Johnny Cash: Een leven als een ballade

Bij zijn dood, op 12 september 2003, was Johnny Cash niet alleen de meest invloedrijke artiest in country music, maar liet hij ook een paar dozijn hoogst beklijvende hedendaagse songs na. Een leven in hoogtes en laagtes.

Toen ik met de luchtmacht in Duitsland zat, had ik een taperecorder. Op een avond kwam ik terug van wacht, en iemand had eraan geprutst. Ik zette hem op, hoorde een soort orgel, en op het eind zei iemand… ‘father’. Ik dacht dat het een mis was, haalde er wat katholieke jongens bij maar ze kenden het niet. Zes maanden lang droomde ik van die stem en die rare melodie. Toen speelde ik de tape nog eens af, maar per ongeluk achterstevoren. Ik hoorde gitaarloopjes, en plots zei iemand ’turn it off’ – wat omgekeerd perfect als ‘father’ klinkt. Ik kwam niet meer bij. Ik heb het loopje geleerd, herhaalde tien keer de zin ‘I Walk the Line’, en had een aardig liedje.’

Het zou de grootste song uit de geschiedenis van de country worden, en de titel van dé biopic van 2006. Tot spijt van wie het benijdt. ‘Johnny Cash was zijn hele leven out of line’, snoof countryicoon Merle Haggard in de laatste jaren van Cash’ leven. ‘Het was gewoon bespottelijk dat hij I Walk the Line zong. Cash was niet in staat om op een lijn te lopen.’ Leven en werk van de Man in Black.

Lente 1955 Sun Records, Memphis
‘Ik zat op de dorpel van Sun Studios toen hij net op het werk aankwam. Ik stond op en zei: Ik ben John Cash, en ik wil dat u even naar mij luistert. Waarop hij: ‘ Well, come on in.’ Ik heb twee of drie uren voor hem gespeeld, álles wat ik kende.’

‘Hij’ is Sam Phillips, eigenaar van het Sun Records-label, ontdekker van Elvis Presley, Jerry Lee Lewis, Carl Perkins en sinds die ochtend in 1955 ook van Johnny Cash. Bij die eerste opgedrongen ontmoeting nam Phillips meteen twee songs op: Wide Open Road en You’re My Baby (Cash: ‘Mijn grootste stinker ooit’). Cash keert terug voor een echte auditie met gitarist Luther Perkins en bassist Marshall Grant. Gospel willen ze spelen, maar Phillips wil daar niet van weten: rockabilly was de toekomst. De boerenzoon komt dan maar aanzetten met eigen songs als Folsom Prison Blues, Hey Porter, So Doggone Lonesome, Mean-Eyed Cat en… I Walk the Line. Een jaar na zijn vrijpostige bezoek aan Sun is Cash een ster: van I Walk the Line worden meer dan één miljoen stuks verkocht.

Cash had zijn succes aan Elvis te danken. Met zijn vroege hits had Presley Sun hot gemaakt, en toen Phillips zijn contract in 1955 aan RCA verkocht, ging een deel van de 40.000 dollar naar de promotie van Cash. Maar waarom werd de King de King en bleef Cash Cash? Omdat het talent van de eerste zich leende voor pop en rock-‘n-roll, en de tweede tot aan zijn middel in de country bleef steken. Marshall Grant: ‘Die boom-chicka-boom-sound was ons handelsmerk, maar daar hoefden we niet aan te werken. We kónden niets anders.’

Twee trekpaarden trokken de country in die jaren uit de klei. De rock-‘n-roll van vetklep Bill Haley, die in 1955 Rock around the Clock uitbracht, en de folkbeweging, die midden ’58 weer de kop opstak met Tom Dooley, een song als een natte dweil van The Kingston Trio. Commercieel was het aanvankelijk een idiote zet, maar Cash neigde naar die tweede: de folkroots van country, waarin hij zich als verteller beter op zijn plaats voelde. En aangezien folk het geliefkoosde genre voor intellectuelen met een foute garderobe was, sloten college radio’s hem in de armen. Vijftig jaar later is er niets veranderd.

1957 – 1967 Nickajack Cave, Tennessee
‘In 1957 nam ik mijn eerste amfetaminen, een witte tablet benzedrine, en ik vond het geweldig. Het gaf me energie, maakte me alerter, verjoeg mijn verlegenheid, verbeterde mijn timing. Het deed me gloeien als elektriciteit die door een lamp stroomt’, schreef Cash in zijn autobiografie, die hij in een moment van alerte timing Cash: The Autobiography titelde. Dokters schreven de pep in die jaren vrijelijk voor, zolang je maar zei dat je ze nodig had om lange afstanden te rijden of laat te werken. De pillen bezorgden hem een ongekende branie en hanigheid, die hem op het podium en in de studio goed van pas kwamen.

Maar stilaan werden de katers langer, de crashes zwaarder, de nuchtere periodes korter. ‘Zodra ik wakker werd, voelde ik kleine stukjes in mijn huid zitten. Splinters die zo erg jeukten dat ik moest blijven krabben om ze eruit te krijgen. Maar ze begonnen te leven, te verkruipen, te krioelen in mijn vlees. Het was ondraaglijk. Er zat maar één ding op: ik had nog een pil nodig.’ Misschien moest hij de hoteldokter maar een pot van zestig stuks vragen. En voor de zekerheid in een apotheek nog eens 200 onderhands. En wat wijn en bier, om de scherpe randen van die high wat af te vlakken en toch wat te kunnen slapen na een dag of drie. En wat barbituraten om wat minder te beven.

Cash krabde van 1957 tot 1967 in cellen, ziekenzalen, verhakkelde autowrakken en verminkte hotelkamers. Dagenlang trok hij zich terug in een camper in de woestijn, met alleen een zak pillen als bagage. ‘Ik wist precies wat ik moest doen. Ik zou naar de Nickajack-grotten gaan, mezelf overgeven aan God en me laten sturen naar de plek waar hij lui als mij naartoe stuurt. Het was een ongelooflijke plek. Tientallen speleologen waren nooit teruggekeerd van expedities. It was my hope and intention to join that company’, aldus Cash. Na drie uren ronddwalen gaf zijn zaklamp de geest. ‘Bijzonder toepasselijk op een moment dat ik verder van God verwijderd was dan ooit tevoren. Ik ging liggen en wachtte op de dood.’

Toen zag hij het licht. ‘Plots wist ik dat ik mijn lot niet in eigen handen had. Ik kon mijn eigen dood niet controleren. Ik zou sterven wanneer God het wou, niet ik.’ Rustig tastend kroop hij de grot uit en reed naar huis, waar hij zich een maand in zijn kamer opsloot om cold turkey af te kicken. Het behang krabben kon beginnen.

1968 Westelijke Jordaanoever
Cash’ overgave aan de Here was niet nieuw, ook al wordt ze – net als de details van zijn drugsescapades – vrijwel helemaal verzwegen in de biopic ‘Walk the Line’. Jezus is in de showbizz openlijk even onbespreekbaar als de effecten van benzedrine, maar ook daar lag Cash niet van wakker. Hij had Onze-Lieve-Heer met de paplepel binnengekregen, beschouwde zichzelf als een gospelzanger en schreef schriften vol met schijnrijmende poëmen over de goedheid van the Lord en de deugden van diens moeder-maagd: ‘ He knew how to live right / Tried to be a light / Gave everybody a helping hand / I’m gonna try to be that way’ (uit: The Johnny Cash Show, 1970).

Dat ’try’ gebeurde met wisselend succes. In januari ’68 besteeg hij het podium van Fulsom Prison en raspte zich rauw door songs als Send a Picture of Mother en I Got Stripes. Het album beitelde zijn reputatie als Johnny-de-gevaarlijke-underdog in de annalen van de country. Om op adem te komen trok hij naar Israël om er zijn zoveelste conceptplaat op te nemen. In the Holy Land is voor één keer geen verzameling pastorale schetsen van het pioniersleven of odes aan de Amerikaanse spoorwegen, maar een merkwaardig luisterspel vol vrome liederen en toeristische wetenswaardigheden over ’t Heilig Land.

Toch nog liever gevangenisvoer dan ongedesemd brood, meende Cash, en hij trok begin 1969 naar de San Quentin-gevangenis om er een van de meest legendarische livealbums uit de muziekgeschiedenis op te nemen. ‘ Cash is real’, vertelde een gevangene aan Rolling Stone-stichter Ralph J. Gleason, die erbij was. ‘ These cons would spot a phony in a hot second.’

Volgde een drietal jaar van grote successen, waarbij Cash dankzij een uitgesproken anti-Vietnamhouding zowat werd doodgeknuffeld door links Amerika en werd aanbeden als de blue collar-versie van Bob Dylan – óók door Dylan zelf, trouwens, voor wie hij de liner notes bij diens elpee Nashville Skyline schreef.

Toen viel de ketting eraf. De jaren zeventig en tachtig sleepten zich met een slakkengang voort achter een fanfare van herkauwende americana, on the road-poëzie en gospel. Alleen de albums One Piece at a Time (1976) en Ghost Riders in the Sky (1979) wisten voor beroering te zorgen. Voor de rest verzamelde Cash stof in het pantheon van Nashville.

1992 Rock & Roll Hall of Fame
Cash is voor de buitenwereld een karikatuur geworden, en wordt levend begraven in de Rock & Roll Hall of Fame. Net voor de ceremonie begint, gaat hij nog snel naar het toilet. Cash: ‘Ik stond voor de pisbak, en plots komt Keith Richards binnen. Hij begint Loading Coal the zingen, uit de elpee Ride This Train. En dan zegt hij: ‘Bezie dit nu eens. Ik sta te pissen met Johnny Cash. Hier moeten we een foto van hebben!’ En ik zei: ‘Nee, Keith, we moeten hier vooral géén foto van hebben.’ ’s Anderendaags heb ik een gastrolletje gespeeld in Sesamstraat. Ze hadden een nieuw personage voor me verzonnen: Ronnie Trash. He dressed in black.’

1994 Rick Rubins woonkamer, LA ‘Ik was al een hele tijd op zoek naar een Hele Grote die geen hele grote platen meer maakte’, zegt producer Rick Rubin. ‘En Johnny was de eerste en de grootste aan wie ik dacht.’ Rubin zat op zijn dertigste in de galerij der groten als producer van bands als Slayer, The Red Hot Chili Peppers, Run DMC en The Beastie Boys, én hij had zijn eigen label, American. Cash, toen 61, was in de voorbije tien jaar door twee labels gedumpt. De Man in Black en de Man met Baard ontmoetten elkaar in de kleedkamer van een muf theatertje in Orange County.

Rubin: ‘Ik zou jou graag opnemen.’
Cash: ‘Hoe doen we dat?’
Rubin: ‘Je komt met je gitaar bij me thuis, gaat voor een microfoon zitten en zingt. Proberen?’
Cash: ‘Alright.’

Rubin lokte Cash uit zijn tent met onverwachte songs van Tom Waits, Leonard Cohen en Danzig, en slaagde erin om hem weer gretig te maken. Hij sleurde hem mee naar The Viper Room, de toenmalige nachtclub van Johnny Depp op Sunset Strip, voor een showcase. Rubin: ‘In de kleedkamer stond hij doodsangsten uit – en dat voor een man die in zijn leven al duizenden en duizenden concerten had gespeeld.’ Anderhalf uur later was Cash de man met de spectaculairste comeback uit de geschiedenis van de rock.

Een reeks Grammy’s en nog drie platen met Rubin later was Cash dood. De stem en het lijf konden het niet meer. ‘Die Grammy die ik voor de eerste plaat met Rick kreeg, was heel bijzonder voor me’, vertelde Cash net voor hij stierf. ‘Het was mijn manier om te zeggen: (richt zich op in zijn rolstoel en steekt zijn middelvinger op) Here, take my finger. Don’t look for me, because I won’t be around.’

Zomer 2003 Old Hickory Lake, Tennessee
‘Op dagen als deze vraag ik haar: ‘June, wat moet ik nu? Ik moet toch íéts doen vandaag?’ Dan gaan we shoppen. Daar ben ik erg goed in. Ik koop hemden en platen. Ik heb al te veel hemden. Most of them black.’

Johnny Cash overleed op 12 september 2003.

Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content