Hoe vijf Britten onze reporter scalpeerden en de rest van dag 2 op FiftyFifty Lab

Scalping op FiftyFifty Lab © FiftyFifty
Michael Ilegems
Michael Ilegems Chef van Knack Focus en KnackFocus.be

Geen grote klachten op de slotdag van het nieuwe Brusselse showcasefestival FiftyFifty Lab. Behalve voor Velvet Negroni dan, die voor een zo goed als lege zaal wat door het ijs zakte. Gelukkig waren er genoeg Britse stonertechno en Angolees plezier om iedereen tevreden te houden.

De nieuwe koningin van de hiphop en soul heet Harleighblu en zegt je m’en fou (***)

Harleighblu is 28, komt uit het Britse Nottingham, maakt neosoul, r&b en hiphop en heeft een strot om Erykah Badu tegen te zeggen. Al leunt haar geraspte, nét niet te schel klinkende stem misschien nog dichter aan bij die van Amy Winehouse. En haar je-m’en-foutisme op een podium al helemaal.

Harleighblu is namelijk niet op haar mondje gevallen, zo bleek ook in Brussel. In Present trok ze van leer tegen ‘my best friend who slept with my man’, Call ging over mansplaning en cat calling, en Queen Dem zong ze voor ’the women that don’t give a fuck’. Bij Harleighblu zijn songs niet zomaar songs, het zijn feministische pamfletten.

Al sinds 2013 timmert de Britse aan de weg, maar het is pas anno 2019 dat ze de wind écht in haar rug lijkt te hebben. Onlangs nog bracht Harleighblu She uit, een duoplaat met de hippe Franse producer en beatmaker Bluestaeb, ook al zo’n uitgesproken artiest, die in zijn eigen songs racisme, xenofobie en ‘antihelden’ als Donald Trump aanklaagt.

Bluestaeb was er in Brussel niet bij, maar Harleighblu, die een ninetiesoutfit inclusief glitter-Buffalo’s droeg, kon op FiftyFifty Lab wel bogen op een driekoppige band die zowel in jazzy r&b als in laidback hiphop bedreven was. En op die indrukwekkende stem van haar natuurlijk ook. ‘The new queen of hiphop soul‘, noemt BBC-dj MistaJam haar. In L’archiduc begrepen we waarom.

Glauque maakt spannende hiphop voor Franstaligen, et pour les Flamands la même chose (***)

Glauque begon in een vrijwel lege La Madeleine als een gewone elektropopband, met drie muzikanten op het podium die een epische intro brouwden zoals we die kennen van pakweg M83. Wie de Waalse groep kent, weet dat dat niet het hele plaatje is, maar voor de leken was het wellicht een verrassing dat er plots twee man extra op het podium stormden die in razend Frans de set écht op gang rapten.

Velvet Negroni voelde zich niet te beroerd om middenin de songs zijn irritaties uit te schreeuwen en bedelde ongegeneerd om drugs bij het publiek.

Dat ons Frans wat minder razend is, maakte weinig uit: ook zonder de woordenvloed bleef het onderkoelde geluid van Glauque, dat in het Frans iets betekent als grijsgroen, pal staan. Soms hoorden we kille pophouse à la Oscar and the Wolf, dan weer een morceau waar een beetje Roméo Elvis van gaat kwispelen. Dat de band zo sterk kon variëren binnen haar eigen geluid, had ze vooral te danken aan Louis Lemage, de hoofdrapper laten we maar zeggen, die in zijn witte T-shirt en al zijn gewonigheid de ideale frontman is voor dit kwintet: subtiel in het licht als het moet, rondspringend op de beat als het kan.

Zelf verwijzen de heren van Glauque naar de Franse band Odezenne als inspiratiebron en van hetgeen wij kennen is dat inderdaad de band die het dichtst bij hen in de buurt komt. Verder is het in Vlaanderen zoeken naar een groep die rapcombo, popband en dansorkest in één is. Met andere woorden, tijd dat ook deze kant van de taalgrens voor Glauque valt.

Als Velvet Negroni meer wil zijn dan ‘de protegé van’, moet hij dringend iets aan zijn performance doen (**)

Dan werk je mee aan de nieuwe plaat van Bon Iver, ontleen je je eigen hook aan een nummer van Kanye West en Kid Cudi en tour je langs arena’s als Madison Square Garden in het voorprogramma van Tame Impala, en nog sta je op een Brussels showcasefestival voor drie man en een paardenkop te spelen. Het is wat Velvet Negroni vrijdagavond in La Madeleine overkwam. En hij kon er niet mee lachen.

Velvet Negroni – Jeremy Nutzman voor de burgerlijke stand van Minneapolis – is nochtans meer dan ‘de protegé van Bon Iver en Kanye West’. Hij groeide op in een strikt evangelisch gezin zonder te weten wat popcultuur is, maar begon daarna aan een inhaalrace van jewelste. Met T.C.O.D. kwam hij in 2017 al eens aan het venster piepen, met opvolger Neon Brown – en dan vooral met de songs Wine green en Kurt Cobain, de betere brokken alternatieve r&b – gooide hij dit jaar nog hogere ogen.

Oké, ondanks zijn engelenstem houdt Velvet Negroni zijn r&b het liefst duister en lofi, wat een concert van hem niet altijd even instapklaar maakt. Maar het is toch vooral zijn belabberde performance die hem in La Madeleine de das om deed. Hij hield zijn rechterhand consequent op de rug terwijl hij zong, voelde zich niet te beroerd om middenin de songs zijn irritaties uit te schreeuwen en bedelde ongegeneerd om drugs bij het publiek. En dan beval hij zijn lichtman net voor halfweg ook nog eens om de zaal volledig te verduisteren. Maar Velvet Negroni kon ook in het pikdonker niet verstoppen dat hij er een boeltje van had gemaakt.

Lees ons interview met Velvet Negroni: ‘Speel niet te veel Guitar Hero, of je eindigt als Sting’

Scalping zindert na tot in uw hoofdhuid (****)

Als de organisatoren van Best Kept Secret spreken, dan luisteren wij, brave gitaarliefhebbers dat we zijn. De Nederlandse fijnproevers kregen net als Dour, Primavera en zo’n vijftien andere festivals de vraag om het talent van morgen te selecteren voor FiftyFifty Lab en kwamen op de proppen met Scalping, een kwintet uit Bristol dat handelt in stonertechno en onlangs het voorprogramma van Black Midi, met voorsprong de gitaarband van 2019, mocht spelen.

Of Scalping even hoge toppen zal scheren, weten we uiteraard nog niet, maar de vijf muzikanten, bij elkaar gepropt op het kleine podium van de AB Club, maakten in hun Belgische debuutshow alvast een verwoestende eerste indruk. Veertig minuten withete technopunk kregen we onder de neus geschoven, zonder pauze, bindteksten of andere halfzachte tierlantijnen. Gewoon geven, jassen en vlassen deden de Britten, met blote handen het braakland tussen Millionaire en The Prodigy omploegend tot onze scalp ervan tintelde. Zo’n groep waarvan je niet wist dat ze nodig was, maar waar je dan na van denkt: hoelang bestaat dit al en waar kan ik er een T-shirt van kopen?

En het visuele plaatje klopt dan óók nog eens. Op het scherm achter de koppensnellers doken futuristische waterplanten, psychedelische waanbeelden en beesten met twee ruggen op. De drummer ramde met de militaire precisie op kapotte cimbalen, de gitarist heeft de baard van een dakloze en onder het crimineel korte kapsel van de bassist pierde de hele show lang de blik van een straatboefje dat op het punt staat een handtas te pikken met de 83-jarige eigenares er nog aan. Als rechtvaardigheid bestaat, wordt Scalping de Black Midi van 2020.

Martha Da’ro zet de laatste stappen naar de status van Grote Belofte (***)

Vijf jaar geleden hadden wij iedereen die begon over een Belgische Lauryn Hill net niet uitgelachen, want uit welk hol van Pluto zou die in godsnaam moeten komen? Vandaag blijkt dat de miseducation toen compleet was en dat drie hartsvriendinnen een vriendschappelijke match uitvechten om de eretitel. Blu Samu was de eerste die met veel suave de neus aan het venster stak. Daarna volgde Miss Angel, die deze zomer schijnbaar vanuit het niets aardige sets op onder meer Werchter en Fire Is Gold speelde.

En dan is er nog Martha Da’ro, die zich na rollen in onder meer Black en Over water nu vierklauwens op haar muzikale carrière heeft gestort, los van haar vroegere band Soul’art. Op haar eerste ep is het nog wachten tot volgend jaar, maar dat houdt haar niet tegen om te barsten van te ambitie. Of zoals ze het zelf in Knack Focus verwoordde: ‘Als ik zeg dat ik voor meer bestemd ben, is dat geen egokwestie, maar oprecht geloof.’

u003cemu003e’This is your moment!’u003c/emu003e beweerde Pongo tijdens Wegue Wegue, maar het was toch vooral het hu0026#xE1;re.

Voor wie daar minder van overtuigd is, had Da’ro in een ramvolle L’archiduc een heel duidelijke boodschap: ‘Just shut the fuck up!‘ Ook de rest van haar songteksten liet niets aan de verbeelding over tot op een punt dat het zelfs wat drammerig werd. Dat werd dan weer mooi uitgebalanceerd door enkele straffe a-cappella-improvisaties, waar we ons een monkellachende Billie Holiday bij inbeeldden, ergens op een wolk in het hiernamaals. Verder kweet dj van dienst Susobrino, die gisteren al een fijne soloset afleverde in de Bonnefooi, zich uitstekend van zijn taak, ook al bleven de grootstedelijke beats die hij uit zijn draaitafels toverde, versierd met toefjes afropop, soms net iets te veel op de vlakte.

Geen vlekkeloze performance dus, maar wel een goeie. Dat oordeel baseren we vooral op singles Summer Blues en Sugarman, die live ontbolsterden tot volwassen grootstadssoul met een hiphoprandje. Nog één of twee van die sterke songs op de nieuwe ep en Da’ro mag zich voorbereiden op een toekomst als Grote Belofte.

Pongo leert Brussel wat kuduro is (****)

Vijftien was Pongo toen ze, op een auditie van het Portugese partysquad Buraka Som Sistema waar ze via-via was beland, een song over haar Angolese kindertijd bij elkaar improviseerde. Het nummer in kwestie zou Kalemba (Wegue Wegue) gaan heten en uitgroeien tot de grootste hit van Buraka Som Sistema. Even was Pongo wereldberoemd, tot Buraka haar de rug toekeerde en ze helemaal van de radar verdween. Elf jaar, een diploma en een dochter later maakt ze nu haar comeback als soloartieste.

‘Kennen jullie kuduro, Brussel?’ wilde notoir spring-in-’t-veld Pongo weten, nadat zij en haar tweekoppige band met Quem Mamda No Mic en Tambulaya al twee bommetjes hadden gedropt. Kuduro is een energiek soort muziek en dans dat ontstaan is in Pongo’s geboorteland Angola en later uitdijde naar Portugal, haar huidige thuisbasis. Niemand die de kneepjes van het kudurovak dus beter kent dan Pongo, al bleek in La Madeleine dat ze er ook maar wat graag dancehall, techno, house, pop en r&b door mengt. En kermisbeats, dat ook.

Een bevlogener, aanstekelijker en explosiever performer dan Pongo hebben we op deze eerste editie van FiftyFifty Lab ook niet gezien. Tijdens Chora liet ze het publiek een mondje Portugees en Kimbundu meezingen, bij aanvang van Kuzola gingen alle smartphone-lampjes de lucht in, en helemaal op het einde nodigde Pongo de halve zaal op het podium uit voor la grande final, een moordend feestelijk Wegue wegue. ‘This is your moment!’ beweerde Pongo, maar het was toch vooral het háre.

De nieuwe koningin van de hiphop en soul heet Harleighblu en zegt je m’en fou (***)

Harleighblu is 28, komt uit het Britse Nottingham, maakt neosoul, r&b en hiphop en heeft een strot om Erykah Badu tegen te zeggen. Al leunt haar geraspte, nét niet te schel klinkende stem misschien nog dichter aan bij die van Amy Winehouse. En haar je-m’en-foutisme op een podium al helemaal.

Harleighblu is namelijk niet op haar mondje gevallen, zo bleek ook in Brussel. In Present trok ze van leer tegen ‘my best friend who slept with my man’, Call ging over mansplaning en cat calling, en Queen Dem zong ze voor ’the women that don’t give a fuck’. Bij Harleighblu zijn songs niet zomaar songs, het zijn feministische pamfletten.

