De fuck it-plaat van Tame Impala: ‘Ik ben klaar met me te verbergen’

Jonas Boel
Jonas Boel Jonas Boel is medewerker van Knack Focus

Kevin Parker is eindelijk klaar met The Slow Rush, het nieuwe Tame Impala-album, waarme hij u diets wil maken dat hij klaar is met zich te verstoppen. ‘Ik ben niet meer zo sociaal incapabel als vroeger.’

‘Ik ben blij dat ik nu, in deze boeiende tijden leef’, zegt Kevin Parker ergens halverwege het interview. Dat klinkt enigszins verrassend uit de mond van iemand die zichzelf eerder een ‘chronische nostalgiejunk’ heeft genoemd en zijn muziekcarrière is begonnen met stevig naar de sixties en seventies meurende psychedelische gitaarrock.

Het houdt wel steek: alleen in deze tijden kan een introverte studiokluizenaar, een slonzige stoner afkomstig uit een van de meest geïsoleerde steden op de planeet (Perth, aan de Australische westkust) uitgroeien tot een van de meest onwaarschijnlijke popmuzikanten ter wereld. Alleen in deze tijden kan een sociaal onaangepaste, zelfverklaarde loner uitgroeien tot een van de grootste festivalacts, gecoverd worden door Rihanna en voor samenwerkingen gevraagd worden door megasterren als Lady Gaga of rappers als Travis Scott.

‘Ik weet het, ik heb een raar leven’, grijnst Parker terwijl hij zichzelf een glas sinaasappelsap uitschenkt. We zitten vier verdiepingen hoog in een hotelsuite die uitkijkt op een van de Amsterdamse grachten. Met zijn afgewassen T-shirt, zijn pastelkleurige, pluizige cardigan, zijn gebleekte jeans en zijn typische net-uit-bedlook lijkt Parker eerder op zijn plaats in een van de vele coffeeshops hier in de buurt, waar hij probleemloos zou kunnen opgaan in de clientèle en het interieur.

Hello, it’s Mick here”: zo ging het dus echt, hè. En wanneer Mick Jagger himself aan de lijn hangt, kun je onmogelijk neen zeggen.

Hij oogt eigenlijk exact hetzelfde als die eerste keer toen we hem een dictafoon onder neus duwden, in de backstage van Pukkelpop. Maar toen was Parker een nerveuze, schuchtere verschijning die moeite had om uit te leggen dat Tame Impala in feite geen groep was maar zijn eenmansproject en dat hij zich als perfectionist geenszins kon verzoenen met het etiket lofi dat destijds op zijn debuutalbum Innerspeaker (2010) werd geplakt.

***

Nu, bijna tien jaar later, maakt de Australiër wél oogcontact en hangt hij er ontspannen bij in de sofa. De status van vrijblijvende retroact heeft Parker al lang, met name sinds het wereldwijde succes van Currents (2015), van zich afgeschud. En met het nieuwe The Slow Rush wil hij zijn publiek diets maken dat hij nu echt helemaal klaar is met zich te verstoppen. Het is zijn meest clubby én spacey album tot nu toe en zijn bizarste verzameling songs. Nummers ontsporen vrijwillig richting Bee Gees, Michael Jackson en – volgens hemzelf – stadionrock genre Meat Loaf, maar zijn nog steeds diep in Parkers liefde voor psychedelica geworteld – inclusief panfluiten. Misschien wel voor het eerst klinkt Tame Impala alsof Kevin Parker zich in de studio vooral wilde amuseren.

‘Fijn, dan ben ik in mijn opzet geslaagd’, zegt hij. ‘Het is sowieso de meest afwisselend klinkende plaat die ik al gemaakt heb, omdat ik mezelf deze keer niet heb opgelegd om goed na te denken over hoe het allemaal in elkaar moet passen. Het ene moment een housetrack, om daarna diep in de progrock duiken, zomaar? Dat hoorde niet, dat kón ik vroeger niet. Deze keer dacht ik: “Fuck it, gewoon doen.” Dit is mijn fuck it-plaat. (lacht) Na meer dan tien jaar heb ik er vrede mee dat welke weg Tame Impala ook inslaat, wat ik ook doe, het altijd zal klinken als ik. Clubby of niet clubby, veel gitaren of massa’s synths, at the end of the day, it’s just me. Dus ja, ik heb me eens goed laten gaan en veel plezier beleefd tijdens het maken van dit album.’

Toch liep dat niet van een leien dakje. Eerst moest Parker, op dat moment aan het werk in Malibu, op de loop voor de bosbranden in Californië, met enkel een laptop en een vintage basgitaar onder de arm. De rest van zijn materiaal, tienduizenden dollars waard, ging in vlammen op. Toen was er het huwelijk met zijn vriendin Sophie Lawrence. Daarna kreeg Justin Timberlake last van zijn stembanden, waardoor Tame Impala het headlinersslot op Coachella in de schoot geworpen kreeg. Daar haalde Parker met zijn liveband echt alles uit de kast, inclusief een gigantische lasershow, een soortement kleur en rook spuwende UFO in het dak van de bühne en driehonderd kilo confetti, in het zwerk geknald door achttien kanonnen – meer dan het Coachella-record van Beyoncé, een jaar eerder. ‘Een gigantische investering’, aldus Parker, ‘waar ik bovendien erg snel over heb moeten beslissen toen het aanbod van Coachella binnenkwam. We hebben er geen dollar aan overgehouden. Maar hey, in de festivalwereld is Coachella als een soort publiek sollicitatiegesprek en soms moet je gewoon meesurfen op het moment. Ook dát heb ik geleerd.’

'Ik kan best wel een teamplayer zijn, hoor. Maar niet met Tame Impala.'
‘Ik kan best wel een teamplayer zijn, hoor. Maar niet met Tame Impala.’

De show op Coachella was een succes, maar wie er deze zomer bij was op Pukkelpop zag de passage van Tame Impala – deels door de plenzende regen, maar ook door de geringe interesse bij het publiek – in het water vallen. Parker doet alsof zijn neus bloedt wanneer we Kiewit vermelden, maar een echte festivalact is Tame Impala voor hem sowieso niet. ‘Van alle verschillende werelden of contexten die ik kan bedenken waar je mijn muziek kunt beluisteren, iets wat ik constant doe wanneer ik in de studio zit, is een festivalweide er geen. Ik kan me wel voorstellen om in het publiek te staan bij een dj-set waarin Tame Impala gedraaid wordt, maar ik heb nog steeds moeite om mezelf als een soort van volksmenner te zien. Nooit, maar dan ook nooit denk ik: “Zal dit wel goed vallen bij zo’n mensenzee?” Maar wanneer we op festivals spelen, proberen we het zo goed mogelijk te doen. (glimlacht) Ik kan er ondertussen zelfs van genieten.’

‘De discografie van Parker lijkt op maat gemaakt van zowel een publiek van duizenden als voor een relaxte nacht alleen met een sfeervolle playlist’, schreef Vice eind vorig jaar in een uitgebreid exposé waarin het Tame Impala uitriep tot artiest van het voorbije decennium. Het is niet de grootste rockgroep, misschien zelf niet de beste, aldus dat magazine, maar met zijn muziek verklankt Parker wel als geen ander het door technologie gedreven gevoel van eenzaamheid en onthechting dat zo tekenend is voor millennials. ‘There’s a party in my head and no one is invited’, zoals hij zong in Solitude Is Bliss op Innerspeaker. Denkt hij er nog steeds zo over? ‘Eigenlijk wel, ja. Maar misschien niet meer in dezelfde mate als vroeger’, lacht Parker. ‘Ik ben niet meer zo sociaal incapabel als ik ooit was. In de periode waarin ik dat nummer schreef, zou ik niet in staat geweest zijn tot een gesprek als dit. Ik zat toen nog veel meer vast in mijn eigen wereldje. Waarom denk je dat ik me zo lang verstopt heb achter het concept van een groep? Maar ik ben klaar met me te verbergen.’

In de spotlights toch, voegt hij er snel aan toe. In de studio is en blijft Tame Impala een solo-onderneming, die alleen hij en hij alleen tot een goed einde kan schrijven, spelen, producen en mixen. ‘En dat gebeurt nog steeds met veel moeite, met lange nachten en vele maanden aanmodderen, herbeginnen en schaven. Ik moet de ideeën vrij in mijn hoofd kunnen laten botsen, zonder daarbij uit te leggen wat er gaande is. Het is één lang crescendo van werk en opofferingen. Ik kan bijvoorbeeld uren aan een stuk naar dezelfde beat luisteren terwijl er zich langzaam een melodie in mijn brein vormt. Als ik dat procedé verbaal zou moeten aftoetsen met iemand anders, zou ik blokkeren. Ik kan best wel een teamplayer zijn, hoor, maar niet met Tame Impala.’ Kevin Parker kan wel met Mark Ronson in de studio zitten – zoals hij deed voor Ronsons album Uptown Special (2015) – maar Mark Ronson zou niet met Tame Impala in de studio kunnen zitten? ‘Een heel goed voorbeeld’, knikt Parker instemmend.

Waarom denk je dat ik me zo lang heb verstopt achter het concept van een groep? Maar nu ben ik klaar met me te verbergen.

***

Voor zijn vorige album Currents, waarmee hij van rockoutsider naar speler in de pop promoveerde, liet Parker zich onder meer inspireren door de kristalheldere, gestroomlijnde sound van Fleetwood Mac in de seventies. In de aanloop naar The Slow Rush bepaalde vooral hiphop de soundtrack, wat hem aanspoorde om vrijer te experimenteren met verschillende ritmes. ‘Meer dan vroeger staan de ritmes centraal op dit album’, legt hij uit. ‘Niet alleen in de drums, trouwens: ze kunnen van elk instrument komen. De songs zijn meer dan ooit collages van geluiden, net als in de hiphop.’

Voor Parker zijn het de rappers die de artificiële muur tussen indie en pop, tussen alternatief en mainstream hebben gesloopt. ‘Travis Scott gebruikt in zijn track Skeletons een van mijn psychedelische jams om over te rappen, zoals Kendrick Lamar in Backwards deed met mijn Feels Like We Only Go Backwards. Dat zegt veel over de boeiende muziektijden waarin we leven. Popmuziek hoeft niet noodzakelijk nog als popmuziek te klinken, snap je? Het mag allemaal wat complexer. Anything goes. ‘

Dus krijgen we op The Slow Rush tracks als single Posthumous Forgiveness, een soortement r&b-jam die uitgroeit tot een spacerockballade waarin Parker in het reine komt met zijn overleden vader .‘Wanna tell you ‘bout the time / I was in Abbey Road / Or the time that I had / Mick Jagger on the phone’, zingt hij. Want niet alleen Mark Ronson, Lady Gaga en Kanye West weten hem te vinden, ook de Rolling Stones-zanger belde Kevin Parker op, voor een remix. ‘ “Hello, it’s Mick here”: zo ging het dus echt, hè’, vertelt hij lachend. ‘En wanneer Mick Jagger himself aan de lijn hangt, kun je onmogelijk neen zeggen.’ Zijn favoriete Stonesplaat? Aftermath (1966), het album waarop gitarist Brian Jones begon te experimenteren met geluiden uit de wereldmuziek én met psychedelische drugs.

'Ik wil deze plaat zeker niet promoten als drugsmuziek, maar voor mij persoonlijk helpt het wel om in the zone te komen.'
‘Ik wil deze plaat zeker niet promoten als drugsmuziek, maar voor mij persoonlijk helpt het wel om in the zone te komen.’© Neil Krug / GF

Zelf is Parker ook niet vies van een jointje of een portie magic mushrooms, zo liet hij al vaak verstaan. Verwijst The Slow Rush naar een drugstrip of is het een knipoog naar zijn langgerekte productieproces, zijn eeuwig durende crescendo? Zeker niet dat laatste, verzekert hij ons. ‘Al staat het mensen natuurlijk vrij om dat erin te lezen. And the drugs thing… Ik wil deze plaat zeker niet promoten als ‘drugsmuziek’, maar voor mij persoonlijk helpt het wel om in the zone te komen.’ Om te maken of te luisteren? ‘Beide zijn een optie. Maar ‘klinkt het goed wanneer je stoned bent?’ is wel een vakje dat ik wil afvinken vooraleer een plaat naar de drukpers vertrekt.’ Hij grijnst: ‘En ja, zoals altijd ben ik dan mijn eigen strengste proefkonijn.’

The Slow Rush

Uit op 14/02 via Interscope / Modular.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Kevin Parker

Geboren op 20 januari 1986 in Sydney, Australië.

Begint in 2007 in zijn slaapkamer als Tame Impala songs op te nemen.

Debuteert in 2010 met het album Innerspeaker, gevolgd door Lonerism (2012), Currents (2015) en nu The Slow Rush.

Heeft als muzikant en/of producer ook de hand in bands als Pond, Melody’s Echo Chamber en Canyons.

Werkt in 2015 met Mark Ronson aan verschillende songs op diens album Uptown Funk. Het duo producet samen Lady Gaga’s Perfect Illusion van haar album Joanne (2016).

Zat de voorbije jaren in de studio met Kanye West, Travis Scott, Kali Uchis en The Flaming Lips.

Populairste track op Spotify, met meer dan 460 miljoen streams: de funky breakup-song The Less I Know the Better uit Currents.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content