‘Niemand kon zo onzichtbaar zijn als hij’: Bowie volgens regisseur Ivo Van Hove

David Bowie en Ivo Van Hove. © Jan Versweyveld
Stijn Tormans

David Bowie is vandaag precies één jaar dood. Stijn Tormans ging vorig jaar in New York op café met Ivo Van Hove, de Belg die de muziektheatervoorstelling Lazarus samen met Bowie maakte. ‘Toen ik die zwarte ster zag, wist ik: dat wordt zijn laatste personage.’

‘Time takes a cigarette, puts it in your mouth’, zong Bowie ooit.

‘Ik weet een goede bar’, zegt Ivo van Hove. Hij neemt me mee naar Café Standard, een brasserie aan de Bowery. In het hart van de East Village, het New Yorkse vossenhol van zoveel artiesten. William S. Burroughs woonde hier, Joey Ramone ook en wat verderop had Mark Rothko een studio. Boven de metrohalte van 2nd Avenue hangt een muurtekening van een anonieme schilder. ‘Rest Well, David Bowie’, heeft hij erbij geschreven.

Jarenlang was dit ook Bowies buurt. Zijn appartement was een paar straten verderop. En in de New York Theatre Workshop, een zaaltje van nog geen tweehonderd man aan East 4th Street, kreeg hij zijn laatste staande ovatie.

Tegen Van Hove had hij gezegd: ‘Ik heb in LA gewoond, dat was crazy. Londen was nog erger.’ Alleen in New York woonde hij graag. Omdat ze hem daar niet lastig vielen. Hoogstens zeiden mensen: ‘Hey, that’s David Bowie’, en ze wandelden verder.

Bowie was de onzichtbare koning van de Bowery. Hoewel, onzichtbaar. Na zijn dood bleek iedereen te weten waar hij woonde: het trottoir voor zijn appartement werd een schrijn. Sneeuwstorm Jonas heeft alle bloemen weggeblazen, maar lang niet alles is verdwenen. Aan zijn kantoor in Lafayette Street heeft iemand gekalkt. ‘LET’S DANCE.’ Eronder staat: ‘Thank you for the music, Mr. Bowie.’

In deze straten hebben Ivo Van Hove en de zanger veel met elkaar gepraat, het laatste anderhalf jaar, over de muziektheatervoorstelling Lazarus, die ze samen maakten.

Michael C. Hall in 'Lazarus'.
Michael C. Hall in ‘Lazarus’.© Jan Versweyveld

‘Een halve minuut nadat het nieuws van zijn dood bekend raakte, belde de Nederlandse radio al. De rest volgde. Robert Fox, een goede vriend van Bowie en de producer van Lazarus, zei: ‘Het is beter dat jij praat dan dat anderen dingen beginnen rond te bazuinen. Mensen die Bowie zogezegd ook goed “gekend” hebben.’

‘Ik keek zelf op van de impact die zijn dood had. Toen Lou Reed stierf, was dat een dag groot nieuws. De dood van Bowie stond gedurende een week in alle kranten. Je kon geen bar binnengaan of zijn muziek werd gedraaid. Dat is alleen gebeurd na de moord op John Lennon. Toen zagen mensen het ook even niet meer zitten. Zo groot was het verlies.’

‘Die 10e januari was ik echt aangedaan. Meer dan ik verwacht had, want ik wist dat die dag eraan zou komen. Ik was geen vriend van hem, ik kwam niet bij hem thuis. Maar Lazarus heeft ons wel bij elkaar gebracht. Ik voelde me gerespecteerd door hem. Omgekeerd begreep ik ook wat hij met de voorstelling wilde. Hij is nu een paar weken dood, maar ik ben nog altijd in rouw. Het lucht op om erover te praten. Een beetje toch.’ (lachje)

Van Hove heeft altijd iets met Bowies muziek gehad, zegt hij. Vroeger gebruikte hij zijn songs weleens tijdens voorstellingen. ‘Die nummers waren de soundtrack van mijn leven. Ik leerde Bowie kennen toen een leraar van het Klein Seminarie in Hoogstraten de plaat Young Americans meebracht naar school. Die hoes alleen al: een man met oranje haar. Ik ging die plaat kopen en was zwaar onder de indruk.’

Op 11 mei 1976 zag hij Bowie voor het eerst, in Vorst Nationaal. ‘Uren heb ik aan de deur staan wachten, om toch maar vooraan te kunnen staan. Zo ver ging mijn fascinatie. Het concert begon met een avantgardistisch filmpje van Luis Buñuel waarin een oog werd doorgesneden. Daarna kwam Bowie op en hij zong tien minuten Station to Station, onder ijskoude witte neonlichten. Het was allesbehalve een normaal optreden. Later heb ik vaak aan Bowie in Vorst teruggedacht. Hij heeft mij getoond wat er kon op een podium.’

