Jazzkenner Bart Cornand van Knack schreef het edito bij de Collector’s Edition over Toots Thielemans. Om evidente redenen: hij interviewde hem meermaals, leerde hem persoonlijk kennen én ontleende de tweede naam van zijn dochter zelfs aan hem. ‘Grote Toots is niet meer onder ons, maar zelfs een kind kent zijn naam.’
‘Maar kijk nu! Jij bent vast kleine Toots.’
‘Ja’, zei mijn dochter.
‘Ik ben grote Toots’, zei hij en hij gaf haar een kus.
Kleine Toots begon te friemelen op de schoot van grote Toots. Ze lachte terwijl ze van zijn benen gleed: ‘Je prikt.’
‘Wat denk je,’ zei Toots tijdens ons laatste grote interview, ‘zullen mensen mijn naam nog kennen als ik er niet meer ben?’
Grote Toots is niet meer onder ons, maar zelfs een kind kent zijn naam. Daar heeft hij nochtans oprecht aan getwijfeld. Tijdens ons laatste grote interview, waarbij we samen naar zeldzame opnames van hem luisterden, viel hij plots helemaal stil. ‘Wat denk je,’ zei hij, ‘zullen mensen mijn naam nog kennen als ik er niet meer ben?’
Hij heeft nogal wat namen gehad in zijn lange leven. Jean-Baptiste, maar dat swingde niet. Toots, maar dat is eigenlijk een koosnaam voor een meisje. Bitch, maar dat klonk alleen als een compliment als Benny Goodman het uitsprak. Motherfucker, maar dat was gereserveerd voor Charlie Parker. Stank, met dank aan Quincy Jones en Ray Charles.
De mooiste hoorde hij toen hij in 1953 in een studio op 6th Avenue in New York Duke Ellington tegen het lijf liep. Toots: ‘Ellington kwam naar me toe, gaf me een hand en zei: “Ik ken jou. Jij bent Jean (‘Djien’) Tillman. Jij doet goeie dingen in de band van George Shearing.” Weet je wel goed wat dat voor mij betekende?’
We beseffen dat te weinig: hoe goed Toots Thielemans wel was. Zoals de jonge harmonicameester Steven De bruyn vertelt: ‘Hij speelde in de liga van Miles Davis.’
Tegelijk bleef hij natuurlijk de lieve opa die we ons allemaal wensten, en die altijd en overal zichzelf bleef. Zoals die avond in 2008, toen hij in New York de NEA Jazz Masters Award kreeg, de hoogste onderscheiding in de jazz. De bigband van trompettist Wynton Marsalis had een versuikerde versie van What a Wonderful World voorbereid. Toots legde de boel stil, ontstak in een schroeiend stuk bebop en zette de zaal in lichterlaaie. Dan, terwijl hij zijn harmonica in zijn borstzakje stak: ‘Ladies and gentlemen, dat emme weial go g’arrangeid.’
Zullen we ons zijn naam herinneren? Natuurlijk. Maar laten we het dan goed doen.
Mensen verkeken zich op die gemoedelijkheid, en zagen in onze Toots een kleine Belg. ‘Tootske.’
Weg met ‘Tootske’. Grote Toots is gaan jammen met de andere groten. Zullen we ons zijn naam herinneren? Natuurlijk. Maar laten we het dan goed doen. Iemand zoals hij noem ik liever, met een kleine buiging, Mijnheer Thielemans.