Al sinds 2013 timmert de Britse aan de weg, maar het is pas anno 2019 dat ze de wind écht in haar rug lijkt te hebben. Onlangs nog bracht Harleighblu She uit, een duoplaat met de hippe Franse producer en beatmaker Bluestaeb, ook al zo’n uitgesproken artiest, die in zijn eigen songs racisme, xenofobie en ‘antihelden’ als Donald Trump aanklaagt.

Bluestaeb was er in Brussel niet bij, maar Harleighblu, die een ninetiesoutfit inclusief glitter-Buffalo’s droeg, kon op FiftyFifty Lab wel bogen op een driekoppige band die zowel in jazzy r&b als in laidback hiphop bedreven was. En op die indrukwekkende stem van haar natuurlijk ook. ‘The new queen of hiphop soul‘, noemt BBC-dj MistaJam haar. In L’archiduc begrepen we waarom.

Glauque maakt spannende hiphop voor Franstaligen, et pour les Flamands la même chose (***)

Glauque begon in een vrijwel lege La Madeleine als een gewone elektropopband, met drie muzikanten op het podium die een epische intro brouwden zoals we die kennen van pakweg M83. Wie de Waalse groep kent, weet dat dat niet het hele plaatje is, maar voor de leken was het wellicht een verrassing dat er plots twee man extra op het podium stormden die in razend Frans de set écht op gang rapten.

Dat ons Frans wat minder razend is, maakte weinig uit: ook zonder de woordenvloed bleef het onderkoelde geluid van Glauque, dat in het Frans iets betekent als grijsgroen, pal staan. Soms hoorden we kille pophouse à la Oscar and the Wolf, dan weer een morceau waar een beetje Roméo Elvis van gaat kwispelen. Dat de band zo sterk kon variëren binnen haar eigen geluid, had ze vooral te danken aan Louis Lemage, de hoofdrapper laten we maar zeggen, die in zijn witte T-shirt en al zijn gewonigheid de ideale frontman is voor dit kwintet: subtiel in het licht als het moet, rondspringend op de beat als het kan.

Zelf verwijzen de heren van Glauque naar de Franse band Odezenne als inspiratiebron en van hetgeen wij kennen is dat inderdaad de band die het dichtst bij hen in de buurt komt. Verder is het in Vlaanderen zoeken naar een groep die rapcombo, popband en dansorkest in één is. Met andere woorden, tijd dat ook deze kant van de taalgrens voor Glauque valt.

Als Velvet Negroni meer wil zijn dan ‘de protegé van’, moet hij dringend iets aan zijn performance doen (**)

Dan werk je mee aan de nieuwe plaat van Bon Iver, ontleen je je eigen hook aan een nummer van Kanye West en Kid Cudi en tour je langs arena’s als Madison Square Garden in het voorprogramma van Tame Impala, en nog sta je op een Brussels showcasefestival voor drie man en een paardenkop te spelen. Het is wat Velvet Negroni vrijdagavond in La Madeleine overkwam. En hij kon er niet mee lachen.

Velvet Negroni – Jeremy Nutzman voor de burgerlijke stand van Minneapolis – is nochtans meer dan ‘de protegé van Bon Iver en Kanye West’. Hij groeide op in een strikt evangelisch gezin zonder te weten wat popcultuur is, maar begon daarna aan een inhaalrace van jewelste. Met T.C.O.D. kwam hij in 2017 al eens aan het venster piepen, met opvolger Neon Brown – en dan vooral met de songs Wine green en Kurt Cobain, de betere brokken alternatieve r&b – gooide hij dit jaar nog hogere ogen.

Oké, ondanks zijn engelenstem houdt Velvet Negroni zijn r&b het liefst duister en lofi, wat een concert van hem niet altijd even instapklaar maakt. Maar het is toch vooral zijn belabberde performance die hem in La Madeleine de das om deed. Hij hield zijn rechterhand consequent op de rug terwijl hij zong, voelde zich niet te beroerd om middenin de songs zijn irritaties uit te schreeuwen en bedelde ongegeneerd om drugs bij het publiek. En dan beval hij zijn lichtman net voor halfweg ook nog eens om de zaal volledig te verduisteren. Maar Velvet Negroni kon ook in het pikdonker niet verstoppen dat hij er een boeltje van had gemaakt.

Scalping zindert na tot in uw hoofdhuid (****)

Als de organisatoren van Best Kept Secret spreken, dan luisteren wij, brave gitaarliefhebbers dat we zijn. De Nederlandse fijnproevers kregen net als Dour, Primavera en zo’n vijftien andere festivals de vraag om het talent van morgen te selecteren voor FiftyFifty Lab en kwamen op de proppen met Scalping, een kwintet uit Bristol dat handelt in stonertechno en onlangs het voorprogramma van Black Midi, met voorsprong de gitaarband van 2019, mocht spelen.

Of Scalping even hoge toppen zal scheren, weten we uiteraard nog niet, maar de vijf muzikanten, bij elkaar gepropt op het kleine podium van de AB Club, maakten in hun Belgische debuutshow alvast een verwoestende eerste indruk. Veertig minuten withete technopunk kregen we onder de neus geschoven, zonder pauze, bindteksten of andere halfzachte tierlantijnen. Gewoon geven, jassen en vlassen deden de Britten, met blote handen het braakland tussen Millionaire en The Prodigy omploegend tot onze scalp ervan tintelde. Zo’n groep waarvan je niet wist dat ze nodig was, maar waar je dan na van denkt: hoelang bestaat dit al en waar kan ik er een T-shirt van kopen?

En het visuele plaatje klopt dan óók nog eens. Op het scherm achter de koppensnellers doken futuristische waterplanten, psychedelische waanbeelden en beesten met twee ruggen op. De drummer ramde met de militaire precisie op kapotte cimbalen, de gitarist heeft de baard van een dakloze en onder het crimineel korte kapsel van de bassist pierde de hele show lang de blik van een straatboefje dat op het punt staat een handtas te pikken met de 83-jarige eigenares er nog aan. Als rechtvaardigheid bestaat, wordt Scalping de Black Midi van 2020.

Martha Da’ro zet de laatste stappen naar de status van Grote Belofte (***)

Vijf jaar geleden hadden wij iedereen die begon over een Belgische Lauryn Hill net niet uitgelachen, want uit welk hol van Pluto zou die in godsnaam moeten komen? Vandaag blijkt dat de miseducation toen compleet was en dat drie hartsvriendinnen een vriendschappelijke match uitvechten om de eretitel. Blu Samu was de eerste die met veel suave de neus aan het venster stak. Daarna volgde Miss Angel, die deze zomer schijnbaar vanuit het niets aardige sets op onder meer Werchter en Fire Is Gold speelde.

En dan is er nog Martha Da’ro, die zich na rollen in onder meer Black en Over water nu vierklauwens op haar muzikale carrière heeft gestort, los van haar vroegere band Soul’art. Op haar eerste ep is het nog wachten tot volgend jaar, maar dat houdt haar niet tegen om te barsten van te ambitie. Of zoals ze het zelf in Knack Focus verwoordde: ‘Als ik zeg dat ik voor meer bestemd ben, is dat geen egokwestie, maar oprecht geloof.’

Voor wie daar minder van overtuigd is, had Da’ro in een ramvolle L’archiduc een heel duidelijke boodschap: ‘Just shut the fuck up!‘ Ook de rest van haar songteksten liet niets aan de verbeelding over tot op een punt dat het zelfs wat drammerig werd. Dat werd dan weer mooi uitgebalanceerd door enkele straffe a-cappella-improvisaties, waar we ons een monkellachende Billie Holiday bij inbeeldden, ergens op een wolk in het hiernamaals. Verder kweet dj van dienst Susobrino, die gisteren al een fijne soloset afleverde in de Bonnefooi, zich uitstekend van zijn taak, ook al bleven de grootstedelijke beats die hij uit zijn draaitafels toverde, versierd met toefjes afropop, soms net iets te veel op de vlakte.

Geen vlekkeloze performance dus, maar wel een goeie. Dat oordeel baseren we vooral op singles Summer Blues en Sugarman, die live ontbolsterden tot volwassen grootstadssoul met een hiphoprandje. Nog één of twee van die sterke songs op de nieuwe ep en Da’ro mag zich voorbereiden op een toekomst als Grote Belofte.

Pongo leert Brussel wat kuduro is (****)

Vijftien was Pongo toen ze, op een auditie van het Portugese partysquad Buraka Som Sistema waar ze via-via was beland, een song over haar Angolese kindertijd bij elkaar improviseerde. Het nummer in kwestie zou Kalemba (Wegue Wegue) gaan heten en uitgroeien tot de grootste hit van Buraka Som Sistema. Even was Pongo wereldberoemd, tot Buraka haar de rug toekeerde en ze helemaal van de radar verdween. Elf jaar, een diploma en een dochter later maakt ze nu haar comeback als soloartieste.

‘Kennen jullie kuduro, Brussel?’ wilde notoir spring-in-’t-veld Pongo weten, nadat zij en haar tweekoppige band met Quem Mamda No Mic en Tambulaya al twee bommetjes hadden gedropt. Kuduro is een energiek soort muziek en dans dat ontstaan is in Pongo’s geboorteland Angola en later uitdijde naar Portugal, haar huidige thuisbasis. Niemand die de kneepjes van het kudurovak dus beter kent dan Pongo, al bleek in La Madeleine dat ze er ook maar wat graag dancehall, techno, house, pop en r&b door mengt. En kermisbeats, dat ook.

Een bevlogener, aanstekelijker en explosiever performer dan Pongo hebben we op deze eerste editie van FiftyFifty Lab ook niet gezien. Tijdens Chora liet ze het publiek een mondje Portugees en Kimbundu meezingen, bij aanvang van Kuzola gingen alle smartphone-lampjes de lucht in, en helemaal op het einde nodigde Pongo de halve zaal op het podium uit voor la grande final, een moordend feestelijk Wegue wegue. ‘This is your moment!’ beweerde Pongo, maar het was toch vooral het háre.

De nieuwe koningin van de hiphop en soul heet Harleighblu en zegt je m’en fou (***)

Harleighblu is 28, komt uit het Britse Nottingham, maakt neosoul, r&b en hiphop en heeft een strot om Erykah Badu tegen te zeggen. Al leunt haar geraspte, nét niet te schel klinkende stem misschien nog dichter aan bij die van Amy Winehouse. En haar je-m’en-foutisme op een podium al helemaal.

Harleighblu is namelijk niet op haar mondje gevallen, zo bleek ook in Brussel. In Present trok ze van leer tegen ‘my best friend who slept with my man’, Call ging over mansplaning en cat calling, en Queen Dem zong ze voor ’the women that don’t give a fuck’. Bij Harleighblu zijn songs niet zomaar songs, het zijn feministische pamfletten.

Al sinds 2013 timmert de Britse aan de weg, maar het is pas anno 2019 dat ze de wind écht in haar rug lijkt te hebben. Onlangs nog bracht Harleighblu She uit, een duoplaat met de hippe Franse producer en beatmaker Bluestaeb, ook al zo’n uitgesproken artiest, die in zijn eigen songs racisme, xenofobie en ‘antihelden’ als Donald Trump aanklaagt.

Bluestaeb was er in Brussel niet bij, maar Harleighblu, die een ninetiesoutfit inclusief glitter-Buffalo’s droeg, kon op FiftyFifty Lab wel bogen op een driekoppige band die zowel in jazzy r&b als in laidback hiphop bedreven was. En op die indrukwekkende stem van haar natuurlijk ook. ‘The new queen of hiphop soul‘, noemt BBC-dj MistaJam haar. In L’archiduc begrepen we waarom.

Glauque maakt spannende hiphop voor Franstaligen, et pour les Flamands la même chose (***)

Glauque begon in een vrijwel lege La Madeleine als een gewone elektropopband, met drie muzikanten op het podium die een epische intro brouwden zoals we die kennen van pakweg M83. Wie de Waalse groep kent, weet dat dat niet het hele plaatje is, maar voor de leken was het wellicht een verrassing dat er plots twee man extra op het podium stormden die in razend Frans de set écht op gang rapten.

Dat ons Frans wat minder razend is, maakte weinig uit: ook zonder de woordenvloed bleef het onderkoelde geluid van Glauque, dat in het Frans iets betekent als grijsgroen, pal staan. Soms hoorden we kille pophouse à la Oscar and the Wolf, dan weer een morceau waar een beetje Roméo Elvis van gaat kwispelen. Dat de band zo sterk kon variëren binnen haar eigen geluid, had ze vooral te danken aan Louis Lemage, de hoofdrapper laten we maar zeggen, die in zijn witte T-shirt en al zijn gewonigheid de ideale frontman is voor dit kwintet: subtiel in het licht als het moet, rondspringend op de beat als het kan.

Zelf verwijzen de heren van Glauque naar de Franse band Odezenne als inspiratiebron en van hetgeen wij kennen is dat inderdaad de band die het dichtst bij hen in de buurt komt. Verder is het in Vlaanderen zoeken naar een groep die rapcombo, popband en dansorkest in één is. Met andere woorden, tijd dat ook deze kant van de taalgrens voor Glauque valt.

Als Velvet Negroni meer wil zijn dan ‘de protegé van’, moet hij dringend iets aan zijn performance doen (**)

Dan werk je mee aan de nieuwe plaat van Bon Iver, ontleen je je eigen hook aan een nummer van Kanye West en Kid Cudi en tour je langs arena’s als Madison Square Garden in het voorprogramma van Tame Impala, en nog sta je op een Brussels showcasefestival voor drie man en een paardenkop te spelen. Het is wat Velvet Negroni vrijdagavond in La Madeleine overkwam. En hij kon er niet mee lachen.

Velvet Negroni – Jeremy Nutzman voor de burgerlijke stand van Minneapolis – is nochtans meer dan ‘de protegé van Bon Iver en Kanye West’. Hij groeide op in een strikt evangelisch gezin zonder te weten wat popcultuur is, maar begon daarna aan een inhaalrace van jewelste. Met T.C.O.D. kwam hij in 2017 al eens aan het venster piepen, met opvolger Neon Brown – en dan vooral met de songs Wine green en Kurt Cobain, de betere brokken alternatieve r&b – gooide hij dit jaar nog hogere ogen.

Oké, ondanks zijn engelenstem houdt Velvet Negroni zijn r&b het liefst duister en lofi, wat een concert van hem niet altijd even instapklaar maakt. Maar het is toch vooral zijn belabberde performance die hem in La Madeleine de das om deed. Hij hield zijn rechterhand consequent op de rug terwijl hij zong, voelde zich niet te beroerd om middenin de songs zijn irritaties uit te schreeuwen en bedelde ongegeneerd om drugs bij het publiek. En dan beval hij zijn lichtman net voor halfweg ook nog eens om de zaal volledig te verduisteren. Maar Velvet Negroni kon ook in het pikdonker niet verstoppen dat hij er een boeltje van had gemaakt.

Scalping zindert na tot in uw hoofdhuid (****)

Als de organisatoren van Best Kept Secret spreken, dan luisteren wij, brave gitaarliefhebbers dat we zijn. De Nederlandse fijnproevers kregen net als Dour, Primavera en zo’n vijftien andere festivals de vraag om het talent van morgen te selecteren voor FiftyFifty Lab en kwamen op de proppen met Scalping, een kwintet uit Bristol dat handelt in stonertechno en onlangs het voorprogramma van Black Midi, met voorsprong de gitaarband van 2019, mocht spelen.

Of Scalping even hoge toppen zal scheren, weten we uiteraard nog niet, maar de vijf muzikanten, bij elkaar gepropt op het kleine podium van de AB Club, maakten in hun Belgische debuutshow alvast een verwoestende eerste indruk. Veertig minuten withete technopunk kregen we onder de neus geschoven, zonder pauze, bindteksten of andere halfzachte tierlantijnen. Gewoon geven, jassen en vlassen deden de Britten, met blote handen het braakland tussen Millionaire en The Prodigy omploegend tot onze scalp ervan tintelde. Zo’n groep waarvan je niet wist dat ze nodig was, maar waar je dan na van denkt: hoelang bestaat dit al en waar kan ik er een T-shirt van kopen?

En het visuele plaatje klopt dan óók nog eens. Op het scherm achter de koppensnellers doken futuristische waterplanten, psychedelische waanbeelden en beesten met twee ruggen op. De drummer ramde met de militaire precisie op kapotte cimbalen, de gitarist heeft de baard van een dakloze en onder het crimineel korte kapsel van de bassist pierde de hele show lang de blik van een straatboefje dat op het punt staat een handtas te pikken met de 83-jarige eigenares er nog aan. Als rechtvaardigheid bestaat, wordt Scalping de Black Midi van 2020.

Martha Da’ro zet de laatste stappen naar de status van Grote Belofte (***)

Vijf jaar geleden hadden wij iedereen die begon over een Belgische Lauryn Hill net niet uitgelachen, want uit welk hol van Pluto zou die in godsnaam moeten komen? Vandaag blijkt dat de miseducation toen compleet was en dat drie hartsvriendinnen een vriendschappelijke match uitvechten om de eretitel. Blu Samu was de eerste die met veel suave de neus aan het venster stak. Daarna volgde Miss Angel, die deze zomer schijnbaar vanuit het niets aardige sets op onder meer Werchter en Fire Is Gold speelde.

En dan is er nog Martha Da’ro, die zich na rollen in onder meer Black en Over water nu vierklauwens op haar muzikale carrière heeft gestort, los van haar vroegere band Soul’art. Op haar eerste ep is het nog wachten tot volgend jaar, maar dat houdt haar niet tegen om te barsten van te ambitie. Of zoals ze het zelf in Knack Focus verwoordde: ‘Als ik zeg dat ik voor meer bestemd ben, is dat geen egokwestie, maar oprecht geloof.’

Voor wie daar minder van overtuigd is, had Da’ro in een ramvolle L’archiduc een heel duidelijke boodschap: ‘Just shut the fuck up!‘ Ook de rest van haar songteksten liet niets aan de verbeelding over tot op een punt dat het zelfs wat drammerig werd. Dat werd dan weer mooi uitgebalanceerd door enkele straffe a-cappella-improvisaties, waar we ons een monkellachende Billie Holiday bij inbeeldden, ergens op een wolk in het hiernamaals. Verder kweet dj van dienst Susobrino, die gisteren al een fijne soloset afleverde in de Bonnefooi, zich uitstekend van zijn taak, ook al bleven de grootstedelijke beats die hij uit zijn draaitafels toverde, versierd met toefjes afropop, soms net iets te veel op de vlakte.

Geen vlekkeloze performance dus, maar wel een goeie. Dat oordeel baseren we vooral op singles Summer Blues en Sugarman, die live ontbolsterden tot volwassen grootstadssoul met een hiphoprandje. Nog één of twee van die sterke songs op de nieuwe ep en Da’ro mag zich voorbereiden op een toekomst als Grote Belofte.

Pongo leert Brussel wat kuduro is (****)

Vijftien was Pongo toen ze, op een auditie van het Portugese partysquad Buraka Som Sistema waar ze via-via was beland, een song over haar Angolese kindertijd bij elkaar improviseerde. Het nummer in kwestie zou Kalemba (Wegue Wegue) gaan heten en uitgroeien tot de grootste hit van Buraka Som Sistema. Even was Pongo wereldberoemd, tot Buraka haar de rug toekeerde en ze helemaal van de radar verdween. Elf jaar, een diploma en een dochter later maakt ze nu haar comeback als soloartieste.

‘Kennen jullie kuduro, Brussel?’ wilde notoir spring-in-’t-veld Pongo weten, nadat zij en haar tweekoppige band met Quem Mamda No Mic en Tambulaya al twee bommetjes hadden gedropt. Kuduro is een energiek soort muziek en dans dat ontstaan is in Pongo’s geboorteland Angola en later uitdijde naar Portugal, haar huidige thuisbasis. Niemand die de kneepjes van het kudurovak dus beter kent dan Pongo, al bleek in La Madeleine dat ze er ook maar wat graag dancehall, techno, house, pop en r&b door mengt. En kermisbeats, dat ook.

Een bevlogener, aanstekelijker en explosiever performer dan Pongo hebben we op deze eerste editie van FiftyFifty Lab ook niet gezien. Tijdens Chora liet ze het publiek een mondje Portugees en Kimbundu meezingen, bij aanvang van Kuzola gingen alle smartphone-lampjes de lucht in, en helemaal op het einde nodigde Pongo de halve zaal op het podium uit voor la grande final, een moordend feestelijk Wegue wegue. ‘This is your moment!’ beweerde Pongo, maar het was toch vooral het háre.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content