David Bowie in Vorst Nationaal: 'Hij heeft mij die avond getoond wat er kon op een podium.'
David Bowie in Vorst Nationaal: ‘Hij heeft mij die avond getoond wat er kon op een podium.’© Herman Selleslags

En ook daarnaast. ‘Ik heb nooit in de kast gezeten, wist al heel vroeg dat ik homoseksueel was. Toch was Bowies muziek een steun. De manier waarop hij op het podium stond te flirten met Mick Ronson: dat had ik nog nooit gezien en het deed mij ook goed. Als Bowie dat mocht, waarom ik dan niet?’

‘In 1980 ging ik hier in New York naar The Elephant Man kijken. Vorig jaar hebben we het daar nog over gehad. Hij speelde die rol na voor me, want ‘You must have been a baby’. Niet dus. Het was de eerste Broadwayproductie die ik zag: een heel ouderwetse voorstelling, maar hij was dat niet. Ook een optreden in Paradiso in Amsterdam vergeet ik nooit. In het eerste deel bracht hij, tot ergernis van het publiek, alleen vormexperimenten. Na de pauze speelde hij alle hits. Fuck you all, die attitude. Dat apprecieerde ik aan Bowie: hij werkte voor het grote publiek, maar deed niets om dat publiek te behagen. Een beetje zoals ik ook probeer, ja.’

Twee jaar geleden kreeg Van Hove een e-mail van Robert Fox: of hij met Bowie wilde werken. ‘Ik heb er niet meteen op geantwoord, want ik dacht dat het een grap was. Niet dus. Bowie was op zoek naar een regisseur die extreme keuzes durfde te maken. Ik was behoorlijk zenuwachtig voor onze eerste ontmoeting, maar hij stelde me meteen gerust. Hij had me uitgebreid gegoogeld, wist alles over mijn voorstellingen. Ik voelde dat hij een kunstenaar was. Iemand die zijn muziek heel au sérieux nam.’

‘Hij werkte voor het grote publiek, maar deed niets om dat publiek te behagen. Dat apprecieerde ik aan hem.’

‘Naar de buitenwereld liet hij weleens uitschijnen dat zijn teksten niet veel voorstelden, dat hij ze zomaar had neergeschreven. Dat was niet waar, dat weet ik nu zeker. Nadat we beslist hadden om samen te werken, zei ik hem: “Ik wil je uitvragen over je teksten. Ik moet die regisseren, dus ik moet weten waarover ze gaan.”‘

Bowie nodigde de regisseur uit in zijn kantoor, aan Lafayette Street. ‘Helemaal alleen was je nooit met hem, zijn persoonlijke assistente Coco was er altijd bij. Die middag hebben we uren gepraat. Hij vertelde dat het allemaal persoonlijke songs waren, over hoe hij het leven ervoer. Zijn broer was schizofreen, zijn moeder was mentaal ziek. Die angst om krankzinnig te worden, zit in zijn oude nummers. Naast heel wat maatschappelijk engagement. Zo wordt All the Young Dudes vaak geïnterpreteerd als een ode aan de jeugd, terwijl het net een vernietigende kritiek is op die jeugd. Of Life on Mars, over een jong meisje dat vlucht uit een hel van een gezin, maar terechtkomt in een wereld waar het nog erger is. Zo gaf hij een verklaring voor al zijn songs. Zelfs voor The Man Who Sold the World, een nummer dat vijftig jaar oud is. Zijn blik op de wereld was niet rooskleurig, maar hij verpakte alles in fantastische muziek. Zeker de romantische songs, die flirtten met de dood, de kortstondigheid van passie. Hij heeft hij ook heel gewelddadige songs geschreven. Valentine’s Day, van zijn voorlaatste plaat, bijvoorbeeld: over een jongen die ontevreden is, op 14 februari een geweer koopt en de school binnentrekt. De manier waarop hij die songs zingt, vind ik ook geweldig: hij fraseerde zijn teksten echt. Zoals Frank Sinatra dat ook deed.’

'Niemand kon zo onzichtbaar zijn als hij': Bowie volgens regisseur Ivo Van Hove
© Jan Versweyveld

Van Hove wist al een tijdje dat Bowie doodziek was. ‘We waren een paar maanden bezig, toen hij plots zei: “We gaan nauw samenwerken. Ik wil dat je weet waarom ik er soms niet zal kunnen zijn.” Ik heb er daarna nooit meer naar gevraagd, hij heeft er niet veel meer over gesproken. Soms zei ik: “We gaan morgen vier scènes doorlopen, kom je kijken?” “I have a bad day”, antwoordde hij dan. Dan wist ik dat ik hem even niet zou zien. Dat vond hij heel erg, want hij kwam graag naar de repetities. Lazarus betekende erg veel voor hem. Het was zijn kind. Hij deed alles voor de voorstelling. Op een dag zei ik hem: “We missen nog een song die het hele personage incarneert.” Wat later zat Lazarus in mijn mailbox. Toen ik de demo hoorde, wist ik meteen: dit wordt een klassieker.’

