Niels Destadsbader: ‘Als ik lees dat wat ik aanraak in goud verandert, moet ik altijd hard lachen’

© JONAS LAMPENS

Geboorte en dood, Marco Borsato en Lou Reed: in de film van Niels Destadsbaders leven zijn alle uitersten aanwezig. ‘Aan het Conservatorium zeiden ze: “Je moet nog meer leven en beleven. Kom volgend jaar maar terug.”‘

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Bekende medemensen schrijven het scenario van hun leven.

Scène 1. De blik.

De kraamafdeling van het AZ Groeninge in Kortrijk, op een middag in december. Meteen nadat hij de kamer is binnengestapt, kijkt Niels Destadsbader zijn broer Kevin recht in de ogen. Ze glinsteren als nooit tevoren.

Kevin heeft zijn pasgeboren zoon Georges in de armen en straalt geluk uit zoals een lavalamp vreemd gekleurd licht uitstraalt. Na lang proberen is het dan toch gelukt: hij en zijn vrouw hebben een kind op de wereld gezet, hun grote droom is uitgekomen.

Terwijl Georges rustig verder slaapt in de armen van zijn vader, zijn Kevin en Niels dichter bij elkaar dan ooit tevoren. Woorden zijn overbodig, vandaag is het de buik die gidst.

Onvermijdelijk denken de broers aan alle uren samen. Aan de voetbalpartijtjes in de tuin, vroeger, de avonden op café en de reizen later. Aan de gedeelde avonturen van de voorbije maanden ook, want sinds kort is Kevin als manager van zijn jongere broer aan de slag.

Na enkele jaren in het onderwijs had Kevin behoefte aan een nieuwe wind en net op dat moment bleek Niels op zoek naar iemand die wél graag e-mails beantwoordde en wél met boekhouding om kon, iemand die in de chaos van alledag wél structuur kon vinden.

Niels Destadsbader: 'Als ik lees dat wat ik aanraak in goud verandert, moet ik altijd hard lachen'
© JONAS LAMPENS

‘Mijn broer en ik hebben, zoals de meeste broers, vroeger veel ruzie gemaakt. Maar ondertussen zijn we al lang elkaars beste maat. We horen of zien elkaar elke dag en we weten alles van de ander, ook al is Kevin eerder introvert. En ik heb hem nog nooit zo gelukkig gezien als toen, vlak na de geboorte van Georges. Het was ons meest intense moment samen.’

Scène 2. De afwijzing.

‘Euh, hoe bedoel je?’

Het Koninklijk Conservatorium in Gent. De 18-jarige Niels Destadsbader heeft zojuist een improvisatieoefening afgelegd en een prozatekst voorgelezen, voor een jury van docenten.

Het is de tweede dag van het toelatingsexamen. Gisteren was hij zowel in Gent als bij de collega’s in Antwerpen vlekkeloos geslaagd. Maar op de vraag welke boeken hij leest en welke muziek hij graag hoort, heeft hij niet onmiddellijk een antwoord klaar.

‘Ik lees geen boeken en qua muziek hou ik vooral van Marco Borsato en Clouseau’, zegt hij uiteindelijk.

Achteraf bedenkt hij dat ‘Lou Reed’ wellicht een beter antwoord was geweest. ‘Je hebt nog te weinig maturiteit, te weinig bagage’, krijgt hij van de jury te horen. ‘Je moet nog wat meer leven en beleven. Kom volgend jaar maar eens terug.’

Huilend en vloekend reist Destadsbader opnieuw naar huis, met zijn moeder aan zijn zijde en zijn te kleine rugzak op de rug.

Zijn hele jeugd had hij hiernaar uitgekeken. Zijn hele leven was zorgvuldig opgebouwd naar dit moment. Al van toen hij op het kerstfeestje van de lokale voetbalclub KVC Deerlijk Sport gestalte had gegeven aan Kamiel Spiessens, het typetje van Chris Van den Durpel, droomde Destadsbader hiervan. En toen hij even later Jacques Vermeire live aan het werk zag, en de hele zaal om diens grappen had horen lachen, wist hij het zeker: acteur zou hij worden. Speler. Een man van het podium, hoe dan ook.

In vriendenboekjes schreef hij na de vraag wat hij later wilde worden steevast ‘DDT’, naar het personage van Jacques Vermeire in F.C. De Kampioenen. Die naam leek enigszins op die van de diagnose die hij wat later kreeg: ADD, een aandachtstekortstoornis die gepaard gaat met hyperactiviteit.

Hij ging dictielessen volgen, werd twee keer nationaal kampioen voordracht en koos voor de kunsthumaniora in een Gentse school. Stap voor stap onttrok hij zich aan de West-Vlaamse klei.

Tot het harde oordeel van de jury, die middag in het Gentse conservatorium, de opmars abrupt tot stilstand brengt.

Destadsbader beslist het roer om te gooien. Als alles dan toch niet vanzelf blijkt te gaan, moet hij maar hard beginnen te werken. In een sportwinkel in Waregem vindt hij een baan als verkoper van voetbalschoenen – kangoeroeleer, kalfsleer: hij weet er nog altijd alles van – en met het geld dat hij daar verdient, neemt hij thuis in de garage demo’s op. Van Verlangen onder meer, een liedje dat hij zelf heeft geschreven.

Hij zoekt de adressen van tientallen mensen uit de Vlaamse muziekwereld op – managers van VTM en VRT, componisten en presentatoren: het maakt niet uit, zo lang ze maar ‘iets’ in de sector doen – en bij elk van hen stopt hij een demo in de bus.

In zijn vrije uren schuimt hij audities en televisieshows af. ‘Op een bepaald moment had ik me ingeschreven om in het publiek te zitten bij De provincieshow, een programma op de VRT met Evy Gruyaert als panellid. Ik weet nog dat ik toen de hele avond naar Evy geroepen heb, tot ze eindelijk met mij is komen praten. “Ik ben Niels en ik maak muziek”, zei ik terwijl ik haar een demootje gaf. “Wil je er anders eens naar luisteren, of het aan iemand geven die hier met muziek bezig is?”Zo zag mijn leven er in die periode dus uit. Als ik nu soms lees dat alles wat ik aanraak in goud verandert, moet ik altijd eens hard lachen.’

Scène 3. De kampioen.

In de woonkamer van pepe Sef en meme Josée, niet ver van zijn ouderlijk huis in Deerlijk, neemt de 22-jarige Niels Destadsbader een slok van zijn flesje bier. Het is zaterdagavond en hij heeft een zakje paprikachips in zijn handen, zoals vroeger, toen zijn broer en hij hier zo goed als elke zaterdagavond in de sofa zaten.

Op de vensterbank staan nog altijd de speelgoedsoldaatjes waarmee Kevin en hij als kind speelden. Als Porky, de hond van pepe en meme, ze tenminste niet naar binnen had gewerkt.

Allez’, zegt pepe Sef. ‘Het gaat beginnen.’

Op de televisie speelt de begintune van F.C. De Kampioenen, het programma waarnaar ze ook vijftien jaar geleden al samen keken. Alleen is er sindsdien heel wat veranderd: de haren van de acteurs zijn grijzer geworden, garagist DDT is vervangen door antiekhandelaar Fernand Costermans en in de aflevering van vandaag maakt nóg een nieuw personage zijn opwachting. Ene Ronaldinho, de zoon van de nieuwe vriendin van clubvoorzitter Balthasar Boma.

En inderdaad, ziet pepe Sef, die Ronaldinho lijkt verdacht goed op de jongen naast hem in de sofa. ‘Gij zijt een echte kampioen’, zegt hij.

Niels Destadsbader: 'Als ik lees dat wat ik aanraak in goud verandert, moet ik altijd hard lachen'
© JONAS LAMPENS

Na de opnames van De provincieshow was het leven van Destadsbader dan toch nog in een stroomversnelling gekomen. De demo van Verlangen , die hij aan Evy Gruyaert had overandigd, was op de redactie van Steracteur, sterartiest beland. In die talentenjacht had hij zich in de kijker weten te zingen en praten, en intussen was hij ook als wrapper bij Ketnet aangenomen. En nu mocht hij dus in een aflevering van F.C. De Kampioenen opdraven, zijn lievelingsprogramma.

Wanneer het obligate misverstand is rechtgetrokken en de aflevering is afgelopen, zegt pepe Sef: ‘ Mo vintje toch, zelfs uw naam staat juist geschreven! Gaan we nog een keer kijken?’

‘Mijn pepe en meme hadden toen nog een videospeler. We hadden die aflevering opgenomen en we hebben ze meteen opnieuw bekeken. Als kind hadden mijn broer en ik uren naar F.C. De Kampioenen gekeken en nu speelde ik er ineens zelf in mee, ik kon het bijna niet geloven.’

Scène 4. De dood.

14 april 2012, een zaterdagochtend. Mist drukt op het Vlaamse land. Mijmerend over de avond daarvoor rijdt Destadsbader over de autosnelweg naar Brussel, naar zijn werk bij Ketnet.

Zijn telefoon gaat over. De naam van Robbie verschijnt op het scherm, al sinds zijn zesde zijn beste vriend en sinds enkele jaren ook de vaste bassist van zijn band.

‘Ja, Robbie?’

Gezang en geroep aan de andere kant.

‘Robbie, zijn jullie nu nog niet thuis?’

Opnieuw gezang.

‘Let toch op hè, onderweg. En stuur me alsjeblieft een sms als je thuis bent.’

De avond voordien hebben ze met wat vrienden Robbies 24e verjaardag gevierd. Hij had net nieuw werk gevonden en deelde aan alle vrouwen naamkaartjes uit, ze roken nog naar inkt.

Het was de bedoeling dat Destadsbader het feestvarken naar huis zou brengen, zo had hij het aan diens ouders beloofd. ‘Morgen moet ik toch vroeg op’, had hij hun gezegd. ‘Ik zal dus sowieso niet drinken.’

Maar op het moment dat hij wilde vertrekken, klampte Robbie hem aan bij de toiletten. ‘Ik ga nog even blijven’, zei hij. ‘Er zijn nog wat gasten onderweg, ik heb dan nog eens al mijn maten gezien.’

Op de VRT begint Destadsbader aan zijn ochtenddienst: een show met onder meer Jeroen Meus als gast. Zijn grappen slaan niet aan, hij voelt een vreemde bedruktheid bij de mensen rondom hem.

Als hij na de opname door zijn toenmalige manager apart wordt genomen, wordt duidelijk waarom.

‘Er is iets ergs gebeurd’, zegt die. ‘Robbie is dood. Op weg naar huis heeft hij een ongeluk gehad.’

Vol ongeloof rijdt Destadsbader terug naar West-Vlaanderen. De mist hangt er nog, nu ook in zijn hoofd.

Eerst bezoekt hij de vriend die tijdens het ongeluk aan het stuur van de auto zat, en met lichte verwondingen in het ziekenhuis ligt. Daarna rijdt hij door tot bij de ouders van Robbie. ‘En waarom heb jij Robbie niet naar huis gebracht, vannacht?’ vragen die.

Een vraag die Destadsbader doet knappen. Een vraag ook waarmee hij bijna tien jaar later nog altijd worstelt. ‘Sinds die dag ben ik een ander mens geworden. Ik voel me nog altijd schuldig dat ik Robbie niet zelf naar huis gebracht heb, zoals ik aan zijn ouders had beloofd. Dan was dit niet gebeurd. Sinds zijn dood vind ik het ook moeilijker om me helemaal te geven aan iemand die ik graag zie, omdat ik telkens begin na te denken over hoeveel pijn het zou doen als ik die persoon zou kwijtraken. Dat druist in tegen wie ik ben, omdat ik altijd voor de volle driehonderd procent voor iets of iemand ga. Maar blijkbaar krijg ik die vorm van zelfbescherming niet zo gemakkelijk van me afgeschud.’

Scène 5. De puzzel.

Waw, denkt hij. Wat is dit allemaal?

Zwaait hij naar links, dan zwaaien de 18.000 mensen in de zaal ook naar links. Legt hij zijn wijsvinger op zijn mond, dan maken zij het als vanzelf stil.

Hoe kan dit?

Destadsbader is dertig en heeft voor het eerst het Antwerpse Sportpaleis uitverkocht. Van bij het eerste nummer heeft hij het publiek op zijn hand. Behoedzaam dirigeert hij de massa, alsof hij nooit iets anders heeft gedaan.

Samen met zijn broer heeft hij de klus geklaard: hij op het podium, Kevin erachter. De jongensdroom is verwezenlijkt, spijtig genoeg zonder Robbie in de band.

Bij het inzetten van Hey, pa, het liedje dat hij voor zijn vader heeft geschreven, daalt Destadsbader het podium af. Met een spotlight op zijn hoofd gericht stapt hij in de richting van zijn ouders, die ergens links op de tribune zitten – hij heeft ze al de hele avond in de gaten. Eenmaal bij hen aangekomen, wringt hij zich tussen hen in en zingt hij uit volle borst voort, ondersteund door het publiek:

‘Hé pa, ik weet hoe je bent

Een hele lieve vent

Die nog veel te vaak aan een ander denkt

Maar te weinig weet

Wat voor moois hij voor me deed’

Vader, moeder en kind omarmen elkaar. In de binnenzak van de jas van Destadsbaders vader, die pas is hersteld van prostaatkanker, steekt een foto van pepe Sef, zijn eigen vader. Kort voor de show is hij overleden.

‘Ik was zo content. Ook en vooral voor mijn ouders, die me altijd zijn blijven steunen. Hoe dikwijls mijn vader, die kinesist is, niet heeft moeten horen: “Maar Kees, theater en muziek, je gaat dat toch niet toelaten?” Of hoe dikwijls mijn moeder me niet heeft gevraagd wat ik zou doen als het niet zou lukken. Maar zie, het is gelukt en die eerste avond in het Sportpaleis pasten alle puzzelstukken in elkaar. We beseften alle vier hoe speciaal het was, met de ontgoocheling van het conservatorium in het achterhoofd, en we voelden dat het vanaf dan toch een beetje anders zou zijn. Meteen van bij de eerste keer een Sportpaleis uitverkopen, veel mooier kon het toch niet meer worden?’

Aftiteling.

Ook dit najaar treedt Destadsbader in het Sportpaleis op. Ongetwijfeld zal bij dan opnieuw Hey, pa brengen en wie weet ook Speeltijd, het nummer dat hij voor zijn overleden vriend Robbie schreef.

Meme Josée is vorig jaar gestorven.

Georges is vier. Onlangs kwam hij kijken naar een optreden van ‘peter Niels’ in de Ghelamco Arena in Gent. ‘ Peetse?‘ vroeg hij vooraf. ‘Ga je voor mij straks ook een liedje zingen?’

In de mailbox op zijn telefoon – een computer heeft hij niet – heeft Destadsbader op dit moment 13.364 ongelezen mails staan. Broer Kevin lost dat probleem wel op.

Niels Destadsbader

Deze zomer nog te zien op Zomerhit in Blankenberge (15/8), de Worstenfeesten in Vlimmeren (20/8), Buikrock in Deerlijk (28/8) en Koekelare Leeft in Koekelare (6/9).

Niels Destadsbader

33-jarige zanger, presentator en acteur.

Woont in Deerlijk, het West-Vlaamse dorp waar hij is opgegroeid.

Wilde als kind DDT worden.

Brak door als wrapper bij Ketnet, door de jeugdserie Amika en als Ronaldinho in F.C. De Kampioenen.

Ging nadien voor VTM werken.

Vulde al meermaals het Sportpaleis en deze zomer ook de Ghelamco Arena in Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content