De comeback van Little Steven: ‘Springsteen was een knoeier, net als wij allemaal’

© BELGAIMAGE

Steve Van Zandt is acteur in The Sopranos en Lilyhammer, maar toch vooral de rechterhand van Bruce Springsteen. Tegenwoordig gaat hij als Little Steven de boer op met het bruisende Soulfire, zijn eerste plaat sinds 1999. ‘Als artiest kun je briljant én commercieel zijn.’

Van Zandt is dermate actief dat hij het begrip workaholic een nieuwe betekenis geeft. Als zanger, muzikant, songschrijver, producer, labelbaas, radiomaker, politiek activist, acteur, scriptwriter en regisseur kun je hem gerust een alleskunner noemen. Je vraagt je dan ook af of de man nog wel tijd vindt om te slapen.

‘Ik probeer het te redden met vier à vijf uurtjes per nacht’, lacht hij. ‘Maar ik heb dan ook geen baan waar ik me iedere dag naartoe moet slepen. Passie is de motor van alles wat ik doe. Jammer genoeg weet ik slechts een fractie van mijn plannen ten uitvoer te brengen. De meeste van mijn ideeën kosten namelijk geld en een tv-reeks of een documentaire gefinancierd krijgen is verdomd tijdrovend – ik krijg er een punthoofd van.’

De jongste twee decennia was je op heel wat terreinen actief, maar je laatste plaat als Little Steven is alweer negentien jaar oud. Was de muziek voor jou haar aantrekkingskracht kwijt?

LITTLE STEVEN: Mijn aandacht werd toevallig opgeslorpt door andere dingen. Daar heb ik nu wel een beetje spijt van, want ik heb het gevoel dat ik van nul moet herbeginnen. Weer een band aanvoeren, op zoek gaan naar een publiek, het is wennen. Ik wou dat ik mijn muziek niet zo lang had verwaarloosd, maar… You tend to get busy.

Toen ik bij The Sopranos terechtkwam en ontdekte dat ik kon acteren, was dat een totale verrassing voor mij. Ik bleek over een ruw talent te beschikken, alleen moest ik het nog ontwikkelen en daar was ik even zoet mee.

Born in the USA leverde zeven hits op, vond twintig miljoen kopers, maar we hebben ons nooit aan de markt aangepast.

Het acteren bracht op zijn beurt dan weer vanalles met zich mee. Ik schrijf voor televisie, bedenk soundtracks … Ik kan je zelfs met enige trots vertellen dat ik de laatste aflevering van Lilyhammer heb geregisseerd.

In essentie ben ik een verhalenverteller, denk ik. Ik heb nog nooit een plaat gemaakt die uit een losse verzameling liedjes bestond. Er is altijd een conceptueel verband. De aparte onderdelen wijzen per definitie naar iets groters. Als ik naar het ballet ga, wil ik niet zomaar wat scènes zien, maar iets met samenhang en een diepere betekenis. Geef mij maar Het zwanenmeer of De schone slaapster.

Tijdens je afwezigheid als soloartiest is de vluchtige wereld van de rockmuziek ingrijpend veranderend. Het publiek luistert niet langer naar lp’s of cd’s, maar zapt en streamt er op los. Voel je je niet stilaan een anachronisme?

LITTLE STEVEN: Pff, daar lig ik niet wakker van. Trendy ben ik toch al nooit geweest. Weet je wat het is? De eerste twee generaties van rock-‘n-rollartiesten gehoorzaamden nog aan de regels van de showbusiness. Toen de derde generatie, waar ik zelf ook toe behoor, ten tonele verscheen, was rock echter een levensstijl geworden. Daardoor hoefden wij geen rekening meer te houden met de verwachtingen van de maatschappij. Met de E Street band schreven we onze eigen regels.

Bruce was de eerste jaren niet bepaald een modieuze artiest. Zijn singles werden niet op de radio gedraaid, tot het tij plots begon te keren. Born in the USA leverde zeven hits op, vond twintig miljoen kopers, maar we hebben ons nooit aan de markt aangepast.

