Kyle Eastwood, jazzbassist en zoon van Clint: ‘Mijn eerste herinnering is mijn vader die boogiewoogie zit te spelen’
Met Cinematic doet bassist Kyle Eastwood, zoon van acteur-regisseur Clint Eastwood, eindelijk wat hij al dertig jaar uit de weg gaat: de cinema in de armen sluiten. Een gesprek met een onderschatte muzikant die bij liefhebbers van Toots Thielemans in de smaak zal vallen.
‘Probeer je het eens voor te stellen: je groeit op in het stadje waar je pa een ijselijke thriller heeft opgenomen, Play Misty for Me. Zeg tegen iemand dat je uit Carmel-by-the-Sea komt, en iedereen begint – ‘iepiepiep’ – kerfbewegingen met een imaginair mes te maken.’
Kylie Eastwood zegt het met een monkellachje. Opgroeien als zoon van acteur-regisseur Clint Eastwood had niet alleen nadelen, zoals zou blijken uit ons gesprek. Aan die thriller heeft hij bijvoorbeeld zijn liefde voor oude jazznummers te danken. Het bepaalt tot op vandaag zijn garderobe: grijs pak en zwarte rolkraagtrui, het uniform van de jazzers rond 1960.
Cinematic, zijn vierde plaat in tien jaar tijd, is een ode aan de cinema geworden. Je zou dat wat makkelijk kunnen vinden, maar het moet gezegd: dit is vakwerk. Na omzwervingen in de breakbeats en de neosoul heeft Eastwood zijn eigen stem gevonden in de ‘klassieke’ jazz. ‘Sinds ik me met The View from Here in 2013 op de periode 1955-1965 ben gaan toeleggen, gaat het me goed af’, vertelt hij ons. ‘Het is me niet om nostalgie te doen, maar om het plezier van het samen spelen – en dat lukt me goed in dit format. Geen grote zwier, gewoon bas, drums, piano, trompet en saxofoon. Drummer Art Blakey en zijn Jazz Messengers blijven dé leermeesters. Mijn ouders waren grote jazzfans, en die platen stonden altijd op. Alles op het Blue Note-label vanaf 1955 is gewoon heerlijk.’
Uw vorige plaat, In Transit, was een eerbetoon aan die hardbopperiode. Cinematic begint met een knipoog daarnaar, maar is in het algemeen toch een ander beestje. Hebt u de filmmuziek lang vermeden omdat ze te zeer voor de hand lag, gezien uw pedigree?
Kyle Eastwood:(schuift wat ongemakkelijk op zijn stoel)Nou, ik heb in het verleden ook weleens eens stukje uit mijn soundtrack bij Letters from Iwo Jima opgenomen, en het thema van Cinema Paradiso. Het idee om een hele plaat met filmthema’s op te nemen hing al lang in de lucht, maar het kwam er niet van. De soundtrack van John Williams bij The Eiger Sanction, een film van mijn vader, is bijvoorbeeld heel belangrijk voor me geweest. Hij is lang niet zo bekend als zijn soundtracks voor Star Wars of Jaws, maar ik heb het altijd prachtige muziek gevonden. Weet je, een project als dit ligt allemaal minder voor de hand dan je zou denken. De vraag was vooral: hoe bewerk je die grote orkestrale klanktapijten tot een puntige jazzsong?
U bent een goede bassist, maar met deze bewerkingen toont u vooral dat u een uitstekend arrangeur bent.
Eastwood:(veert op) Dat doet me groot plezier. Ik vertrok van componisten die me na aan het hart liggen, en ging dan op zoek naar muziekstukken waar ik iets mee aankon als jazzman. Zo kwam ik uit bij John Williams, Henry Mancini en Michel Legrand. Sommige thema’s zijn natuurlijk heel bekend, zoals Bullit of The Pink Panther, maar ik hoop dat ik ze een frisse draai heb gegeven. Andere zijn dan weer behoorlijk obscuur.
‘Toen ik een tiener was, wilde ik vooral regisseur worden, ik hoefde niet zo nodig voor de camera te staan.’
De sfeer van deze plaats leunt dicht aan bij het latere werk van Toots Thielemans, en dan vooral zijn samenwerkingen met pianist Kenny Werner.
Eastwood: Oh Toots, wat hield ik van zijn spel. Daar heb je zeker een punt. Laten we niet vergeten dat Toots ook heel wat soundtracks heeft gemaakt, en dan die zin voor lyriek! Ja, daar zie ik zeker overeenkomsten. Toots koos voor stukken van Legrand en Mancini omdat niemand nog zulke zwierige, zeg maar emotionele composities durfde te spelen. Terwijl er zo veel rijkdom in de melodie en de harmonie van die composities zit! Natuurlijk volg ik de recente ontwikkelingen in de muziek, maar hé, sommige dingen zijn nu eenmaal niet te kloppen.
De theorie van zanger Harry Connick, Jr. is dat muziek veel rijker was toen goedopgeleide componisten ze schreven. Vanaf de folk- en rockboom, waar liedjes werden geschreven door lui die drie akkoorden kenden, is het volgens hem alleen maar bergaf gegaan.
Eastwood: Daar valt zeker wat voor te zeggen, ja. Ik hou best van wat rock-‘n-roll, maar als je kijkt naar de standards die vanaf de jaren 1930 werden geschreven, kun je bezwaarlijk zeggen dat die slecht in elkaar zitten. (lachje) Dat blijft heel sterk: melodisch, harmonisch, tekstueel. Mag het even?
Tekst gaat verder onder de foto.
Herinnert u zich nog het eerste jazzplaatje dat u ten huize Eastwood hoorde?
Eastwood: Het is niet eens een plaatje, het was nog beter: mijn eerste herinnering was mijn vader die boogiewoogie- en bluespiano zat te spelen. Dat, en veel bigbandplaten: Count Basie, Duke Ellington, Stan Kenton. Een beetje Ray Charles, en Johnny Cash om het af te maken.
Ik herinner me nog heel goed mijn eerste concert: het Monterey Jazz Festival. Het moet 1976 of 1977 geweest zijn. Daar speelde het Count Basie Orchestra, en Basie leefde nog. De eerste helft van het concert zaten we in het publiek, de tweede helft nam mijn pa me mee in de coulissen. (lachend) Tja, met hem kwam je nog eens ergens. Mijn vader stelde me kort aan hem voor, maar ik was te jong om goed te beseffen hoe bijzonder dat wel was – ik moet een jaar of negen geweest zijn. Een paar jaar later sloeg de bliksem bij me in. Al voelde ik toen wél al hoe superswingend die band was. Precies dát concert heeft mijn interesse in drums en het belang van de ritmesectie gewekt. Toen ik veertien was, heb ik mezelf contrabas geleerd. En hier zijn we nu, met mijn elfde album.
U bent begonnen als acteur, maar besliste al snel om muzikant te worden. Hoe ging uw vader daarmee om?
‘Bij film zit je uren-, wekenlang te priegelen op je computer. Bij jazz speel je in het nu. Die zuurstof heb ik nodig.’
Eastwood: Hij vond het best: hij houdt bijna evenveel van muziek als van film. Toen ik een tiener was, wilde ik vooral regisseur worden, ik hoefde niet zo nodig voor de camera te staan. Ik was vooral geïnteresseerd in het overzicht, in het aansturen. Maar op de middelbare school werd muziek heel belangrijk voor me, en tegen mijn achttiende was het wel duidelijk: ik wilde beroepsmuzikant worden. In mijn kindertijd had ik behoorlijk wat pianolessen gekregen, en rond mijn dertiende leerde ik wat gitaar – omdat mijn pa een gitarist nodig had in Honkytonk Man. Kort daarna begon ik te bassen. Verscheidene vrienden van me speelden in bandjes, maar niemand wilde ooit bas spelen. Ik wist meteen: dáár zit de werkzekerheid. (lacht)
En ook daar werd u de man die niet in de spots staat, maar de man die de zaken overziet.
Eastwood: Precies! En het is leuk dat ik via een omweggetje toch nog bij films betrokken ben en met mijn vader kan werken. Maar euh, ik zou best gelukkig zijn als ik alleen muziek zou doen.
Uw carrière is een beetje in de omgekeerde richting verlopen. Toen u 28 was, speelde u in Carnegie Hall, twee jaar vóór uw debuutalbum. Hoe voelde dat?
Eastwood: Pokkenerveus natuurlijk! Ik had het benauwd, tot ik het podium opging. Na een paar minuten viel de stress weg en begon ik ervan te genieten. Ik speelde met de band waarmee ik mijn eerste plaat had opgenomen. De hele avond was een eerbetoon aan mijn pa, met stukken van Charlie Parker die in Bird, die biopic door mijn vader, hadden gezeten. En plots zag ik de kerels in het publiek zitten die op de soundtrack hadden gespeeld!
U hebt verscheidene soundtracks voor films van uw vader geschreven: van Mystic River tot J. Edgar. Ik probeer me de scène voor te stellen waarin u hem voor het eerst uw werk laat horen en hij moet toegeven dat hij de muziek maar niets vindt.
Eastwood: (lacht) Af en toe zegt hij iets als ‘hier mag het iets minder zijn’, of ‘hier mag het heftiger’. Maar hij geeft me vooraf altijd goede aanwijzingen. Hij speelt zelf piano, zoals ik zei, en dan geeft hij me een kort melodietje. Een noot of vier die in de loop van een film mogen terugkeren. Dan bouw ik de score daarrond op. Maar meestal bekijk ik eerst de film en kies ik samen met hem drie of vier scènes die de sleutelmomenten van de film zijn. Daarna ga je aan de piano zitten en zoek je iets wat past. Het is een volstrekt andere manier om muziek te maken dan jazz spelen. Bij film zit je uren-, wekenlang te priegelen op je computer. Bij jazz speel je in het nu. Die zuurstof heb ik nodig.
Ik moet het wel vragen: speelt u nog weleens Misty van Erroll Garner?
Eastwood: Dat heb ik bij gelegenheid weleens gedaan. Ik zou eens moeten nadenken hoe het alweer gaat. Ik maak er geen gewoonte van, het zou te tongue in cheek zijn. Bij ons thuis hing er een foto van pa en Erroll, samen in de studio. (stilte) Wat een leven heeft die vent toch geleid, zeg.
Kyle Eastwood, Cinematic, is uit bij PIAS.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier