Naima Joris maakt uw blues iets draaglijker: ‘Ik hijg gewoon mijn verdriet in een microfoon’

Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

Ze beroerde harten met de single Bellybutton, ging viraal met een reeks jazzy, ingetogen quarantainecovers en tekende onlangs haar eerste platencontract als soloartieste. 2021 zou wel eens het jaar van Naima Joris kunnen worden. ‘Je kunt wel zeggen dat ik tijdens de eerste lockdown uit mijn bubbel ben gebroken.’

Canadese ganzen. Aalscholvers. Een bonte mengeling eenden en duiven en vlak boven onze hoofden een familie uitheemse parkieten, gehard tegen de Belgische winters. Op en rond de stadsvijver vlak naast het Flageygebouw in Brussel is het een bedrijvig komen en gaan van gevederde, luidruchtige fauna. Aan de oever zit, met opgetrokken knieën, ingeduffeld op een bankje: Naima Joris, de zangeres met de betoverende contra-altstem.

Het is de voorlaatste dag van het jaar. Een jaar waarin ze voor het eerst onder haar eigen naam de ether veroverde met het van demo naar single gepromoveerde Bellybutton, en waarin ze voor velen de lockdown(s) verlichtte met een reeks quarantainecovers die vlotjes circuleerden op sociale media. Twee weken voor ons gesprek zette ze haar krabbel onder een platencontract van PIAS. Dat u in 2021 nog veel meer zult horen van Naima Joris ligt dus al vast. Eindelijk, durven we te zeggen. De dochter van de gevierde jazzpercussionist Chris Joris leek dan wel in de wieg gelegd voor de muziek, het heeft heel lang geduurd voor ze haar podiumvrees overwon en er zelf een toekomst begon in te zien.

Zelfs tijdens soundchecks leed ik aan verschrikkelijke podiumvrees. Ik heb heel veel klankmannen op me horen vloeken.

Naima Joris: Het heeft lang geduurd voor ik besefte dat mijn manier van zingen gewoon mooi kon zijn en niet enkel ‘raar’. Ik zong weleens mee met liedjes van Elvis Presley, wiens toonaard ik perfect aankon, maar dat klonk zo karikaturaal, vond ik. Een melodie zingen, dat ging dus wel, maar móói zingen? Nee, dat vond ik zelf helemaal niet. Pas rond 2008, nadat ik besloten had om gitaar te leren spelen, heb ik geleerd om esthetisch om te gaan met mijn lage stem.

‘Uit miserie’, heb je eens gezegd.

Joris:Zo is dat. Ik was 27, ik had geen diploma, ik vond geen werk en ik voelde me miserabel. Het plan was: gitaar leren spelen, met een minibusje de wijde wereld intrekken, richting de zon, en overleven door op straat liedjes te zingen. Heel romantisch, maar eigenlijk was het vooral een manier om mijn problemen en tristesse te ontvluchten. Niet veel later werd ik gevraagd bij Isbells en stond ik dus niet op straat maar op alle Vlaamse podia te zingen. Met mijn gat in de boter gevallen, zou je denken, maar er was één probleem: ik leed aan verschrikkelijke podiumvrees. Zelfs soundchecks waren een helse beproeving. Ik heb heel veel klankmannen op me horen vloeken, geloof me. (lacht)

Je hebt saxofoon gestudeerd aan het Antwerpse Conservatorium. Had je daar niet al wat podiumervaring opgedaan?

Joris: Met saxofoon ben ik al begonnen op mijn dertiende, zonder echt gepassioneerd te zijn. Ik was wel de beste van de klas, dus mocht ik op een dag een stuk van Bach spelen. Voor publiek, dus. Meteen daarna ben ik gestopt, omdat ik het zo vreselijk vond om op dat podium te staan. Er viel met mij echt niets aan te vangen. Uiteindelijk ben ik ook buitengezet bij Isbells, en vervangen door iemand die zich wél professioneel kon gedragen op een podium. (lachje) Bon, op mijn achttiende heb ik de sax weer opgepikt, toen ik bij mijn vader ging wonen. Maar een jaar later is mijn stiefmoeder verongelukt, en dat heeft me helemaal uit mijn lood geslagen. Toen is mijn existentiële fase begonnen, raakte ik geïnteresseerd in het boeddhisme en belandde muziek weer op het achterplan. Ik had vooral nood aan filosoferen, een carrière als jazzmuzikant interesseerde me totaal niet. Het leek me plots allemaal zo leeg. Een fantastische wereldsaxofonist worden? Het enige dat ik kon denken was: en waarom dan?

Volgens Bert Dockx van Flying Horseman, die in dezelfde lichting van het Conservatorium zat, stak je destijds nochtans – en ik citeer – ‘al mijlenver boven de rest uit’.

Joris: Dat is lief van Bert. We zaten in hetzelfde ensemble en waren zelfs (met bekakt stemmetje) ‘het beste ensemble van het jaar’! Maar mijn prioriteiten lagen plots elders, door dat ongeluk van mijn stiefmoeder. Ik was anti-ego, ik wou alleen maar onbaatzuchtigheid, en vooral níét te veel met mezelf bezig zijn. Ik ben zelfs even onthaalmoeder geworden toen, zó ver ben ik dus afgedwaald. Tot ik de therapeutische kracht van muziek ontdekte.

'Ik ben even onthaalmoeder geweest. Zó ver ben ik dus van de muziek afgedwaald.'
‘Ik ben even onthaalmoeder geweest. Zó ver ben ik dus van de muziek afgedwaald.’© Johan Jacobs

Met klankschalen en van die dingen?

Joris: Dat niet, maar wel Iraanse percussie. En zingen. Zo is het begonnen, met simpele liedjes van Johnny Cash en de countrygospel van Gillian Welch, die ik nog steeds beschouw als mijn zanglerares. Ik vond er zo veel rust en bevrijding in. Nog steeds, trouwens. Zingen was of is voor mij niet per se de grote ambitie, het is eerder een middel om pijn te verdrijven. En het is véél gezonder dan heroïne nemen.’ (lacht)

De muziekgeschiedenis ligt nochtans bezaaid met zingende heroïnejunks.

Joris: Billie Holiday en zo, ik weet het. Hun pijn zal nog groter geweest zijn, zeker?

Je bent dit jaar doorgebroken met Bellybutton, een song over je aan kanker overleden zus.

Joris: En deels ván mijn zus, want de tekst komt uit een schriftje dat ik na haar overlijden heb teruggevonden. Dat liedje opnemen was voor mij en mijn broer Yassin, die gitaar speelt en een studio heeft, een manier om haar te gedenken. We hebben het opgenomen in 2018, maar ik heb het pas dit jaar via Facebook gedeeld. Tijdens de eerste lockdown, op 26 april, haar sterfdatum. Toen hebben Klara en Radio 1 die demo opgepikt, en zo is de bal aan het rollen gegaan.

Klopt mijn gevoel dat zegt dat zo’n lockdown jou eigenlijk wel ligt?

Joris: Zo leef ik eigenlijk altijd, ja. Nogal geïsoleerd, op mezelf. Thuis liedjes zingen of coveren, dat doe ik al lang. Alleen deelde ik die vroeger niet en nu wel, sinds ik anderen van thuis uit zag streamen. Je kunt wel zeggen dat ik tijdens die eerste lockdown uit mijn bubbel ben gebroken. Het is begonnen met die cover van fadozangeres Cesária Evora, Sodade. Daarna kwam Bellybutton, en een paar duizend likes en honderden vriendschapsveroeken later heb ik dan maar een artiestenpagina aangemaakt op Facebook. Daarvoor zat ik nauwelijks op sociale media, en een artiest vond ik mezelf ook al niet. ‘Waarom zou ik mezelf promoten?’ vroeg ik me altijd af.

Dat kom ervan, wanneer je op het goede moment uit je kot komt.

Joris: Ik heb nu zowaar een publiek. Van mezelf! Vreemd gevoel, hoor, want ik heb me altijd verstopt, me geschaamd voor wat ik deed. Best ironisch dus dat dat isolement nu net hetgeen is dat me naar buiten heeft geduwd. Want voor mij betekenen al die likes echt wel iets. Ik dacht altijd dat ik niet zoveel kon. Ik hijg gewoon mijn verdriet in een microfoon, weet je wel? (lacht) En nu zoveel volgers, in nog geen jaar tijd. Het is natuurlijk makkelijk om zoiets te relativeren, hè, maar elke nieuwe klik is een opsteker voor mij, en dat meen ik.

Voor mij is zingen een middel om pijn te verdrijven. En het is véél gezonder dan heroïne nemen.

Airplay, een publiek: daar horen vanzelf vergelijkingen bij. In jouw geval valt de naam Melanie De Biasio geregeld. Kun je daarmee leven?

Joris: Het ego wil niet vergeleken worden, het wil uniek zijn. Dus die kant van mezelf vindt zoiets misschien niet leuk. Anderzijds vind ik het wel chic om vergeleken te worden met een topzangeres. Vroeger had ik iets tegen zangeressen. Aanstellers, dacht ik, met al dat zingerig zingen, weet je wel? (lacht) Want de stem liegt niet, ze is rechtstreeks verbonden met je gevoel. Met techniek ben ik nooit bezig, wel met het juiste gevoel zoeken en vinden. Dan komt het er vanzelf juist uitgerold. Dat doet Melanie De Biasio ook.

Naast Cesária Evora heb je in je lockdownreeks ook al songs van onder anderen Rufus Wainwright, Nina Simone en Serge Gainsbourg gecoverd. Is er iets dat al die artiesten bindt?

Joris: Uiteindelijk is het allemaal blues, maar dan van over de hele wereld. De Mississippi-blues is de blues van Amerika, maar fado is evengoed van naakte emoties doorwrochte muziek, toch? Townes Van Zandt, daar heb ik ook iets van klaar. Ik probeer nu wat in dezelfde sfeer te blijven met die covers. De duivel en van die shit, snap je? (lacht)

Na Isbells heb je rond 2013 ook een passage gekend bij The Happy, de poppy meidengroep van Reinhard Vanbergen met onder meer Isolde Lasoen en Charlotte ‘Tundra’ Caluwaerts. Zat je daar op je plaats?

Joris: Goh, ik was vooral niet heel erg happy in die periode. Ik had veel last van mijn insomnia, bijvoorbeeld. Maar het kwam op een goed moment, want na dat ontslag bij Isbells was ik nog steeds op de dool. En het is een verrijkende ervaring geweest. Ik heb onder meer geleerd wanneer ik meer voor mezelf moet opkomen. En dat hippe fotoshoots niet meteen mijn ding zijn. (lachje)

Er ligt naar het schijnt een tweede album van The Happy in een kluis, met daarop ook songs van jouw hand.

Joris: Een paar dingskes die ik geschreven heb, ja, onder lichte druk. Geen idee of die ooit het daglicht zullen zien. Want het is moeilijk, hoor, songs schrijven. Ik slaag er in elk geval niet altijd in om iets te doen klinken zoals ik het voel. Die covers, dat zijn pareltjes die ik verzamel, als hobby. Ze liggen zomaar voor het grijpen om geïnterpreteerd te worden, dat is iets helemaal anders. En weet je, eigenlijk luister ik zelden naar zo’n zware of donkere muziek. Ik kan daar niet zo goed tegen. Geef mij maar een songwriter zoals Andy Shauf of een groep als Khruangbin, lekker chill.

Je hebt nu getekend bij PIAS. Wat verwachten ze daar van je?

Joris: Ze geven me creatieve vrijheid en tijd. Het kan evengoed vijf jaar duren voor er iets ligt. (lacht) Maar ik heb ideeën. En daarbij zitten heus wel andere dingen dan alleen maar traanparels.

Naima Joris

De nieuwe single Soon is uit via PIAS. Op 16/1 te zien op de streamingeditie van het Brussels Jazz Festival. Info en tickets: flagey.be

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Naima Joris

Geboren in 1981, afkomstig uit Mechelen.

Genoemd naar Naima, een compositie van John Coltrane, een hommage aan diens eerste echtgenote.

Studeerde saxofoon aan het Antwerpse conservatorium, in dezelfde lichting als Bert Dockx (Flying Horseman, Dans Dans).

Zong bij Isbells, Raymond van het Groenewoud en The Happy.

Maakte in 2016 samen met haar vader (en gevierd percussionist) Chris Joris, zus Saskia en broer Yassin het album Home and Old Stories.

Schreef de single Bellybutton naar aanleiding van het overlijden van haar zus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content