‘Hij stond ook open voor discussie. Zo wilde hij een ander nummer in de voorstelling. Toevallig kwam dat uit het enige album dat ik niet had. Hij zei, heel lief: “Ik stuur het je op.” Alsof ik die song niet zelf kon vinden. Drie weken later kreeg ik een korte e-mail: “Ivo, what’s your decision?” Holy shit, dacht ik, nu moet ik hem vertellen dat ik het niet goed vind. Ik probeerde het inhoudelijk goed te onderbouwen met de conclusie: “Ik denk dat het beter is om het niet te doen. Het zal grote gevolgen hebben voor de voorstelling.” Geen antwoord. Een beetje in paniek mailde ik naar Robert Fox, maar die stelde me onmiddellijk gerust: “Als hij niet antwoordt, is hij het met je eens.”‘

‘Hij wist heel goed waar hij naartoe wilde, maar tegelijkertijd gaf hij zijn medewerkers veel vrijheid. Dan geven mensen het beste van zichzelf. Ook zijn muzikanten zeiden dat achteraf. Hij stuurde hen een demo. Soms had hij de hele song al gezongen, soms alleen maar een flard of een la-la-la. Daarmee konden ze dan aan de slag.’

‘Hij werd vaak als een charlatan gezien, omdat hij zich altijd verborg achter personages. Als regisseur vind ik dat de normaalste zaak van de wereld. Iemand die Macbeth speelt, gaat de Macbeth in zichzelf spelen. Je gebruikt de tekst van Shakespeare om iets over jezelf te vertellen. Dat deed Bowie ook. Hij gebruikte een personage om uit te drukken wat hij dacht en voelde. Hij had die personages nodig om te kunnen optreden, want eigenlijk was hij een heel schuchtere man.’

‘Toen ik zijn nieuwe plaat zag, wist ik: Blackstar is zijn laatste personage.’

‘Niemand kon zo onzichtbaar zijn als hij. Ik herinner me een preview in de New York Theatre Workshop. Vooraf had ik tegen iemand gezegd dat Bowie er die middag zou zijn. Een paar uur later zaten Bowie en ik op de laatste rij. Na de voorstelling moest het publiek langs ons voorbijkomen. Velen groetten mij: “Hey Ivo.” Niemand herkende hem, zelfs niet de persoon tegen wie ik gezegd had dat hij er zou zijn. Het was compleet absurd. Ziet er nu niemand naast wie ik zit, dacht ik.’

‘Toen ik die zwarte ster op zijn laatste plaat zag, wist ik: Blackstar is zijn laatste personage. Op het laatste nummer van zijn laatste plaat zingt hij: I can’t give everything away. Ik heb gegeven wat ik kon, maar ik kan niet álles weggeven. Hij was een man die zijn privéleven enorm afschermde. Zijn vriendenkring was niet zo heel groot, denk ik. Hij zou niet snel gezegd hebben: “Kom, we gaan een pintje drinken. “‘

‘Hij maakte van zijn dood wel een kunstwerk. In de voorstelling zitten zoveel signalen. I’m a dying man, who can’t die, zegt hij ergens. Toch kon niemand het echt plaatsen. Daarom mocht die ziekte ook niet uitlekken. Wellicht was hij bang dat mensen het louter vanuit dat perspectief zouden interpreteren. Hij wilde een puur artistieke voorstelling maken.’

‘De dag van de première was hij heel fragiel, maar hij is toch gekomen. Na het applaus stortte hij achter het podium in. “Laten we aan een tweede voorstelling beginnen”, zei hij meteen daarna.’

‘Hij was nog lang niet op. Dat zei zijn producer Tony Visconti ook. De week voor zijn dood kreeg die vijf demo’s. Iemand anders zou allang gezegd hebben: och, wat doet het er allemaal nog toe? Bowie niet. Zijn muziek en zijn privéleven waren voor hem ongelofelijk belangrijk. Hij heeft ook prachtige dingen achtergelaten. Een woedende song als Killing a Little Time bijvoorbeeld. We hebben die gebruikt in de voorstelling, maar de song zelf is nog niet uitgebracht. Volgens mij een even grote klassieker als Lazarus.’

‘Hij stond er ook op dat er een opname werd gemaakt van de voorstelling. Toevallig was die gepland op de maandag dat hij gestorven is. De zangers wisten niets van zijn ziekte. Dat was een enorm emotionele dag. Verschrikkelijk, maar ook onwezenlijk mooi.’

We rekenen af in Café Standard. Van Hove wandelt naar nieuwe repetities, met Philip Glass, een andere muziekgrootheid. Ik dool over de Bowery en merk dat iemand de naam van de straat veranderd heeft.

Het is tijdens de sneeuwstorm gebeurd, vertelt een voorbijganger. De stad lag in panne, de vlokken bleven maar uit de hemel vallen. Iemand met een stift zette een ladder tegen het verkeerslicht en klom naar boven.

Op een straatnaambord boven een verkeerslicht staat nu: ‘DAVID BOWERY.’

Dit artikel verscheen eerder in de Knack Collector’s Edition over Bowie, nog steeds online te koop via Mediaclub.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content