Eric ‘Slowhand’ Clapton wordt 75: de bluespionier die méér wil zijn dan een gitaarheld

Eric Clapton in 2007 © belga

Eric Clapton is zonder twijfel één van de invloedrijkste gitaristen uit de rockgeschiedenis. Hij heeft wereldwijd ruim honderd miljoen platen verkocht en er staan meer dan drieduizend concerten op zijn teller. Toch weet de man, die vandaag 75 wordt, nog steeds niet van ophouden.

Omstreeks 2015 – hij is dan zeventig- kondigt Clapton aan dat hij het toeren wil opgeven, omdat hij last heeft van allerlei ouderdomskwalen, waaronder perifere neuropathie, een pijnlijke aandoening veroorzaakt door zenuwschade, die reizen voor hem tot een hel maakt. ‘Het is alsof iemand voortdurend elektrische schokken door je benen jaagt’, verklaart hij aan de pers. Drie jaar later laat hij weten dat hij stilaan doof wordt. En toch heeft hij voor volgend voorjaar weer een Europese tournee in de steigers staan, die hem op 9 juni 2021 ook naar het Antwerpse Sportpaleis zal brengen.

Dat Eric Clapton een veelzijdige muzikant is, mag blijken uit de vele legendarische bands waar hij de voorbije zestig jaar zijn stempel op heeft gedrukt. Sinds de vroege jaren 1960 behoort hij tot de voornaamste blanke bluespioniers. Hoewel hij in de loop van zijn carrière diverse soorten muziek heeft geëxploreerd, blijft hij een overtuigde vaandeldrager van het genre. Ook vandaag zweert Slowhand nog altijd bij de emotionele kracht en eerlijkheid van de zwarte muziek uit de Mississippidelta én de moderne, elektrische variant die in Chicago werd ontwikkeld door Muddy Waters, Buddy Guy en, zijn absolute favoriet, B.B. King. Naar die artiesten luisteren beschouwt Clapton als een ‘spirituele ervaring’.

Voor een working class kid uit Ripley, een dorpje in de East Midlands, is muziek een reddingsboei. Hij groeit op in de waan dat zijn grootouders eigenlijk zijn ouders zijn en dat zijn biologische moeder, die hem op haar zestiende ter wereld heeft gebracht, zijn oudere zus is. Wanneer hij op zijn negende de ware toedracht ontdekt, blijkt ma Patricia niet bereid haar moederrol op te nemen. Clapton zal zijn latere verslavingen aan drugs en alcohol altijd met die afwijzing blijven associëren.

Bluespurist

In 1963, op zijn negentiende, treedt de jonge gitarist toe tot The Yardbirds, een r&b-band die in hetzelfde circuit opereert als The Rolling Stones. Maar wanneer de groep de poptoer op gaat met For Your Love, houdt bluespurist Eric Clapton het voor bekeken. ‘Iedereen wilde zo snel mogelijk een top-tienhit scoren, maar intuïtief besefte ik dat het succes me alleen zou afleiden van wat voor mij belangrijk was: leren van de échte meesters en zo goed mogelijk worden’, zegt hij. ‘Zelfs als adolescent had ik al een hekel aan alles wat naar showbiz zweemde. Ik wist meteen of iets uit liefde of om het geld was gemaakt. I wanted my music to be real.’

Als een fan de kreet ‘Clapton is God’ op de muur van een Londens metrostation kalkt en talloze anderen dat voorbeeld volgen, wordt het sterrendom onafwendbaar.

Zijn overstap naar John Mayalls Bluesbreakers in ’65 is dan ook cruciaal. Clapton ontwikkelt er zijn eigen toon en stijl als gitarist, wordt een toonbeeld van souplesse, frasering en dynamiek en legt een opmerkelijke virtuositeit aan de dag. Toch primeert bij hem het gevoel altijd op de techniek: ‘Ik zie blues spelen als de meest voor de hand liggende manier om vreugde en tegenspoed over te brengen.’ Aangezien hij in zijn leven een vaderfiguur mist, wordt muziek de plek waar hij op zoek gaat naar wijsheid en maturiteit, maar ook naar ironie.

Zijn strapatsen op de snaren blijven niet onopgemerkt: als een fan de kreet ‘Clapton is God’ op de muur van een Londens metrostation kalkt en talloze anderen dat voorbeeld volgen, wordt het sterrendom onafwendbaar, al voelt de gitarist zich behoorlijk ongemakkelijk bij zoveel idolatrie. ‘Het was een loze slogan waar ik niets van mezelf in herkende. Al die superlatieven hingen als een molensteen om mijn nek.’

Supergroep

Met het powertrio Cream, waar ook zanger-bassist Jack Bruce en jazzdrummer Ginger Baker deel van uitmaken, zal Eric Claptons legendarische status nog vergroten. Het wordt één van de eerste ‘supergroepen’, die de blues van Buddy Guy, Skip James, Willie Dixon, Robert Johnson en Howlin’ Wolf koppelt aan potige, psychedelische rock met lange, geïmproviseerde solo’s. Het gezelschap legt het fundament voor wat uiteindelijk zal uitgroeien tot heavy metal, maar is na drie jaar al opgebrand. ‘Het probleem was dat we geen leider hadden’, legt Clapton uit. ‘We waren drie solisten met een groot ego, we bedienden ons gulzig van geestverruimende drugs, maar van enige cohesie was geen sprake.’ De gitarist wordt in die dagen in één adem genoemd met Jimi Hendrix, met wie hij goede maatjes is. ‘Competitie in muziek heb ik nooit begrepen’, vertelt hij. ‘We deelden gewoon dezelfde passie.’

Slowhand speelt de snijdende gitaarsolo op While My Guitar Gently Weeps van The Beatles, is te horen aan de zijde van John Lennon en Frank Zappa, maar na Cream heeft hij de buik vol van pseudo-virtuositeit: hij verlangt ernaar in kleine, intieme zalen te spelen er richt daartoe, met Steve Winwood, de groep Blind Faith op. Wanneer het gezelschap in de VS geacht wordt stadions met 20.000 toeschouwers aan te doen, is voor Eric Clapton de lol eraf. Hij duikt onder als sideman bij Delaney & Bonnie, waar hij ontdekt dat hij méér wil zijn dan een gitaarheld. Hij wil zich waar maken als zanger en songwriter en in zijn hang naar anonimiteit richt hij Derek & The Dominos op.

De band, met als speciale gast gitarist Duane Allman die Clapton als een muzikale broer beschouwt, is misschien wel de beste waar hij ooit mee is opgetrokken. De Brit is inmiddels smoorverliefd geworden op Patti Boyd, de vrouw van zijn beste vriend George Harrison, en voor haar schrijft hij de klassieker Layla, misschien wel zijn meest passionele lovesong ooit. Als zijn liefde onbeantwoord blijft, verliest ‘Derek’ Clapton zich in een zware heroïneverslaving. Door zijn rusteloze natuur zijn ook The Dominos geen lang leven beschoren. Niettemin levert hun enige studioplaat enkele tijdloze nummers op, waaronder Bell Bottom Blues en Why Does Love Got To Be So Sad?

Alcohol

Omstreeks 1970 begint Eric Clapton aan een solocarrière. Die verloopt met ups en downs, maar de man toont zich wél altijd bijzonder gul voor de artiesten die hij bewondert. Zo scoort hij hits met After Midnight en Cocaine van de op dat moment nog schromelijk ondergewaardeerde J.J. Cale, wat de artiest uit Oklahoma voldoende financiële armslag bezorgt om een rustig leventje te blijven leiden. Met zijn versie van I Shot the Sherrif, meteen zijn enige Amerikaanse nummer-één, weet Clapton ook reggaezanger Bob Marley richting mainstream te katapulteren. Samen met de mensenschuwe minimalist Cale neemt hij later, in 2006, overigens nog de lp The Road to Escondido op, omdat hij nu eenmaal graag samenspeelt met muzikanten die hem hebben beïnvloed.

‘Het is altijd een gok’, zegt hij daarover. ‘Maar zo’n alliantie dwingt me verder te gaan dan wat ik al ken. De muziekgeschiedenis wordt geschreven door artiesten die niet bang zijn een stapje in het onbekende te zetten’.

Eric Clapton mag zijn reputatie dan te danken hebben aan zijn gitaarspel, zijn solosucces heeft evenveel met zijn stem te maken. Als bewonderaar van The Band evolueert hij steeds meer naar relaxte liedjesplaten, zoals 461 Ocean Boulevard (’74), met fraaie folkpoptracks als Let It Grow of Please Be With Me. ‘Eenvoud boven alles’, luidt zijn nieuwe lijfspreuk. Ook Slowhand (’77), met de voor Patti Boyd geschreven ballad Wonderful Tonight, en het met Ry Cooder ingeblikte Money and Cigarettes (’83) behoren tot zijn beste werk als kleine zelfstandige. Tegelijk wordt Clapton echter steeds zelfdestructiever. Zijn alcoholverbruik neemt zorgwekkende proporties aan. Dagelijks maakt hij gemiddeld drie flessen wodka of cognac soldaat, terwijl zijn lunch doorgaans beperkt blijft tot een mespunt cocaïne. ‘Het enige dat me ervan weerhoudt uit het leven te stappen, is de wetenschap dat ik dan niet meer zal kunnen drinken’, noteert hij later in zijn autobiografie.

Racisme

In 1976 veroorzaakt Clapton op een podium in Birmingham opschudding met denigrerende, ronduit racistische opmerkingen aan het adres van mensen met een getinte huidskleur. Hij prijst het extreemrechtse parlementslid Enoch Powell en waarschuwt ervoor dat Groot-Brittannië ‘een zwarte kolonie’ wordt. ‘Dit land moet voorbehouden blijven aan blanken’, raaskalt hij. Zijn controversiële uitspraken vormen de directe aanleiding voor de opkomst van de Rock Against Racism-beweging en zijn voor Eric Clapton een voorwerp van diepe schaamte, zo blijkt uit de weinig verhullende documentaire Life in 12 Bars (2017) van Lili Fini Zanuck. Het pleit voor de artiest dat hij die pijnlijke episode niet heeft laten censureren: ‘Ik begrijp niet hoe ik ooit zo laag ben gevallen. De helft van mijn vrienden was immers zwart, ik had een relatie met een zwarte vrouw en heb zwarte muziek altijd een warm hart toegedragen. Door mijn verslavingen saboteerde ik alles wat ik deed.’

Vervolgens wordt Clapton verguisd door de punkgeneratie. ‘Een schok, want punk was een poging om het verleden, en dus ook de wortels van de rockmuziek, uit te wissen. Dat ging lijnrecht in tegen mijn gevoel voor traditie. Ik vind het belangrijk te tonen waar de dingen vandaan komen. Ik heb nooit begrepen waar al die woede en haat vandaan kwamen’. Toch geeft de gitarist toe dat hij, op artistiek vlak, soms uitverkoop heeft gehouden. ‘Ik heb wel eens songs opgenomen die ik niet goed vond, gewoon omdat ik dacht dat ze de kassa zouden doen rinkelen. Fout, natuurlijk.’

Armani

Na haar scheiding van George Harisson trouwt fotomodel Patti Boyd alsnog met Eric Clapton, al houdt het huwelijk slechts negen jaar stand. De muzikant bedriegt haar achtereenvolgens met Yvonne Khan Kelly -het stel heeft samen een dochter- en met de Italiaanse Lory Del Santo met wie hij een zoontje krijgt. Conor zal op vierjarige leeftijd te pletter storten als hij uit het raam valt van zijn moeders appartement in New York. Clapton verwerkt zijn verdriet in de song Tears in Heaven, die te horen is op de bestseller Unplugged (’92). De plaat schuift 26 miljoen keer over de toonbank en zet de slabakkende carrière van de artiest definitief weer op de rails. Een jaar eerder ontsnapt de gitaargod nog op het nippertje aan de dood, als hij, na een optreden in Wisconsin, zijn plaats in een helicopter naar Chicago afstaat aan Stevie Ray Vaughan. Het toestel stort neer en geen enkele inzittende overleeft de crash.

Was het met de muziek niet gelukt, dan was ik wel metser of stukadoor geworden – Eric Clapton

Vandaag heeft Eric Clapton 21 studioplaten en 14 live-collecties op zijn naam staan. Die zijn wisselend van kwaliteit. Niettemin blijft de inmiddels in Armanipakken gehulde muzikant met met glad geproducete, bezadigde maar consistente langspelers als Journeyman, Pilgrim, Reptile en I Still Do een trouw publiek bedienen. Tussendoor keert hij regelmatig terug naar zijn eerste liefde, de blues, met From the Cradle, Me and Mr Johnson en Sessions For Mr J. Sinds 2001 is Clapton getrouwd met de ruim dertig jaar jongere Melia McEnery, met wie hij drie dochters heeft, en plooit hij zich steeds verder terug op het gezinsleven.

Op zijn 75ste blijft Claptons status als superster onaangetast. Dat neemt niet weg dat de man zich in interviews doorgaans nederig, bescheiden en ontwapenend eerlijk opstelt. Zo omschrijft hij zichzelf afwisselend als ‘meester van het cliché’, waterdrager en muzikale reisgezel: ‘Ik probeer enkel de fakkel brandend te houden’. De artiest is zeker niet gespeend van zelfspot. ‘Het is een strategie die mij belet me belangrijker te voelen dan ik ben’, vertelt hij. ‘Per slot van rekening ben ik gewoon een ambachtsman. Was het met de muziek niet gelukt, dan was ik wel metser of stukadoor geworden’.

De citaten van Eric Clapton zijn afkomstig uit interviews met Mojo, Uncut, Rolling Stone, The Daily Mail, Popmatters, Classic Rock, NME en The Daily Beast.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content