Zelf heb ik ook altijd mijn zin gedaan, mijn eigen wereldje geschapen. Toen ik met The Disciples of Soul begon, zei iedereen: soul is een vergeten genre, je band is veel te omvangrijk en blazers zijn uit de mode. Well, fuck that!

Zodra we van Ronald Reagan af waren, praatte in de VS geen enkele artiest meer over politiek, terwijl ik net vond dat er iets schortte aan ons buitenlandse beleid.

Zoals iedereen hoop ik natuurlijk dat de mensen mijn werk appreciëren en mijn platen kopen, maar het zal nooit mijn artistieke beslissingen beïnvloeden. Ik gehoorzaam enkel aan wat ik in mijn hoofd hoor.

Voorts ben ik nogal ouderwets: ik geloof nog altijd dat je als artiest briljant én commercieel kunt zijn. De muziek waar ik mee ben opgegroeid, uit wat ik de renaissance-periode van de rock-‘n-roll noem, was fantastisch. En toch verkocht ze als gek. Artiesten streefden grootsheid na en dat moet ook vandaag nog steeds het streefdoel zijn.

Op haar best is muziek toegankelijk, spiritueel en verheffend. Ze verruimt je bewustzijn, inspireert, motiveert, lokt reactie uit. De songs waar ik dezer dagen de hort mee opga, zijn ontstaan op het kruispunt van rock en soul. Een goedgevulde bankrekening zal ik er wellicht niet aan overhouden, maar ik geloof erin. Daarom wil ik ze aan zoveel mogelijk mensen te laten horen.

Je jongste werkstuk, Soulfire, is retrospectief van opzet: het is een terugkeer naar de sound die je tijdens de seventies ontwikkelde met Southside Johnny & The Asbury Jukes. Je hebt nu je eigen versies opgenomen van nummers die je schreef met Bruce Springsteen en Gary US Bonds. Beschouw je de cd als een muzikaal zelfportret?

LITTLE STEVEN: Jazeker. Ik had nog nooit een plaat gemaakt die iets zei over wie ik werkelijk ben en wil zijn. Op mijn 66ste is het er alsnog van gekomen. Ik beschik nu over veel meer zelfkennis dan, pakweg, dertig jaar geleden.

Op mijn vijf andere soloplaten was ik op zoek naar een eigen identiteit en die vond ik door politieke statements te maken. Zodra we van Ronald Reagan af waren, praatte in de VS geen enkele artiest meer over politiek, terwijl ik net vond dat er iets schortte aan ons buitenlandse beleid. De manier waarop onze regeringen samen heulden met corrupte dictators of broze democratieën ten gronde richtten, stond haaks op de Amerikaanse grondwet.

Dus werd ik een overtuigde activist. Ik ijverde zelfs voor een culturele boycot tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, omdat onze eigen gezagsdragers dat níet deden.

Heeft een artiest die toegang heeft tot de media de morele plicht ideologische standpunten in te nemen?

LITTLE STEVEN: Absoluut. Dat was zeker zo toen ik in 1982 mijn eerste soloplaat uitbracht. Vandaag is het minder nodig, omdat men in de VS, sinds de jongste presidentsverkiezingen, alleen nog over politiek praat. Maar een Donald Trump hoef je niet uit te leggen. Waar hij voor staat, is toch overduidelijk? Aan het slechte theater dat hij opvoert, merk je vanzelf hoe geschift hij wel is.

Toch ben ik niet het type dat alle waanzin aan Trump toeschrijft. De strapatsen van de man zijn een bedenkelijke vorm van entertainment, maar de media smullen ervan. Intussen verwaarlozen ze het échte probleem: de Republikeinse partij, die lui als Trump mogelijk heeft gemaakt.

Ik wil de zaken zeker niet dramatiseren, maar de Amerikaanse samenleving is vandaag dermate verdeeld dat we op de rand van een burgeroorlog staan.

Ik wil de zaken zeker niet dramatiseren, maar de Amerikaanse samenleving is vandaag dermate verdeeld dat we op de rand van een burgeroorlog staan. De stugge manier waarop de Republikeinen ecologische problemen ontkennen en vrouwen en holebi’s blijven discrimineren, is dan ook stuitend.

Sinds Reagan is het Witte Huis overgenomen door religieuze extremisten en dat voel je aan het gevoerde beleid. De scheiding tussen kerk en staat komt iedere dag een beetje méér op de helling te staan. Intussen leutert iedereen maar over de vraag of Trump al of niet mensen heeft afgeluisterd of zoete broodjes heeft gebakken met Poetin. Ik hoor zoveel politieke nonsens dat ik het een verademing vind het op mijn nieuwe plaat eens níet over politiek te hebben.

Met zijn mix van stijlen als doowop, r&b, blaxploitation soul en de soundtracks van Morricone, verwijst Soulfire naar het Gouden Tijdperk van de popmuziek. Heb je heimwee naar de periode waarin spontane creativiteit en vakmanschap nog vanzelfsprekend waren in de muzieksector?

LITTLE STEVEN: Ambacht blijft het sleutelwoord. Ik ben er trots op dat The Disciples of Soul zoveel verschillende genres beheersen zonder dat het schizofreen gaat klinken. Die organische samensmelting is louter het resultaat van ervaring. Met Soulfire zeg ik: dít zijn mijn roots, dít is waar ik vandaan kom.

Je hebt altijd een boon gehad voor muzikale pioniers. Op je nieuwe cd cover je James Brown en Etta James, als producer van Southside Johnny haalde je oude gloriën als Ronnie Spector, Lee Dorsey, The Drifters en The Coasters uit de schaduw en ook Gary US Bonds en Darlene Love hadden later hun comeback aan jou te danken. Wat maakt de muziek van die artiesten zo tijdloos?

LITTLE STEVEN: Hun vakmanschap is nooit meer geëvenaard. Tijdens de vroege sixties moest je gewoon goed zijn. Maakte je een fout in de studio, dan moest je opnieuw beginnen. Sjoemelen was uit den boze. In die dagen was er nog geen sprake van autotuning.

Met de digitale technologie kun je tegenwoordig ieder foutje wegmoffelen, maar zo kweek je luie artiesten. Zelfs op hun oude dag klinken veel van die vintage-zangers nog voortreffelijk. Welnu, ik wil dat de wereld dat weet. Het is toch ironisch dat The Beatles, door hun succes, zoveel van hun helden werkloos hebben gemaakt? De Britse invasie heeft destijds veel toptalenten van de kaart geveegd.

Steven Van Zandt (rechts) op het podium met Bruce Springsteen.
Steven Van Zandt (rechts) op het podium met Bruce Springsteen. © Alex Vanhee

Popmuziek maakte destijds deel uit van de jeugdcultuur. De helden van toen zijn vandaag de zeventig al voorbij.

LITTLE STEVEN: Net daarom is het zo tragisch dat die vroege rock-n-rollers zo werden genaaid, financieel én artistiek. Alles was nieuw, er waren geen voorbeelden op wie ze terug konden vallen en ze hadden nauwelijks controle over hun carrière.

Dat mijn generatie beter stand wist te houden, dankt ze vooral aan de fouten die de vorige heeft gemaakt. Enige dankbaarheid is dus op zijn plaats. Daarom ben ik destijds mijn eigen radioshow begonnen: ik wilde er zorg voor te dragen dat een jong publiek al die oude, baanbrekende muziek zou ontdekken. Mijn programma is zowat het enige in de VS waar je vandaag nog Little Richard hoort.

Op de drempel van de seventies behoorde je, samen met Springsteen en Southside Johnny, tot de grondleggers van de Jersey Shore sound. Was het voor jou toen al duidelijk dat The Boss een fenomeen zou worden?

