Pianist Jason Moran: ‘Ja, hiphop is een deel van de jazzcanon’
Met The Roots, Blackwave en TheColorGrey brengt Gent Jazz een hiphopdag. Zo hoort het, vindt Jason Moran, de interessantste jazzpianist van de laatste vijftien jaar. ‘Hiphop is een waarachtige culturele stroming.’
De Texaan Jason Moran (43) is een man van de hoge cultuur. Gepokt en gemazeld in de jazztraditie, met een voorliefde voor de stride-stijl uit de jaren twintig. Liefhebber van klassieke muziek (zijn vrouw Alicia is operazangeres). Componist van film- en balletmuziek. Gepassioneerd door hedendaagse kunst – in die mate dat hij zelf werken begon te maken, die hem op slag naar de Biënnale van Venetië en Documenta brachten. Het leverde hem de prestigieuze Genius Award van het MacArthur Fellowship op (een cheque van een half miljoen dollar), en hij werd benoemd tot artistiek directeur jazz aan The Kennedy Center in Washington. Kortom: Moran is gemáákt voor radio Klara.
Als je de toestand van Amerika wilt begrijpen, ga je niet naar klassieke muziek luisteren. Dan luister je naar hiphop.
Maar wanneer je bij hem thuis in Harlem of in de kleedkamers van Bozar de deur openduwt, wapperen de rhymes van Public Enemy je zo tegemoet. Hiphop en jazz zijn voor Moran nauw met elkaar verbonden. Dat nu ook Gent Jazz nadrukkelijk die kaart trekt, vindt hij van visie getuigen.
Je bent weggegaan bij het gerenommeerde Blue Note-label. Waarom?
Jason Moran: In achttien jaar tijd heb ik voor Blue Note negen albums mogen maken die heel belangrijk voor me zijn geweest, maar we voelden allemaal aan dat de muziekindustrie een nieuwe fase was ingegaan. Voor het soort muziek dat ik maak – van mijn jazztrio, over solowerk bij kunstwerken tot muziek voor een balletvoorstelling – is het gewoon handiger om alles zelf te doen. Ik heb zes albums uitgebracht in tweeënhalf jaar. Geen enkele grote platenfirma zou je daar groen licht voor geven. Het allerbelangrijkste voor mij is dat ik mijn evolutie kan documenteren. Zo blijven ook kleine, bijna eenmalige projecten toch gecementeerd in de tijd.
Er is een stevige verschuiving aan de gang in de jazz. Aan de ene kant heb je een John Coltrane-revival, die je kennelijk geen revival mag noemen: denk aan het onwaarschijnlijke succes van saxofonist Kamasi Washington. Aan de andere kant wordt de invloed van grooves en hiphop met de dag sterker. Zelfs Gent Jazz heeft een hiphopdag.
Moran: Ik vind het gewéldig wat er allemaal uit Los Angeles komt. Kamasi is er natuurlijk een deel van, maar lui als Flying Lotus, Thundercat, Terrace Martin en Kendrick Lamar hebben de sound van de scene echt veranderd. Daarnaast heeft een band als Snarky Puppy uit Texas ook een impact gehad, en in New York heb je groepen die zich vooral op doorgecomponeerde muziek toeleggen. Die twee laatste worden behoorlijk populair, vooral omdat er grote promotieteams achter zitten. Dat wil ik niet afbranden: zulke mensen creëren een rage en dús een publiek voor creatieve instrumentale muziek. Daar kun je moeilijk tegen zijn, toch?
En dat er een Coltrane-revival aan de gang is, heeft één grote reden: (ernstig) Coltrane redt mensenlevens. Nog altijd, ook al is hij al dood sinds 1967. Jazzbassist Richard Davis vertelde me dat hij ooit een heroïneverslaafde meenam naar een concert van Trane in The Village Vanguard (legendarische jazzclub in New York, nvdr.). Die man is voor de rest van zijn leven clean gebleven. Als je naar Coltrane ging kijken, zag je geen normaal kwartet dat de blues speelde. Het was een transformerende ervaring. En zoveel jaren later voelen mensen dat nog altijd.
Welke invloed heeft hij op jou gehad?
Moran: Voor mij is hij een reden om me nog meer te verdiepen in de geschiedenis van de jazz, en om nog meer vaste grond onder mijn voeten te voelen: de kennis van de traditie, zonder een traditionalist te zijn. Wat is de relevantie van James Reese Europe (zwarte bandleider tijdens de Eerste Wereldoorlog, nvdr.), bijvoorbeeld? En hoe evolueerde de muziek van zwarte Amerikanen die migreerden bínnen Amerika? Dat wordt niet afgezaagd omdat die thema’s vandaag nog altijd betekenis hebben.
Je groeide op met hiphop. Wat betekende dat voor jou, in de jaren tachtig?
Moran: Het was een eyeopener. Je kunt het vergelijken met de eerste keer dat je in de jaren zestig de freejazz van saxofonist Ornette Coleman hoorde. Of de bebop van Charlie Parker in de jaren veertig. Hiphop vatte samen wat ik als jonge gast van het leven begreep. Het was niet alleen erg opwindend op een jongerenniveau, bands als Public Enemy en De La Soul droegen ook cultuur en geschiedenis mee in hun songs. Je luisterde ernaar, en dan kon je aan je research beginnen. Ze hadden het over historische rechtszaken, over sociale rechten, over speeches, over Martin Luther King, Malcolm X en Patrice Lumumba. Die bands waren de kinderen van de Black Power Movement. Er viel wat van te leren. Natuurlijk wordt zoiets altijd kromgetrokken zodra er geld mee gemoeid is, maar als Kendrick Lamar zijn mond opendoet, kun je maar beter luisteren naar wat hij te zeggen heeft.
Wat vond je ervan toen hij onlangs de prestigieuze Pulitzer Prize kreeg?
Moran: Dik verdiend. Ik heb het laatste jaar erg veel van zijn muziek opgestoken. De song DNA uit Damn? Elke keer weer denk ik: how the hell did they do this? (lacht) Prachtig dat de jury van de Pulitzer dat ook erkent. Het is geen toeval dat The Kennedy Center nu ook een hiphopprogramma heeft. Laten we eerlijk zijn: als je de toestand van Amerika wilt begrijpen, ga je niet naar klassieke muziek luisteren. Dan luister je naar hiphop. En zo is het al dertig jaar.
De rol die de jazz in de jaren zestig vervulde?
Moran: Precies. En net daarom steun ik al die clubs en jazzfestivals die hiphop brengen. In de Blue Note Club in New York kun je de ene avond naar rapper Talib Kweli gaan luisteren en de volgende naar de jazzstandards van Dianne Reeves óf naar Mos Def. Het is een waarachtige culturele stroming.
Jason Moran
Geboren in 1975 in Houston, Texas, VS.
Groeit op met hiphop, maar hoort op zijn dertiende pianist Thelonious Monk.
Studeert in 1997 af aan de Manhattan School of Music. Gaat bij saxofonist Greg Osby spelen.
Debuteert in 1999 op Blue Note Records met Soundtrack to Human Motion.
Wordt in 2010 door de vakpers uitgeroepen tot Jazz Artist of the Year, zijn album Ten tot Record of the Year.
Wordt in 2011 eerst jazzadviseur en later artistiek directeur bij The Kennedy Center, Washington.
Richt in 2016 zijn eigen label op, YES.
De hiphop van de jaren tachtig zat vol jazzsamples. Was dat jouw introductie tot de jazz?
Moran: Het gebeurde in tandem. Toen ik pianist Thelonious Monk had ontdekt, luisterde ik ook nog naar hiphopplaten die vol zaten met samples van drummer Art Blakey, pianist Horace Silver, saxofonist Stan Getz, whatever. Op de achterkant van die albums stond meestal vermeld welke samples ze hadden gebruikt, en met dat lijstje ging ik dan voor de platencollectie van mijn pa zitten. Telkens weer dacht ik: hoe kon ik nu in godsnaam altijd voorbij die kast lopen? Dit is een goudmijn!
In die periode en later in de Golden Age of Hip Hop (zowat 1986 tot 1993, nvdr.) waren de jazzreferenties echt heel duidelijk. Wu-Tang Clan samplede in een van zijn vroege nummers Thelonious Monk die een oud werk van Duke Ellington speelde. Een band uit de jaren negentig die een song uit de jaren vijftig speelt, die gebaseerd is op een song uit de jaren twintig? In één nummer van Wu-Tang zat de zwarte muziek van de afgelopen 75 jaar vervat! Dat was indrukwekkend. Zodra je die code snapt, gaat er een wereld voor je open. Want er is ook een pad dat leidt naar Parliament-Funkadelic en James Brown, en naar groovemuziek en breakbeats.
Welke invloed had de hiphop op jou als pianist?
Moran: De eerste stukken die ik als jonge pianist leerde uitschrijven, naast Monk en Silver, waren al die hiphopsamples. The Bridge Is Over van KRS-One! (zingt de baslijn) Uiteindelijk heeft dat geleid tot mijn soloversie van Planet Rock van Afrika Bambaataa, die ik jarenlang als slotnummer van mijn concerten heb gespeeld. Dat was mijn statement: já, hiphop behoort tot de canon.
Laatst postte je een wishlist op Facebook. Een van je wensen voor de toekomst is een duoplaat met pianist en urban-producer Robert Glasper.
Moran: We komen allebei uit Houston, we zijn zelfs verre familie. Kijk, net zoals ik het jaren geleden belangrijk vond dat Herbie Hancock en Chick Corea een duoplaat maakten, vind ik het voor de geschiedenis van de piano belangrijk om ons samen te zetten. We hebben genoeg respect voor elkaars stijl om er iets interessants van te maken. De eerste concerten samen voelden goed.
Glasper gaat heel nadrukkelijk de kant van de hiphop uit. Voel jij het weleens jeuken?
Moran: Nee, mijn hoofd zit elders. Dat is het goeie aan families: het ene neefje kan zijn ding doen, en het andere iets totaal anders, en de ooms en tantes zijn tevreden.
Vorig jaar cureerde je in Washington zelfs een festival waar je met je band improviseerde bij skaters.
Moran: Keihard was dat. En het werd helemaal mooi toen bleek dat die skaters ook muzikanten waren en ze met ons kwamen meejammen. (grijnst) Ik ben niet in de halfpipe gestapt, moet ik toegeven. Ik heb me ooit eens serieus zeer gedaan, dat doe ik geen tweede keer.
Jason Moran and The Bandwagon
Concerteert op zaterdag 7/7. Info: gentjazz.com
Gent Jazz Hiphopdag
met onder meer Blackwave, Dvtch Norris, The Roots en TheColorGrey, zondag 8/7.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier