Primavera Sound, dag 2: De vierkantswortel van Pink Floyd

© Wouter Van Vaerenbergh

Wanneer Primavera Sound in Barcelona de poorten open zwaait is de festivalzomer officieel begonnen. Het festival pakt voor de vijftiende keer uit met een knappe affiche, 349 namen in totaal. We brengen vier dagen verslag uit van zon, zee en zonderlinge muziek.

‘Dat wordt puffen vandaag’, zucht fotograaf Wouter Van Vaerenbergh, wanneer we voor de tweede dag het terrein van Primavera opwandelen. Inderdaad, de zon werpt haar volle gewicht in de schaal, maar Wouters bioritme is in de war. De dag is de siësta reeds voorbij en de zonnewijzer staat op 18u45, wanneer de eerste groep op ons programma zijn opwachting maakt. Ook morgen worden we pas om 17u40 verwacht. Primavera, het is telkens weer aanpassen aan de Spaanse klok.

The James Hunter 6
The James Hunter 6© Wouter Van Vaerenbergh

James Hunter, 53, is het type zanger en muzikant dat je zou verwachten op het podium van een Engelse pub. Geblokte en gegroefde kop, deugnieterij in de ogen. In zijn zeskoppige band onder meer een contrabassist met spierwitte haren, en een duo saxofonisten, waarvan eentje een indrukwekkend baritonexemplaar torst. Het pubcircuit lieten ze midden jaren ’90 achter zich, toen ene Van Morrison Hunters soulvol stemgeluid opmerkte en hem inlijfde bij z’n liveband. Van The Man zong dan weer backing vocals op Hunters debuutalbum Believe What I Say, uit 1996.

Zijn meest recente langspeler, Hold On!, verscheen via Daptone Records, het huis waar vergeten of verguisde soul- en funkmuzikanten een tweede adem vinden. Engeland heeft een rijke traditie witte blues- en soulmannen – denk maar aan Georgie Fame, Spencer Davis, Tom Jones en zelfs David Bowie – en James Hunter past mooi in het rijtje. Hij noemt z’n publiek dan wel ‘my mates’, het geluid dat hij samen met z’n band voortbrengt ligt in de zwarte r&b-traditie van Ray Charles, Sam Cooke en Otis Redding. Ideale deuntjes voor bij een frisse (eerste) pint. Ondervind het gerust zelf aan den lijve op 14 juli tijdens Gent Jazz.

‘This is nice’, zegt Geoff Barrow met een brede glimlach, wanneer hij vanachter zijn drums het publiek in tuurt. Barrow is de klankenbrouwer van Portishead, maar vandaag is hij hier met Beak>, het trio waarin Barrow zijn krautrockduivels ontbindt en duistere dub op flessen trekt.

BEAK data-lazy-src=

Je zou het de magie van de stad, het mooie weer of de locatie kunnen noemen, maar het publiek is eveneens een belangrijke factor. Gemiddelde leeftijd: 30. Veel Spanjaarden, maar ook heel veel Britten met héél bleke benen, verdacht weinig Hollanders, behoorlijk wat Fransen en ook steeds meer Vlamingen. Muziekliefhebbers die niet komen voor de ‘belevingscultuur’, maar voor de artiesten.

Er wordt minder gesprongen, meer gedanst. Voor het eerst is er een plek op het terrein, de Beach Club, waar enkel dj’s geprogrammeerd staan. Todd Terje, DJ Koze, Mano Le Tough, Erol Alkan…: de betere draaitafelaars, geen Tomorrowlandnamen. Comateuze toestanden zie je hier nergens. Wel veel t-shirts van obscure bands. Onze favorieten van de dag: Jesus Loves The Sisters, Spacemen 3 Not MP3, Lord Forgive Me For My Synths, en – in de reeks ‘waarheden als een koe’ – You Can Only Trust Yourself And The First Six Black Sabbath Albums. Het hipstergehalte is middelmatig, maar Ray-Ban sponsort hier een podium en soms lijkt het alsof ze de zonnebrillen met een C-130 boven het festivalterrein droppen.

Eén overdekt podium telt Primavera Sound, het Auditori. Een prachtig auditorium dat plaats biedt aan enkele duizenden toehoorders, waar we acht jaar geleden Portishead een onvergetelijke show zagen spelen. Vandaag daalt jazztronaut Kamasi Washington en zijn combo er neer. We hadden u graag verteld hoe ze de zaal naar hogere sferen speelden, maar de rij wachtenden leek eindeloos lang, té lang zonder garantie op een zitje. Herkansing op Gent Jazz, donderdag 7 juli.

Air
Air© Wouter Van Vaerenbergh

Dan maar richting Air. Tijdens ons interview van vorig jaar met Nicolas Godin, die zijn eerste soloplaat Contrepoint voorstelde, klonk de toekomst van het duo uit Marseille onzeker: ‘Zelfs als we een nieuwe plaat maken – áls – dan zal die nooit zo goed zijn als oude releases’, klonk het enigszins ongeïnteresseerd. Toeren doen ze dus wél. Maar niet met de volle goesting. Live uitgebreid tot een kwartet grasduinden Godin en Jean-Benoit Dunckel door hun discografie, waaruit sommige tracks – zoals Don’t Be Light – van stevigere poten en oren werden voorzien. Hoe mooi sommige van hun nostalgische softpopsongs ook zijn – Remember, Playground Love… – het talrijk opgekomen publiek stond zich stierlijk te vervelen, en op het podium gaven de vier heren een soortgelijke indruk. Pluspuntje: de klank was loepzuiver en perfect in balans. ‘Een oorgasme’, zoals een Limburger naast ons aan de toog opmerkte. Jammer van de groep.

Vince Staples
Vince Staples© Wouter Van Vaerenbergh

Vooraan het Pitchfork Stage gaan we op zoek naar meer ambiance. Vince Staples, rapper met een geweten, kan daar voor zorgen. Eén dj, één microfoon, meer heeft de jongeman uit Compton, Los Angeles, niet nodig. ‘Lift me up, lift me up!’, klinkt het in het gelijknamige nummer, maar het is Staples die iedereen de lucht in tilt. Met zijn korte, aansluitende jeans, netjes ingestopt wit t-shirt en kort kopje lijkt hij een zwarte skinhead. Past bij z’n militante teksten. Tijdens Señorita, één van de betere singles van vorig jaar, gaat iedereen op commando loos, met links en rechts onhandige dansjes tot gevolg – zatte nonkel die danst ‘zoals op den MTV’, dat type. Goede performer, Vince Staples, er zit nog wat in z’n mars.

Floating Points dan, het geesteskind van Brits producer en multi-instrumentalist Sam Sheperd, tevens dokter in de neurowetenschappen en draaitafelbuddy van Four Tet. Hij bracht vier muzikanten mee naar Barcelona, en niet de minsten. Een gitarist (in t-shirt van Butthole Surfers) met een intense blik op de einder gericht, een Aziatische bassist met een strakke maar ontspannen knip in de vingers, een drummer met drie armen en een toetsenist die samen met Sheperd het geheel in fijne lintjes en strikjes wikkelt.

Floating Points
Floating Points© Wouter Van Vaerenbergh

Het ene moment leek er een jonge incarnatie van Funkadelic aan het werk, meteen daarna berekende het kwintet de vierkantswortel van Pink Floyd. Gaandeweg won de set aan vaart en ritme, met flarden Zuid-Amerikaanse invloeden, spirituele jazz, postrock, en klassiek doorheen de knetterende electronica. Zowel visueel als muzikaal een ingenieuze show van grote klasse. Een eerste hoogtepunt.

‘Horror movies are forever!’, buldert een oude, grijze man op het podium, terwijl hij een vuist in de lucht steekt. Zijn naam is John Carpenter, regisseur van bloederige of griezelige klassiekers als Halloween, Assault On Precinct 13, The Thing, en Escape From New York. Prenten waarmee Carpenter in de jaren ’70 en ’80 een breed publiek aanboorde en waarvoor hij steevast zelf de soundtracks schreef en maakte.

John Carpenter
John Carpenter© Wouter Van Vaerenbergh

De man heeft inmiddels de gezegende leeftijd van 68 jaar bereikt en beleeft een renaissance. Niet op het witte doek, maar in de muziek. Zijn minimale, dreunende synthesizersoundtracks beïnvloedden artiesten als Daft Punk en Chromatics, en vorig jaar bracht de ‘master of fear’ Lost Themes uit, zijn eerste album waar geen film aan vast hangt.

Zes muzikanten neemt Carpenter mee op tournee, waaronder zoon Cody Carpenter, die het meeste werk op keyboards voor z’n rekening neemt. Pa Carpenter beperkt zich tot de simpele motiefjes, ijle composities die bij dit rijpere publiek garant staan voor kriebelende huiveringen. The End, uit de soundtrack van Assault On Precinct 13 (1976), groeide zelfs uit tot een new beat-klassieker, en iedereen kent het thema van Halloween II. Ook de begingeneriek van The Fog – gespeeld terwijl de rookmachine overuren draait – fluiten we vlot mee. Twee gitaristen zorgen voor een extra dosis dramatiek en spieren, terwijl op een groot scherm montages uit ’s mans vele films projecteren. Als een goed geoliede (moord)machine passeren alle ‘hits’ de revue, aangedikt met een hoop hardrockclichés. Goed fout, maar soms ook gewoon goed. ‘Drive home safely’, verkondigt Carpenter, ‘Be careful, Christine is out there’ – een referentie naar de gelijknamige prent uit 1983, over een moorddadige oldtimer. Een beetje zoals John Carpenter, dus.

Van horror naar LCD Soundsystem. Handig bruggetje, want James Murphy en zijn bende disco-infiltrators zijn herrezen uit de dood. Vijf jaar geleden trok Murphy er de stekker uit met een reeks afscheidsconcerten in thuishaven New York en wierp zich sindsdien op het componeren soundtracks, een wijnbistro in Brooklyn, en plaatjes draaien met Stephen en David Deweale in hun Despacio-installatie.

LCD Soundsystem
LCD Soundsystem© Wouter Van Vaerenbergh

Maar ze zijn dus terug, in de originele bezetting, voorlopig zonder nieuw album in de aanbieding maar met genoeg hits om twee uur aan een stuk het compleet vol gelopen plein voor het Heineken-podium te entertainen.

De debatten werden geopend met Us v Them, uit hun tweede album Sound of Silver (2007), afgesloten werd er met een triomfantelijk All My Friends, uit diezelfde langspeler. Daar tussenin klassiekers als Daft Punk Is Playing At My House, Yeah en zelfs Losing My Edge, de single waarmee het voor Murphy 14 jaar geleden allemaal begon. In de tekst stak hij de draak met het snobisme van muziekfans en de cult of cool. Ironisch genoeg groeide LCD uit tot dé hipsterband bij uitstek. Een uitstekende liveband ook, waar de enige zwakke schakel Murphy’s beperkte zangstem is. Er viel weinig af te dingen op de show die ze op Primavera Sound speelden, een festival dat ze 13 jaar geleden voor het eerst aandeden, en veel betere songs dan Someone Great zullen we hier de komende dagen niet meer horen.

Minpuntje? Sinds Murphy hun meest recente plaat producete is er iets van Arcade Fire in LCD Soundsystem gekropen. Genoeg solide rockbands op deze planeet, LCD hoeft daar voor ons niet per sé bij te horen. Maar kruis ze toch maar aan, op dat Pukkelpopparcours van u.

Battles
Battles© Wouter Van Vaerenbergh

Drie uur ’s ochtends, en Primavera is nog steeds springlevend. Daar heeft het trio dat als laatste liveband mag afsluiten veel mee te maken: Battles. De New Yorkers krijgen dikwijls het etiket ‘math rock’ opgekleefd, maar je hoeft niet over een wiskundige knobbel te beschikken om mee te gaan in hun muziek. Dit is funk, maar gespeeld door drie oude punks. Het is jazz, maar gespeeld door drie rockers. Het is afrorock, maar gespeeld door drie metalheads. Enfin, u begrijpt het.

Splits ons dit in een nuchtere maag en we haken na een kwartier af. Maar drummer John Stanier, gitarist/toetsenist Ian Williams en basbeest Dave Konopka bouwden een feestje waar stevig op gedanst werd, en wij deden lustig mee.

Vandaag staan Steve Gunn, Titus Andronicus, Nao, Radiohead, The Avalanches en The Last Shadow Puppets op ons programma. Morgen meer!

Jonas Boel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content