vervolgens terug achter zijn schouderlange haren verborg en trakteerde op een goed uitgebalanceerde mix van bepaald organisch aandoend geknots en meer experimentele episodes, waarin hij nog eens terugkwam op zijn introductie door een oppervlakkige stemsample uit een grijsgedraaide houseplaat (iets met ’tryin’ to have a good time’) eindeloos ter herhalen en uit te rekken zonder het danslustige volk ook maar één beat te gunnen. Zijn labelgenoot Howse serveerde vervolgens, tegen de achtergrond van de film ‘Auch Zwergen Haben Klein Angefangen’ van Werner Herzog, een eindeloze lading drukke ritmes die echter ei zo na door dikke digitale mistbanken aan het gehoor onttrokken werden – een eerder enerverende ervaring.
De zaal kwam dan ook pas echt op gang tijdens de set van Gold Panda, die de weemoedige waas wegblies met ratelende ritmes, tintelende synths en heen- en weer schietende geluidssnippers, al werden de steeds minder gegeneerde dansmoves ook hier zo nu en dan geluidsgewijs diepgevroren. Echt heet werd het tijdens de afsluitende set van de twee piepjonge Afro-Amerikanen van Nguzunguzu, die met veel gevoel voor timing een bijzonder opzwepende salsa van op hiphop en latin geënte elektronische ritmes serveerden, sporadisch aangevuld met enkele goedgemikte housesamples (‘Mr. Vain’, verdorie) en gelikte r&b-vocals.
Zaterdag werden we in de grote Henry Le Boeufzaal welkom geheten door een in duisternis gehulde Maja Ratkje, die door eenvoudigweg in de microfoon te blazen en te smakken en daar vervolgens op haar computer mee aan de slag te gaan een hele wereld opriep, waarin ze middels haar hemelse zangstem ook zelf naar binnen schreed. Wie zich door deze sirene liet verleiden kreeg daar echter dra spijt van, want niet veel later ging haar stem de hoogte in tot ze omsloeg in een schor gekrijs, dat vervolgens totaal vervormd en overstuurd de zaal rondzong tot we zouden gezworen hebben dat haar eigen haren ervan gingen wapperen. We kunnen niet ontkennen dat er in ons binnenste gaandeweg een diep verlangen naar geluideloosheid groeide, maar dit was niettemin indrukwekkend, zij het op enigszins bloedstollende wijze.
Mannelijk tegengewicht kwam er nadien van de heren Yves De Mey en Peter Van Hoesen, die onder de naam Sendai geconcentreerd trefzekere maar contraire ritmes de zaal in lieten rollen, die elkaar soms met moeite vonden, maar wanneer ze dat deden zelfs in het pluche genestelde lichamen onweerstaanbaar deden bewegen. Later op de avond kon men in Zaal M nog naar believen onderuitzakken terwijl onder meer The Haxan Cloak en het synchroon headbangende duo Raime hun donkere soundscapes drapeerden: slepende flarden melodie, vlagen van mokerende percussie, en galm, ruis en reverb à volonté, met op de achtergrond onderhoudende filmbeelden toe.
Vooral in Terarken was het echter verzamelen geblazen, want daar traden de – alles is relatief – populairste namen aan, om te beginnen Andy Stott, die geen groezelige zwartwitvideos nodig had om indruk te maken: gewoon een simpele vent in het schijnsel van zijn laptopscherm, die genoeg had aan stapvoets, met hese vrouwenstemmen omzwachteld gebons om danig dansbare deining te veroorzaken. Later vloog er al eens een straaljager over, veranderenden de brommende baslijnen in boos gebonk en werden de betrouwbare ritmes grilliger, maar de ‘dark ambient’-producer bleek niettemin in een behoorlijk swingende doen, en zijn set was derhalve veel te snel voorbij.
Gelukkig was er nog de afsluiter, The Field, die zijn bezwerende, repetitieve loops voorzag van doordeweekse drumritmes en aldus dienstdeed als het BEAF-equivalent van de in euforie grossierende trance-DJ – de main stage van Tomorrowland voor euhm… mega-meerwaardezoekers, zeg maar, zij het dan een zeer smaakvolle versie ervan. Een mooie apotheose voor een fascinerend festival dat zeker vrijdag en zaterdag een mooie, gewaagde balans vond tussen veeleisend en vrijgevig, experiment en entertainment. Benieuwd wat het volgend jaar wordt! (TM)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier