Het laatste Knack Focus-interview met Ennio Morricone: ‘Ik ben een product van de hele muziekgeschiedenis’
Ennio Morricone is op 91-jarige leeftijd overleden. Wij zochten de legendarische filmmuziekmaestro in 2015 op in zijn riante stulp in Rome. ‘Altijd maar weer die westerns! Letten jullie journalisten wel op?’
Hij geeft niet vaak interviews, maar als het er dan toch eens van komt, verloopt het gesprek volgens een strikt protocol. Vooreerst is het aangewezen het gesprek niet te openen met een vraag over de klassieke westerns van Sergio Leone, die Morricone van muziek voorzag, zoals A Fistful of Dollars (1964), The Good, the Bad and the Ugly (1966 ), Once Upon a Time in the West (1968). Evenmin wil hij weten van de term ‘spaghettiwesterns’: hij beschouwt ‘spaghetti’ in die combinatie als een denigrerend voorvoegsel. En spreek in zijn bijzijn liever niet van ‘soundtracks’, want de heer des huizes verkiest zijn kunst consequent ‘filmmuziek’ te noemen. Simpel.
Hij ontvangt ons in zijn oude palazzo in hartje Rome, in een somptueuze zeventiende-eeuwse woonkamer met indrukwekkend uitzicht op de Piazza Venezia. Het straatlawaai van de Italiaanse hoofdstad wordt geweerd door dubbele ramen. Binnen is het een gezellige, grootburgerlijke wanorde van antieke meubelen, abstracte schilderijen en natuurlijk een piano.
‘De heer Morricone hecht veel belang aan zijn privacy. Vraag hem liever niet om te poseren voor foto’s en verplaats onder geen beding de meubelstukken in zijn vertrekken’, zo staat het in de richtlijnen van Morricone’s management die ons per e-mail bereikten.
Dit is zijn thuis, zijn geboortehuis zelfs: hier kwam Ennio Morricone in 1928 ter wereld. En ook al heeft Hollywood hem ooit verblijfsvergunningen en riante villa’s aangeboden, en ook al heeft hij – buiten elke belangrijke Italiaanse cineast na Fellini – samengewerkt met ongeveer alle Amerikaanse topregisseurs, van Brian De Palma tot Terrence Malick: Rome is en blijft zijn decor, zijn ziel en zijn wezen, zijn eeuwige stad.
De 87-jarige legende is naar verluidt een beetje nerveus. Wanneer we hem spreken, is hij alweer druk in de weer met de voorbereidingen van een grootschalige concerttournee, die op 20 februari al halt hield in het Sportpaleis in Antwerpen, en op 25 en 26 juni op het Sint-Pietersplein in Gent. Daar zal hij het Belgische publiek vergasten op een best of, ter ere van zijn zestigjarige carrière als componist, met een volledig symfonisch orkest en koor – en hopelijk niet al te veel rugklachten. Verwacht niet alleen de klassieke stukken uit de Leonewesterns en composities uit niet minder dan zeven Oscarwinnende films, maar ook lange flarden uit zijn recente samenwerking met de Italiaanse regisseur Giuseppe Tornatore voor het nog te verschijnen drama La corrispondenza.
Eén ding nog: hoe spreekt men Ennio Morricone eigenlijk aan? Ook daar bestaan instructies voor: ‘Zeg maar gewoon maestro.’ Eigenlijk niet meer dan de beleefde aanspreekvorm voor een dirigent, maar in het geval van Morricone is het ondertussen ook een gepaste eretitel geworden.
Maestro, wat drijft u om nog zo vaak en zo lang voor een concertpubliek te staan, op uw gezegende leeftijd?
ENNIO MORRICONE: ‘Ach, weet u, als ik filmmuziek maak met een orkest in de studio, dan werk ik doorgaans negen uur per dag. Daarmee vergeleken valt twee uur dirigeren eigenlijk nog best mee. Maar toch, wanneer ik aan het opnemen ben en iets mislukt, kan ik het gewoon opnieuw doen. Dat gaat niet wanneer er een publiek van tienduizend man voor je staat. Er is dus meer spanning, ik ben een beetje nerveuzer en dieper geconcentreerd.’
Hij zit wat onderuitgezakt in een brede fauteuil. Van achter zijn grote brilmontuur kijkt hij ons intimiderend streng aan. Met zijn zwart-wit gestreepte polo en donkere broek heeft hij meer weg van een chef op een boekhoudkantoor dan van de bekendste filmcomponist van de twintigste en eenentwintigste eeuw.
Hij vertelt dat voor hem elke dag nog altijd begint met het schrijven van muziek. De teller staat inmiddels op ruim 400 soundtracks – pardon: filmcomposities. Morricone, zoon van een trompettist, begon naar eigen zeggen met componeren op zesjarige leeftijd. Op zijn twaalfde studeerde hij al aan het conservatorium van Rome.
Wanneer wist u dat filmmuziek schrijven uw roeping was?
MORRICONE: ‘Ik heb dat niet op een goede dag beslist. Ik had gewoon geld nodig, en dacht dat het geen kwaad zou kunnen ook een beetje filmmuziek te schrijven. Maar ik heb er nooit om gebedeld. Ik had daarvoor al best veel gewerkt voor orkesten en voor radio en televisie. Luciano Salce was de eerste regisseur die me belde (voor de oorlogsfilm Il federale uit 1961, nvdr.). Hij dacht dat ik bekwaam genoeg was, dat ik het wel zou kunnen. Vanaf toen heb ik geprobeerd dit beroep zo goed mogelijk uit te oefenen.’
‘Ik heb nooit gezegd dat Tarantino mijn muziek ‘incoherent’ gebruikt heeft. Wij hadden helemaal geen ruzie!’
U bent een inspiratiebron voor velen. Maar welke componist heeft ú het meest beïnvloed?
MORRICONE: ‘Ik ben een product van de hele muziekgeschiedenis. Er is niet één specifieke inspiratiebron geweest. Uiteraard heb ik altijd geprobeerd mijn persoonlijkheid te ontwikkelen: mijn techniek, mijn signatuur, wat ik kan en waar ik goed in ben. Dat is een grote verantwoordelijkheid tegenover de geschiedenis.’
Nee, Morricone is niet dol op interviews, maar hij neemt ze wel serieus. Meerdere keren vraagt hij om een vraag wat beter uit te leggen. ‘De maestro wordt niet graag herinnerd aan de oorlog’, stond ook in de syllabus met richtlijnen. Dat lijkt ook van toepassing op de hits die hij scoorde met zijn muziek voor de spaghettiwesterns – excuseer ‘westerns’ – van zijn schoolvriend Sergio Leone, en zijn daaropvolgende internationale doorbraak.
Wanneer we vragen of hij nooit bang was om in een hokje te worden geduwd – de go-to-guy als je muziek nodig hebt voor een cowboyfilm – ontploft hij: ‘Ik vind het héél vervelend dat mensen, of liever: journalisten, me blijven lastigvallen over die paar westerns. Letten die lui eigenlijk wel op? Ik heb muziek gecomponeerd voor ongeveer vijfhonderd films, en westerns maken daar maar een klein deel van uit, namelijk 8 procent. Ik ben heel kwaad op journalisten die desinformatie verspreiden over mijn werk, dat veel en veel breder is dan dat.’
Excuses, maestro. Waarom blijft u in uw concertprogramma dan uitpakken met de Leone-hits, en hebt u voor het eerst in 45 jaar opnieuw muziek gemaakt voor een western, meer bepaald voor Quentin Tarantino’s The Hateful Eight?
MORRICONE: ‘Hij heeft me erom gevraagd! En hij heeft stevig moeten aandringen. En ook wel omdat het een atypische western is. Ik hou van atypische westerns.’
Twee jaar geleden was er nog ruzie tussen u beiden, toen u Tarantino bekritiseerde omdat hij uw muziek ‘op een incoherente manier’ had gebruikt in Django Unchained (2012). Bent u weer vrienden?
MORRICONE: (kwaad) ‘Wij hadden helemaal geen ruzie! Ik heb Tarantino nooit op die manier bekritiseerd! Volgens mij begrijpen journalisten vaak niet wat ik zeg. Ik spreek uitsluitend Italiaans, dus misschien ligt het aan de vertalingen. Eén keer heb ik Tarantino eens op zijn donder gegeven, over één specifieke scène, maar over het algemeen vind ik net dat hij de muziek altijd op een fantastische manier gebruikt in zijn films, en dat hij die wonderwel in de scènes weet te integreren.’
U hebt samengewerkt met alle mogelijke filmreuzen: Bernardo Bertolucci, Pedro Almodóvar, Oliver Stone, Dario Argento, William Friedkin, John Carpenter – het zijn er te veel om op te noemen. Hoe belangrijk is de regisseur voor de componist van filmmuziek?
MORRICONE: ‘Het is natuurlijk heel belangrijk dat een regisseur ook iets van muziek kent, dat hij muziek begrijpt. Hij is het creatieve brein. Sommige regisseurs begrijpen alleen de technische kant van filmmuziek, terwijl het ook om de emoties draait. Filmmuziek heeft een expressieve en dienende functie: vertellen wat in de dialogen niet gezegd wordt en tonen wat in de beelden niet getoond wordt. Het is mogelijk dat de regisseur en ik niet op dezelfde golflengte zitten. Dan moet de componist een compromis zien te vinden tussen zijn vakkennis en zijn overtuiging, en de communicatie met de regisseur. Op je eigen intuïtie vertrouwen, is altijd een goed vertrekpunt, zeker op mijn leeftijd.’
Gaat u nog regelmatig in conflict met regisseurs?
MORRICONE: ‘Uiteraard. Ik moet natuurlijk mijn best doen tegenover de regisseur, proberen te begrijpen waar hij naartoe wil, maar omgekeerd moet hij dat ook in mijn richting doen. Het is mogelijk dat er dan moeilijkheden ontstaan. Dat is zelfs niet per se slecht. Conflict kan ook tot iets positiefs leiden, tot een beter resultaat. Het is een kwestie van verantwoordelijkheid.’
Tegenwoordig zeg ik vaker neen. Dat kan ik me na vijfhonderd films wel permitteren.
Hoe kijkt u terug op uw hoogdagen, de arbeidsintensieve tijden waarin u tot twintig filmpartituren per jaar schreef?
MORRICONE: ‘Twintig partituren per jaar? Dat wordt wel gezegd, maar het klopt niet, hoor. Een film komt zelden uit in hetzelfde jaar waarin ik de muziek heb gecomponeerd. Soms heeft een film twee of drie jaar op zijn release liggen wachten. Tegenwoordig zeg ik veel vaker nee tegen aanbiedingen. Ik ben selectiever, ik weeg mijn samenwerkingen meer af en denk beter na over projecten. Dat mag ik me na vijfhonderd films wel permitteren, vind ik.’
Wordt u soms toch nog aangenaam verrast door een opdracht?
MORRICONE: ‘Ja, hoor. Tarantino was zo’n aangename verrassing. Hij had me al eerder gevraagd, maar het kwam nooit goed uit, ik was telkens te druk bezig met andere dingen. Ik ben oprecht blij dat het er uiteindelijk toch van gekomen is.’
U hebt onlangs de muziek van een mis gecomponeerd, speciaal voor paus Franciscus. Spreek ik hier met een politiek of religieus geëngageerd man?
MORRICONE: (lacht) ‘Dat zou ik niet durven te beweren. Het is gewoon een deel van mijn werk: elke componist componeert wel eens een mis of een liturgisch werk. Ik had dit stuk al eerder geschreven voor The Mission, die film over de jezuïeten in koloniaal Zuid-Amerika. Nu werd ik gevraagd door de rector van de jezuïeten in Rome, padre Libanore, om tweehonderd jaar na de hervorming van zijn orde een speciale mis te componeren. Ik had dat werk nog liggen, en we hebben nu een paus die jezuïet is, dus het plaatje klopte: ik heb het bestaande stuk aan de paus opgedragen en klaar.’
Kent u de World Soundtrack Awards?
MORRICONE: (denkt na) ‘Nee, die ken ik niet.’
Dat zijn de prijzen voor beste filmmuziek, die jaarlijks uitgereikt worden tijdens het Film Fest Gent, in België.
MORRICONE: ‘Ach zo, interessant, maar ik denk dat onze tijd erop zit.’
Grazie mille, maestro.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Dit artikel is verschenen in Knack Focus van 23/12/2015, naar aanleiding van Quentin Tarantino’s The Hateful Eight, waarvoor Morricone de Oscarwinnende soundtrack componeerde.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier