Mauro Pawlowski heeft na twintig jaar nog eens een popplaat gemaakt. En niet eens per ongeluk

© TINA HERBOTS
Michael Ilegems
Michael Ilegems Chef van Knack Focus en KnackFocus.be

Eternal Sunday Drive, zo heet de langverwachte nieuwe van Mauro Pawlowski. Wij gingen alvast mee op testrit en hielden halt in de plaatselijke horeca van Hasselt, een chalet in de Nederlandse Kempen en het Mordor van Limburg.

Man met een plan

21 april 2019 – Hasselt

Mauro Pawlowski viert Pasen bij zijn familie in Hasselt en zet de festiviteiten daarna verder in de plaatselijke horeca. Wanneer we hem daar treffen, vertelt hij honderduit over een obscuur internetradioprogramma genaamd Circulair Media Channel dat hij zopas gelanceerd heeft (‘Iets met cassettes uit de kringloopwinkel’), over Tien toppers uit Trinidad, het nakende tweede album van zijn Nederlandstalige alter ego Maurits Pauwels (‘Nu ook met calypsoband!’) en over de passage die hij de dag nadien zal maken in de slotaflevering van Van Gils & gasten (‘Het gaat over mijn smartlappenproject met Lien Van de Kelder en Jan De Smet. Ik hoop maar dat ik me zal kunnen gedragen’). Het lijkt allemaal business as usual, al voert Mauro dit keer méér in zijn schild.

Qua popmuziek bevinden we ons in een goeie tijd. Bruno Mars en Anderson Paak: hoe góéd is dat? Of Dua Lipa: da’s next level!

‘Er is ook een nieuwe soloplaat van mij op komst’, verklapt hij tussen neus en lippen. ‘Als in: een melodieuze popplaat. Onder mijn eigen naam. Ik heb er zelfs speciaal een manager voor onder de arm genomen, bekend van Stuff en andere topgroepen. Die man heeft lastige klanten in zijn stal, dus dacht ik: dáár moet ik zijn. (lacht) Nu zijn we nog op zoek naar een platendeal. Alleen: de ronde van de majorlabels hebben we gedaan en die heeft niks opgeleverd. Alle begrip, hoor. Ik heb een zekere reputatie.’

‘Ik denk dat Mauro nu écht nog eens werk gaat maken van een eigen plaat’, zei Tom Barman ten tijde van je vertrek bij dEUS in 2016. Het is dus waar.

Mauro Pawlowski: Ja. Ik heb thuis nu eenmaal héél veel muziek liggen, genoeg voor meerdere platen. Voor dit project alleen al komen zeventig nummers in aanmerking die ik ergens op een harde schijf heb staan. Maar als ik me niet in een positie manoeuvreer waar ik niet uit kan, komt er toch weer niks van. Dus dwing ik mezelf muzikanten rond mij te verzamelen – een nieuw A-Team! – en hen grote beloftes te doen: ‘Ik ga een plaat maken en ik wil jóú in mijn band.’ Vervolgens ga ik een producer aanstellen en voor het eerst in twintig jaar dus ook nog eens een platencontract tekenen – geld ertegenaan gooien! Het is in de muziekindustrie natuurlijk altijd al de bedoeling geweest dat je investeert en zo ambitieus bent dat je iedereen voor je laat werken, om dan uiteindelijk de jackpot te winnen en met al je trofeeën te gaan zwaaien op Times Square in New York. Alleen heb ik die fase altijd overgeslagen. (lacht)

In New York ben je nochtans wel ooit geraakt. Je hebt er met topproducer Dave Sardy je eerste volwaardige soloplaat Songs from a Bad Hat (2001) opgenomen. Een plaat waar – jawel – ambitie uit sprak. En een plaat waar je niet onverdeeld gelukkig mee was: er stonden volgens jou te veel ‘fopsongs’ op.

Pawlowski: Die plaat is bijna per ongeluk gemaakt. Sardy was bij mij thuis op bezoek en vroeg: ‘Wat ben je aan het doen, man?’ ‘Gewoon, aan het prutsen aan wat glamrocknummertjes, de favoriete muziek uit mijn kindertijd’, zei ik. Waarop hij: ‘Klinkt niet slecht. Weet je wat? Kom naar New York, ik heb er een studio waar we het een en ander kunnen opnemen.’ Ik met mijn muzikanten naar daar, onbetaalbare koffietjes drinken in Manhattan en tussendoor een album opnemen in de studio waar Lou Reed de vorige klant was en ze een Rolling Stones-plaat aan het remasteren waren. Een fijne tijd, maar eerlijk: ik was toen nog niet bezig met songschrijven. Ik kwam net uit de Evil Superstars! Wat ik schreef, kon je bezwaarlijk songteksten noemen, eerder achter elkaar geplakte Engelse leuzen. En die moest ik daar dan staan zingen voor een stel Amerikanen, heel confronterend. Die plaat klínkt goed, maar toen ze uitkwam dacht ik toch wel even: ‘Fuck, dit is een beetje gênant. Ik moet dat songschrijven dringend serieus beginnen te nemen.’ Dat ben ik dit keer dus van plan te doen.

Wat moet er dan precies anders?

Pawlowski:Ik heb een goeie jeugd gehad, maar ik ben blij dat ze voorbij is. Nu wil ik een plaat maken naar mijn leeftijd. Papapop! Het gekke is: toen ik jong was, luisterde ik uitsluitend naar ‘oude’ muziek – die in het geval van Fleetwood Mac en Led Zeppelin weliswaar gemaakt werd door jonge gasten, maar die deden zich wel ouder voor. En nu ben ik op een afstand naar de hedendaagse pop aan het luisteren en geniet ik daar keihard van.

Welke hedendaagse pop springt er voor jou uit?

Pawlowski: Zowat alles eigenlijk, zelfs de Topradiomuziek. Ik vind echt dat we ons qua popmuziek in een goeie tijd bevinden. Die klinkt weer zoals goeie pop altijd al heeft geklonken: complexloos en een beetje belachelijk. Zo moet het. Mijn dochter luistert naar MNM en Topradio en daar passeren geweldige dingen. Wat Bruno Mars en Anderson Paak doen, is natuurlijk retro, maar hoe góéd is dat? Of Dua Lipa: da’s next level! Ooit een paar woorden mee gewisseld, trouwens. Ze stapte net van het podium van het Mad Cool-festival in Madrid toen wij er met de voltallige Gruppo di Pawlowski passeerden – correctie: de voltallige bezópen Gruppo di Pawlowski. ‘Good show, Dua!’ riep ik haar toe. Waarop zij: ‘Thank you very much!’ (lacht)

Het hallelujamoment

24 augustus 2020 – Hoogeloon, Nederland

‘Zie mij hier, de muzikant die zijn eigen nummer niet kan spelen.’

Mauro Pawlowski komt de recording booth uit, gitaar en akkoordenschema in de hand. Hij heeft net de riff van Godmade Trouble ingespeeld, een van die zeventig songs op zijn harde schijf, een die het midden houdt tussen Duran Duran en Scritti Politti. Het is een vintage Mauro-nummer, over een middenklasser wiens ‘middle name spells destruction’ en wiens roeping het is ’to live by the book of rock ‘n’ roll damnation’. En een nummer met ‘de meest verwrongen akkoorden ooit’, aldus Pawlowski. ‘Wat had ik aan wie te bewijzen toen ik dit bedacht, uitslover die ik ben?’ lacht hij.

'Ik heb een goeie jeugd gehad, maar ik ben blij dat ze voorbij is.'
‘Ik heb een goeie jeugd gehad, maar ik ben blij dat ze voorbij is.’© TINA HERBOTS

We zijn in de Audioworkx-studio, een ietwat verborgen parel in de stille Nederlandse Kempen, net over de grens. Onder meer Tamino, Hooverphonic, Bløf en Frans Bauer hebben deze als luxueuze studio ingerichte rustieke chalet al ontdekt. En nu is Mauro dus naar hier afgezakt voor de opnames van Eternal Sunday Drive, samen met drie leden van zijn inmiddels gevormde nieuwe A-Team: belpopveteraan en Liefde voor muziek-drummer Marc Bonne, Schots bassist Ewen Vernal en producer Jasper Maekelberg. Die laatste noemt Audioworkx ‘mijn tweede thuis’. Hij is er een van de vaste engineers. Geen wonder dat de tracklist van de laatste, door hem geproducete Balthazar-plaat hier nog rondslingert, en dat de lunch vanmiddag wordt klaargemaakt door zijn vriendin: Billie Leyers.

Voor mij wordt iets pas persoonlijk als ik de luisteraar niet alleen verleid, maar ook een beetje afstoot. Gewoon omdat ik het anders oneerlijk vind.

Klopt het dat je Jasper Maekelberg aan boord wilde omdat élk recent Belgisch nummer dat je goed vond er een van of met hem bleek te zijn?

Pawlowski: Ja. Dan hoorde ik weer eens een nieuwe Balthazar of zo op de radio voorbijkomen, of iets van zijn eigen Faces on TV, en vroeg ik me af wie dat toch zo fantastisch doet klinken. Het was altijd Jasper. Goud van Bazart is ook een productie van hem die ik heel goed vind. (op dreef) Eerlijk: ik ben blij dat er een band als Bazart is, die zo schaamteloos voor de glamour gaat. Éíndelijk. Coole gasten ook. Wist je dat ik ooit een privéoptreden voor hen gegeven heb? De Antwerpse boekhandel Demian had voor zijn vijfentwintigste verjaardag een vijfentwintig uur lange performance georganiseerd. Omdat ik om vijf uur ’s ochtends aan de beurt was, ben ik de avond voordien op tijd gaan slapen. Ik kwam daar dus frisgewassen en bloednuchter binnen. En wie was – op nog een paar kotsende mensen na – mijn enige publiek? Het volledige Bazart. En Kevin Janssens. En Robin Pront. De crème de la crème van de Belgische muziek- en filmwereld! Strontzat! Dat kan ook alweer van mijn bucketlist. (lacht)

Je band is een bonte mix van zestigers en dertigers. Je hebt hen zelfs bewust op generatie geselecteerd.

Pawlowski: Klopt. Marc heb ik twintig jaar geleden leren kennen tijdens de opnames van een Kris De Bruyne-plaat. Ik heb hem gevraagd een bassist van zijn generatie aan te stellen. Dat is Ewen Vernal geworden, een Schot die één keer met Lou Reed heeft opgetreden. (richt zich tot Vernal) Wie is nu de beste muzikant, Lou Reed of ik?

Ewen Vernal:(lacht) Makkelijk: jij, want je leeft nog. (naar ons) Dat concert met Lou Reed was angstaanjagend. Het was op een festival net buiten Glasgow, we speelden met een tachtigkoppig orkest waarvan ik de contrabassist was. Reed was soms urenlang spoorloos die dag. En als hij er was, gaf hij iedereen ervan langs. Bij de soundcheck wilde ik hem een hand geven. ‘I don’t shake hands’, zei hij. Vervolgens moest ik ‘iets’ voor hem spelen. Toen ik vroeg wat, antwoordde hij: ‘Just play what’s on the fucking record.’ Ik heb uiteindelijk Perfect Day en Walk on the Wild Side gedaan, inclusief de doo-doo-doo-doos. Achteraf is hij me persoonlijk komen zeggen dat het goed was. A once in a lifetime experience.

Pawlowski: En dan zijn er nog de youngsters: Jasper speelt zelf gitaar en heeft de toetsenist aangedragen: Adriaan Van de Velde, bekend als Pomrad. Een jazzman! Ik speel echt met de elite, jong. En het werkt heel goed, die verschillende generaties. Er wordt vlot samengewerkt. Ik sta erbij en kijk ernaar.

Ook letterlijk, zo is me vandaag al opgevallen. Houd jij je soms niet wat te afzijdig? Je bent hier wel een Mauro Pawlowski-plaat aan het maken.

Pawlowski: Ik werk graag in opdracht, óók van mezelf. (lacht) Dat wil zeggen dat ik de mannen laat doen, hun tijd en ruimte geef, en dat zij maar moeten zeggen wat ze van mij verwachten. Zelf heb ik die ambitie niet, zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Hier in de studio wat koffietjes drinken en de rest complimenteren vind ik fijn, maar dan besef ik: ‘Shit, ik moet zelf ook nog aan de bak.’ Dat vind ik het minst aangename deel. Mensen die nog nooit met mij gewerkt hebben, denken dat het mij allemaal geen bal interesseert. ‘Hey, we zijn hier wel voor jou, hè’, zeggen ze dan. ‘Je moet zelf ook wel iets doen.’ Of ze gaan bij mijn lief klagen: ‘Zeg, wíl die gast eigenlijk wel een goeie plaat maken?’ Die verbolgenheid, die frustratie: daar moeten we altijd even door, want na verloop van tijd komt er hoe dan ook een hallelujamoment waarop plots Monty Python-gewijs de wolken opengaan en ik van hun gezicht kan aflezen: ‘Nú snap ik ‘m!’ (lacht)

Wat valt er dan te snappen?

Pawlowski: Als je een soloplaat maakt, is het de bedoeling dat je een soort superversie van jezelf propageert. Dat ligt niet in mijn aard, ik kan het gewoon niet. Dan begin ik puberaal te rebelleren – ‘alles kapot!’ Daar zit de wrijving tussen de groep en mij. Zij streven wél naar die superversie, en dat is goed – daarvoor zijn ze aangenomen. (denkt na) Uiteindelijk wil je technisch vakmanschap combineren met een ziel, een persoonlijkheid. En voor mij wordt iets pas persoonlijk als ik de luisteraar niet alleen verleid, maar ook een beetje afstoot. Niet vanuit een oud punkidee dat stelt dat iets pas goed is ‘als het een beetje stinkt’, maar gewoon omdat ik het anders oneerlijk vind naar de luisteraar toe. Die moet mijn muziek namelijk niet al bij voorbaat goed vinden. Vindt-ie het goed, des te beter. Vindt-ie het oninteressant: evenveel respect! Als ik vandaag naar een nummer als Godmade Trouble luister, merk ik dat ik niet te ver ben gegaan in het belcantogenre, dat er nog iets in mijn stem zit dat er niet helemáál voor gaat. En zo is het prima, want ik moet Arno toch wel deels gelijk geven: mooi zingen is voor de vogeltjes.

Wanneer Godmade Trouble is ingeblikt en de avond over Audioworkx valt, doet Mauro in de controlekamer een dutje. Je zou inderdaad haast denken dat het hem allemaal geen bal interesseert.

Ondertussen beginnen Marc Bonne en Ewen Vernal onder impuls van Jasper Maekelberg nog aan de drum- en baspartijen van een andere song, She Moved On, ‘Mauro’s Godley & Creme-track’.

Ze werken door tot er een superversie is.

De livevuurdoop

17 augustus 2021 – C-mine, Genk

‘Welkom in het Mordor van Limburg!’ grapt Mauro Pawlowski wanneer we door de kelderachtige coulissen van C-mine struinen. Hier vindt vanavond de livepremière van het intussen volledig afgewerkte Eternal Sunday Drive plaats. Een try-out die de voorbode van Pukkelpop had moeten zijn, maar uiteindelijk het aperitiefje voor het Pukkelpopkwartier zal blijken.

Eerder op de dag is via dit blad het nieuws binnengekomen dat gitarist Bruno De Groote om gezondheidsredenen uit dEUS is gestapt, en dat Mauro zijn voormalige collega’s voor een aantal concerten opnieuw vervoegt.

‘Een depannage voor mijn ouwe makkers’, noem je het.

Pawlowski: Ze belden mij een paar maanden geleden en ik heb natuurlijk weer direct toegezegd, zonder goed en wel te beseffen dat de dEUS-repetities nu wel héél erg samenvallen met mijn eigen agenda. Maar hey, in Amerika hebben muzikanten nooit anders gedaan dan de ene dag met Prince de studio in te duiken en de andere met Bowie op te treden.

Krijgt de livevuurdoop van een nieuw project jou nog nerveus?

Pawlowski: Niet zoals vroeger. Trust me, I’m a professional. Alhoewel: gisteren hebben we in de Antwerpse Trix een doorloop gedaan, een testconcert zonder publiek. Het was een fiasco. Alles ging mis. Elke gitaar liet het afweten. Dat belooft.

Het moet een geruststellende gedachte zijn dat je vandaag zo ongeveer thuis speelt.

Pawlowski: Ik heb vaak en graag in Genk opgetreden, dat klopt. De Evil Superstars zijn hier ontstaan, man! Tijdens een festivalletje voor café Manifesto, waar Danny Mommens van Vive La Fête destijds achter de toog stond, is de definitieve line-up samengekomen. En nu ik erover nadenk: bij de opening van deze zaal heb ik ook gespeeld. Luc Appermont heeft mij toen aangekondigd. ‘Nu heb ik het gemaakt’, dacht ik, en vervolgens heb ik Satan Is in My Ass van de Superstars ingezet, mét parlando van een operazanger van 150 kilo. Een, euh, excentrieke avond.

Al te excentriek zal het er vanavond in C-mine niet aan toegaan. Na een kort interview met de lokale krant, een fotoshoot met de band en andere verplichtingen die Mauro doorgaans met frisse tegenzin doet, werken hij en zijn band zich met verve door de nieuwe songs. ‘De eerste druiven, de eerste appelsienen, de eerste appels’ zoals Pawlowski die nummers op het podium noemt: ze zijn al behoorlijk rijp. De gitaren laten het niet afweten, en Mauro’s nieuwe A-Team al helemaal niet. En dus blijven we na het concert met nog slechts één vraag en twee bijvragen zitten:

Is dit voor jou nu een project als alle andere, eentje van het soort dat je al na vijf optredens grondig beu bent en je even snel weer zult opbergen als dat het is opgericht?

Pawlowski: Nee, hoor. Met deze ploeg wil ik echt nog wel even doorgaan. Goeie jongens, zoals ze in Limburg zeggen! En trouwens: Gruppo di Pawlowski houdt toch ook al veertien jaar stand?

Evenveel andere projecten zingen het minder lang uit. Ondanks lucratieve aanbiedingen van zowat alle festivals bleef het in 2015 bij één reünie van Evil Superstars op Pukkelpop, en nog een drietal losse flodders. En hoewel Willy Sommers nog altijd niet kan zwijgen over zijn passage aan jouw zijde op Pukkelpop 2018 – en zijn manager naar verluidt aan je mouw is blijven trekken – wilde jij niet van een langere tournee weten.

Pawlowski: Willy’s manager is me blijven bellen, ja. Of toch via via. Voor hem was dat an offer you can’t refuse, maar zo werkt dat dus niet bij mij, hè. Het was voor mij klaar en duidelijk dat dat eenmalig was. Daar hoef ik heus niet in mijn eentje een lange, introspectieve boswandeling voor te maken. Het was een one-off, en dat was de kracht ervan.

Ook die Evil Superstars-reünie was eenmalig. Al hebben we dat concert inderdaad nog een paar keer hernomen. Als een vriend of familielid iets vraagt, zeg ik nu eenmaal ja. Mijn Italiaanse kant. Het is misschien niet consequent, maar ik ben geen artiest geworden om consequent te zijn. (lacht)

Maar een opvolger van Eternal Sunday Drive mogen we dus wel nog verwachten?

Pawlowski: Meer nog: die is al voor de helft klaar. Omdat we nog geen al te lange set hadden en ik dacht dat ik à la Neil Young een paar nummertjes alleen ging moeten spelen, heb ik een heleboel nieuwe songs op akoestische gitaar geschreven. Zo pragmatisch ben ik wel. Inspiratie is voor amateurs. Een professional begint er gewoon aan. Geen gezeik!

Eternal Sunday Drive

Op 10/9 uit via Unday Records. Mauro Pawlowski speelt onder meer op 15/9 in de AB, Brussel en op 1/10 in de Roma, Borgerhout. Alle info: mauropawlowski.be

Mauro Pawlowski

Geboren in 1971 in Koersel als zoon van een Poolse vader en een Italiaanse moeder. Woont in Antwerpen.

Bekend van onder meer Evil Superstars, Gruppo di Pawlowski, Maurits Pauwels.

Speelde tussen 2004 en 2016 gitaar bij dEUS en depanneerde de groep onlangs opnieuw voor enkele concerten.

Keert nu terug als soloartiest, twintig jaar na het album Songs from a Bad Hat (2001).

Meer Mauro

Twee andere actuele Pawlowski-projecten – en een waarvan niet zeker is of het wel ooit het daglicht zal zien.

This Time It’s Personal

Deze tentoonstelling met werk van Antwerpse kunststudenten werd samengesteld door Mauro en cocurator Rinus Van de Velde. De opening vindt op 10/9 plaats in het Zuiderpershuis in Antwerpen, daarna is de expo nog gratis te bezichtigen in de weekends van 11 en 18/9.

The Best Of

Een nieuw VTM-programma waarin acht Belgische artiesten – van Raymond tot Dimitri Vegas & Like Mike – geëerd worden door muzikale collega’s. Mauro boog zich in de eerste aflevering (te herbekijken via VTM Go) over Zij heeft stijl van De Kreuners, voor wie hij in 2003 al Meisje meisje schreef.

Get Ready

Mauro Pawlowski: ‘In 2018 werd Bobbejaan Schoepen in Lichtaart gehuldigd. Sven Gatz, VRT Nws: iedereen was er. Ik moest een Frans nummer zingen maar ik kan geen Frans, dus mompelde ik maar wat, als een bezopen Leonard Cohen. Tot mijn verbazing vroegen ze me vorig jaar om dat nog eens in te spelen voor een Bobbejaan-tributeplaat. “En nu je hier toch met je gitaar bent”, zeiden ze in de studio, “wil je niet meespelen op de nieuwe Get Ready-single?” “Tuurlijk!” antwoordde ik, waarop ze het nummer afspeelden en het een totale rip-off van Madonna’s Like a Virgin bleek te zijn. Ik heb braafjes mijn partijen ingespeeld en er dan nooit nog iets van gehoord.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content