LITTLE STEVEN: O nee! We waren gewoon een vriendenclubje dat regelmatig samen kwam in de Upstage Rock Club. We konden er met gelijkgestemde tieners rondhangen van acht uur ’s avonds tot vijf uur ’s ochtends, want doordat er geen alcohol werd geschonken, was er geen leeftijdslimiet. Niemand van ons was toen al echt bedreven, maar we beschikten er over een podium, waar we, in wisselende combinaties, naar hartenlust konden jammen. We leerden er ván en mét elkaar en dat was van onschatbare waarde. Hoe ga je om met andere muzikanten? Hoe lok je het publiek uit zijn tent?

Om de haverklap speelden we in een ander bandje. De ene keer grossierden we in country, de andere in psychedelische rock. Het was een leerschool, een laboratorium, vergelijkbaar met het legendarische CBGB’s in New York.

Dat mijn generatie beter stand wist te houden, dankt ze vooral aan de fouten die de vorige heeft gemaakt. Enige dankbaarheid is dus op zijn plaats.

Is uit die scene de E Street Band ontstaan?

LITTLE STEVEN: Precies, al was het aanvankelijk meer een los-vast collectief dan een echte groep. In die pre-discotijden waren rock-‘n-roll bands -en dat gold net zo goed voor The Beatles en The Stones- vooral dance bands. Het kwam er op aan de toeschouwers uit hun zitjes te krijgen.

Dat veranderde pas toen de drugscultuur ingang vond en men naar muziek begon te luisteren in plaats van erop te dansen. Het begin van het einde! (grijnst) Maar bij ons regeerde de beat. Dát is waar de E Street Band live zoveel energie uit put.

Hoe verklaar je de chemie tussen Springsteen en de groep?

LITTLE STEVEN: We zijn als familie voor elkaar. We delen dezelfde achtergrond, dezelfde smaak, dezelfde filosofie, we zijn als bloedbroeders. Wanneer de combinatie goed zit, ontstaat er iets magisch.

Dat is het grote verschil tussen popsterren en rockbands. Rockers streven naar een gezamenlijk doel. Ze vormen een gemeenschap die iets communiceert naar en deelt mét een andere gemeenschap. Popsterren staan in de schijnwerpers met een air van Kijk naar mij, hier ben ik. Bij hen gaat het niet om participatie, maar om observatie.

Ik wil álles blijven doen. Wat zeg ik? Ik wil méér dan alles blijven doen.

Toen je in 1999, na vijftien jaar afwezigheid, terugkeerde naar de E Street Band, moest je plots de gitaarpartijen delen met Nils Lofgren. Zorgde dat voor een andere dynamiek in de groep?

LITTLE STEVEN: Minder dan je zou denken. Ik ben al vijftig jaar met Bruce bevriend, en in onze relatie gaat het er niet om wie de meeste solo’s speelt. Mijn functie in het geheel is ervoor te zorgen dat de groove lekker zit. Vroeger steunde alles op de interactie tussen Bruce, saxofonist Clarence Clemons en mij. Maar Clarence is niet meer onder ons en hij valt niet te vervangen. Dat verandert de dingen sowieso.

De E Street Band is vandaag groter dan ooit: ieder jaar komt er nog méér volk opdagen. De platenindustrie mag dan dood en begraven zijn, de concertindustrie floreert als nooit tevoren. Ik geniet van ieder moment dat ik in de schijnwerpers sta, als muzikant of acteur, maar de meeste voldoening beleef ik aan mijn werk achter de schermen. Iets creëren dat voordien nog niet bestond – dát is wat mijn hart sneller doet kloppen.

Na een veel te lange winterslaap is je alter ego Little Steven weer ontwaakt. Krijgt je eigen muziek vanaf nu weer prioriteit?

LITTLE STEVEN: Voortaan zijn de wintermaanden gereserveerd voor mijn televisiewerk en de zomers voor The Disciples of Soul, tenzij er een tournee van Bruce in de steigers staat. Maar ik weet nu beter hoe ik al mijn interesses kan combineren. Ik hoef het ene niet op te geven voor het andere. Ik wil álles blijven doen. Wat zeg ik? Ik wil méér dan alles blijven doen.

Soulfire van Little Steven & The Disciples of Soul is uit bij Universal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content